ECLI:NL:RBLIM:2018:6000

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
03/661186-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige dochter met voorwaardelijke gevangenisstraf en behandeling

Op 26 juni 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontucht met zijn dertienjarige dochter. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.J.M. Drykoningen, werd beschuldigd van meermalen ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 12 juni 2018, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft voldoende bewijs gepresenteerd, waaronder verklaringen van de dochter en getuigen, die de beschuldigingen ondersteunden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit, maar erkende dat er ontuchtige handelingen hadden plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het seksueel binnendringen, maar dat de verdachte wel schuldig was aan andere ontuchtige handelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich ambulant te laten behandelen en een leefstijltraining te volgen. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de feiten, maar ook met het blanco strafblad van de verdachte en de lage kans op recidive. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger, vorderde een schadevergoeding van € 13.150,00, maar de rechtbank kende een bedrag van € 5.000,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661186-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.J.M. Drykoningen, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 juni 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dertienjarige dochter, bestaand uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, dan wel dat hij meermalen ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Aangeefster heeft consistente en duidelijke verklaringen afgelegd. Er is voldoende steunbewijs voor haar verklaringen dat de verdachte haar lichaam seksueel is binnengedrongen. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de verklaringen van de moeder en de vriendin van aangeefster, de verklaring van haar onderwijzeres en het spontaan door aangeefster opgestelde lijstje van ontuchtige handelingen door de verdachte. Ten slotte wijst de officier van justitie op de deels bekennende verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ter zake van het primaire feit heeft de raadsman de vrijspraak van de verdachte bepleit. Hij heeft dienaangaande aangevoerd dat de verdachte heeft erkend enkele ontuchtige handelingen te hebben verricht. De verdachte heeft echter ontkend dat hij het lichaam van zijn dochter seksueel is binnengedrongen. Alle bewijs daarvoor is afkomstig van één enkele bron, te weten de verklaringen van aangeefster. Om deze reden is er onvoldoende wettig bewijs voor het primair tenlastegelegde feit. Ter zake van het subsidiaire feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ontuchtige handelingen anders dan genoemd onder het zesde gedachtestreepje.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 23 juli 2016 heeft er een informatief gesprek zeden plaatsgevonden met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum] . Voorafgaand aan het verhoor werd bekend dat [slachtoffer] PDD NOS en een IQ van 89 heeft. [slachtoffer] heeft verklaard dat haar vader, zijnde verdachte, onder haar kleding heeft gezeten. Dit gebeurde meestal in haar kamer in de woning van haar vader. Volgens [slachtoffer] gebeurde dit al zeker twee maanden en is het begonnen nadat zij in februari 2016 13 jaar was geworden. Het gebeurde ieder weekend dat zij bij haar vader was. Dit was om de twee weken. Volgens [slachtoffer] heeft haar vader haar aan haar oren, nek en borsten gelikt en aan haar tepels gezogen. Hij deed vaker zijn hand onder haar t-shirt en kwam dan met zijn handen aan haar blote borsten. Haar vader deed dan haar beha omlaag of deed deze open. [2]
Op 3 augustus 2016 heeft [slachtoffer] vervolgens aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader. Zij heeft verklaard dat het misbruik tot vier weken geleden is gebeurd en dat het elke keer gebeurde als zij bij hem was. Haar vader begon aan haar te zitten, aan haar geslachtsdeel en haar hele lichaam. Hij deed dat over de kleding en eronder. Hij kneep daarbij in haar borsten en wreef over haar geslachtsdeel. Hij trok haar truitje omhoog en zat dan aan haar borsten. Hij maakte ook haar beha los en haalde haar borsten eruit en ging er dan aan zuigen of likken. Hij heeft haar geslachtsdeel niet onder haar kleding aangeraakt. Hij heeft haar ook gezoend. [3]
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft op 17 september 2016 een verklaring afgelegd. [getuige 1] heeft verklaard dat zij een vriendin van [slachtoffer] was en dat zij elkaar kennen sinds groep 6 van de basisschool. Na de eindcito in april 2016 heeft [slachtoffer] haar als allereerste verteld dat ze door haar vader werd aangeraakt. [slachtoffer] heeft haar later verteld dat haar vader aan haar borsten zat. [slachtoffer] heeft ook verteld dat haar vader in haar borsten en billen kneep en haar op het bed gooide. [4]
Getuige [getuige 2] heeft op 18 september 2016 verklaard dat zij de leerkracht is van [slachtoffer] . Op 18 juli 2016 heeft zij in de klas een film over kindermishandeling, waaronder ook seksueel misbruik, getoond. Naar aanleiding van deze film vertelde [slachtoffer] dat haar vader vervelende dingen met haar deed die ze niet prettig vond. [slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat haar vader haar op schoot trok en aan haar zat. Volgens [slachtoffer] pakte hij haar borsten vast en zoog hij aan haar tepels door het t-shirt heen. Hij kuste en likte haar nek en oren. Volgens [slachtoffer] heeft hij ook met zijn vingers aan haar vagina gezeten. Dit gebeurde volgens [slachtoffer] al 2 maanden. [5]
Op 20 maart 2018 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] heeft betast. Hij heeft over haar vagina gewreven, terwijl zij nog haar kleren aan had. Hij heeft ook onder haar kleding over haar borsten gewreven. Volgens de verdachte heeft hij haar nek en haar oren gekust. Dit misbruik vond plaats in de woning van de verdachte in [woonplaats 1] en het vond plaats in de weekenden als [slachtoffer] bij de verdachte was. De verdachte heeft de billen en borsten van [slachtoffer] betast en over haar vagina gestreken. [6] Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij over haar borsten en vagina heeft gewreven. Hij ging met zijn hand in haar broek om over haar vagina te wrijven, maar ging daarbij niet met zijn hand in haar onderbroek. [slachtoffer] kwam wel eens bij hem op schoot zitten en hij legde dan zijn hand onder haar t-shirt op haar borst. Volgens de verdachte is het misbruik rond maart of april 2016 begonnen. De verdachte heeft tenslotte verklaard dat hij veelal onder de invloed van alcohol verkeerde ten tijde van het misbruik. [7]
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank dient in de eerste plaats de vraag te beantwoorden of de verdachte het lichaam van zijn destijds dertienjarige dochter [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen. [slachtoffer] heeft hierover verklaard tijdens haar aangifte op 3 augustus 2016 en haar nader verhoor op 13 augustus 2016. Volgens [slachtoffer] heeft haar vader haar onder meer gevingerd en getongzoend. Tijdens de aangifte is een handgeschreven briefje overgelegd, waarop [slachtoffer] een opsomming heeft geschreven van de door haar vader verrichte ontuchtige handelingen. Het vingeren en tongzoenen staan hierop eveneens vermeld. Ook de moeder en stiefvader van [slachtoffer] hebben verklaard dat [slachtoffer] hen heeft verteld dat de verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen. De verdachte heeft dit echter ontkend.
[slachtoffer] heeft als eerste op school aan haar klasgenootje [getuige 1] en getuige [getuige 2] verteld welke ontuchtige handelingen de verdachte jegens haar heeft gepleegd. [getuige 1] en getuige [getuige 2] zijn objectieve getuigen, die als eersten kennis hebben genomen van de verklaring van [slachtoffer] . Tegen [getuige 1] heeft [slachtoffer] niets gezegd over vingeren of tongzoenen en ten overstaan van getuige [getuige 2] heeft [slachtoffer] desgevraagd nadrukkelijk aangegeven dat haar vader niet in haar vagina is geweest. Hoewel in het handgeschreven briefje (opgemaakt de avond vóór de aangifte door [slachtoffer] ) wel wordt gerept over het seksueel binnendringen en ook de moeder en stiefvader van [slachtoffer] hebben verklaard dat zij dit – echter pas in tweede instantie – van [slachtoffer] hebben vernomen, kan de rechtbank deze processtukken niet als objectief steunbewijs aanmerken, nu deze allen gestoeld zijn op dezelfde bron van wetenschap, te weten [slachtoffer] . De rechtbank moet dan ook constateren dat er voor de verklaring van [slachtoffer] omtrent het seksueel binnendringen van haar lichaam onvoldoende objectief steunbewijs in het procesdossier voorhanden is. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat er wel voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [slachtoffer] heeft gezoend, haar (boven)kleding omhoog heeft getrokken, zijn hand in de broek van [slachtoffer] heeft gebracht, aan haar borsten, oren en in de nek heeft gelikt en/of gezogen én dat hij billen, borsten en vagina heeft betast. [slachtoffer] heeft vanaf het eerste informatieve gesprek verklaard dat de verdachte deze ontuchtige handelingen heeft gepleegd en de verdachte heeft deze ook erkend. Ook de verklaringen van [getuige 1] en getuige [getuige 2] (de juffrouw van [slachtoffer] ) ondersteunen dit. Deze ontuchtige gedragingen zal de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verklaren onder het subsidiair tenlastegelegde feit. Voor de overige ontuchtige handelingen geldt eveneens hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen omtrent het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Ook daarvan zal de rechtbank de verdachte onder het subsidiaire feit partieel vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 maart 2016 tot en met 15 juli 2016 te Neer, meermalen, met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen van die [slachtoffer] en
- omhoog trekken van de (boven)kleding van die [slachtoffer] en
- brengen van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] en
- likken en/of zuigen aan de borsten en een oor en in de nek van die [slachtoffer] en
- betasten en/of strelen van en/of wrijven over en/of knijpen in de billen en de borsten en de vagina van die [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De GZ-psycholoog (supervisor) M.M.F. van Casteren en GZ-psycholoog-psychotherapeut L.H.M. Gelissen hebben over de geestvermogens van de verdachte op 8 mei 2018 een rapport uitgebracht, waarin zij onder meer het navolgende hebben verklaard -zakelijk weergegeven-:
  • Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Betrokkene functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol.
  • Ook ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau en een stoornis in het alcoholgebruik.
  • De stoornis in het gebruik van alcohol beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
  • De beperkte sociale vaardigheden en de beperkte mogelijkheden om problemen te overzien, op te lossen en spanningen te reguleren werkten alcoholgebruik in de hand hetgeen faciliterend is geweest bij de totstandkoming van het tenlastegelegde. Betrokkene is echter op de hoogte van het ontremmende effect van alcohol op zijn gedrag. Hij heeft gehandeld vanuit eigen behoeftebevrediging en is voorbij gegaan aan de rechten en behoeften van zijn dochter. Hij heeft tussen de bezoeken van zijn dochter door tijd gehad om tot inkeer te komen, maar is zijn gedrag voor zichzelf blijven goedpraten en is ermee doorgegaan ondanks zijn besef van het wederrechtelijke van zijn handelen.
  • Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De belangrijkste risicofactoren liggen in de beperkte probleemoplossingsvaardigheden en de neiging om ontspanning te zoeken in alcoholgebruik.
  • Rapporteurs bevelen een systeemgerichte behandeling voor plegers van seksuele delicten binnen het gezin aan, zoals een CLAS behandeling. Bij voorkeur wordt het voorheen gestarte traject weer opgepakt. Daarnaast wordt verwijzing naar de verslavingsreclassering geadviseerd om een leefstijltraining te volgen gericht op het omgaan met alcohol, het monitoren van alcoholgebruik en het vinden van andere bronnen van ontspanning. Daarnaast is het van belang dat betrokkene hulp krijgt bij het op orde krijgen van zijn financiën om op die manier stress te verlagen.
  • Behandeling kan plaatsvinden binnen het kader van de bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies d.d. 7 juni 2018. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ter zake van de straftoemeting bij seksueel misbruik van kinderen, de frequentie en duur van het seksueel misbruik, de afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en zijn minderjarige dochter, het feit dat het misbruik plaatsvond in de woning van het slachtoffer, de omstandigheid dat het slachtoffer een bijzondere kwetsbaarheid had, alsook met het tijdsverloop in deze zaak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging van een taakstraf bepleit in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd in haar advies d.d. 7 juni 2018. De raadsman heeft in dit verband gewezen op het blanco strafblad van de verdachte, diens coöperatieve houding, diens persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop in onderhavige zaak. De recidivekans wordt voorts ingeschat als laag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft bij zijn kwetsbare 13-jarige dochter ontuchtige handelingen verricht. Binnen een tijdsbestek van enkele maanden heeft hij dat verschillende keren gedaan. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn affectieve relatie met zijn dochter en het vertrouwen dat zijn dochter in hem stelde. Hij heeft zich daarnaast niets gelegen laten liggen aan de eis van absolute veiligheid die een ouderlijke woning een minderjarig kind dient te bieden. Door zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijk integriteit van zijn dochter geschonden. Naar algemene ervaringsregels kan dergelijk misbruik grote en langdurige (psychische) gevolgen veroorzaken, voor zowel slachtoffers, als ook voor hun omgeving. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich bewust was van de laakbaarheid van zijn handelen en de ontremmende effecten van alcohol op zijn gedrag, maar dat dit hem er niet van heeft weerhouden om zijn dochter seksueel te misbruiken. Ter terechtzitting heeft de verdachte tenslotte weinig berouw getoond en weinig zorgen getoond over de (mogelijke) effecten die zijn handelen op zijn dochter zullen hebben.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting wel rekening met het tijdsverloop tussen het moment dat aangifte werd gedaan en het moment dat de zaak ter terechtzitting is behandeld. Ook is aan de rechtbank gebleken dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Desondanks brengt de aard en de ernst van de feiten met zich dat aan de verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verbinden dat de verdachte zich bij de reclassering meldt en dat de verdachte zijn gedrag richt naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook indien deze aanwijzing inhoudt dat verdachte een meldplicht, een leefstijltraining gericht op het gebruik van middelen en een verplichte ambulante behandeling bij CLAS (Rubicon) of soortgelijke ambulante (forensische) zorg gericht op het zedendelict.
De rechtbank zal ten slotte de proeftijd stellen op drie jaren. De rechtbank acht deze termijn geboden vanwege de aard van de onderhavige delicten en de mogelijke duur van de ambulante psychiatrische behandeling van de verdachte.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden voornoemd, passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger [naam wettelijke vertegenwoordiger] , vordert een schadevergoeding van € 13.150,00 aan immateriële schade ter zake van het tenlastegelegde feit, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de ter onderbouwing van de vordering door de benadeelde partij aangevoerde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met onderhavige casus. De vordering is thans onvoldoende onderbouwd met rapportages over de gevolgen van de ontucht voor het slachtoffer. Nader onderzoek dienaangaande zou het strafproces onevenredig belasten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer] door het hiervoor bewezenverklaarde strafbare subsidiaire feit rechtstreeks schade is toegebracht. De door de benadeelde partij aangevoerde casus uit de Smartengeldgids acht de rechtbank echter niet vergelijkbaar met het bewezenverklaarde feit. Bovendien is het door de benadeelde partij ter onderbouwing van de vordering overgelegde rapport opgesteld vóór de bewezenverklaarde periode. Nu algemene ervaringsregels evenwel leren dat seksueel misbruik verstrekkende en langdurige gevolgen voor een slachtoffer kan hebben, acht de rechtbank de vordering wel gedeeltelijk toewijsbaar. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,00. Het meer gevorderde zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

  • veroordeelt de verdachte voor het subsidiaire feit tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet melden bij de GGZ reclassering (VvGi) te Roermond op telefoonnummer (0475-786730), waarna de veroordeelde zich moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zijn medewerking dient te verlenen aan een leefstijltraining dan wel een gelijkende training/behandeling, gericht op gebruik middelen, indien de reclassering dit tijdens het toezicht indiceert;
wordt verplicht om zich te laten behandelen voor het zedendelict bij CLAS (Rubicon) of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 15 juli 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 5.000,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 15 juli 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter,
mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. J.M.G. Gunsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2018.
Buiten staat
mr. J.M.G. Gunsing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 15 juli 2016 te
[woonplaats 1] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum]
, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren
had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij
in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 15 juli 2016 te
[woonplaats 1] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- omhoog trekken van de (boven)kleding van die [slachtoffer] en/of open maken van de
bh van die [slachtoffer] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de broek en/of de onderbroek van
die [slachtoffer] en/of
- uit elkaar duwen van de benen van die [slachtoffer] en/of
- likken en/of zuigen aan de borsten en/of een oor en/of in de nek van die
[slachtoffer] en/of
- betasten en/of strelen van en/of wrijven over en/of knijpen in de billen
en/of de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- duwen van zijn, verdachtes, penis op/tegen de billen en/of de vagina,
althans het (onder)lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) met zijn,
verdachtes, penis maken van op en neer gaande beweging(en) tegen de billen
en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- ontbloten van zijn, verdachtes, penis in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- zich aftrekken en/of ejaculeren in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken van een hand van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) brengen en/of
bewegen van de hand van die [slachtoffer] naar en/of in de richting van zijn,
verdachtes, penis;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, Divisie regionale recherche, afdeling Zeden, proces-verbaalnummer 2016132229, gesloten d.d. 15 december 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 69.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 23 juli 2016, pagina 10 tot en met 15.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 3 augustus 2016, pagina 16 tot en met 28.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 17 september 2016, pagina 48 tot en met 51.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 september 2016, pagina 52 tot en met 56.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2018, zonder doornummering.
7.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2018.