ECLI:NL:RBLIM:2018:7039

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
7009157 cv expl 18-3992
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over overtreding van concurrentie- en relatiebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 juli 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen de eisende partij, en een gedaagde partij die in dienst was bij een nieuwe werkgever. De eisende partij vorderde onder andere dat de gedaagde partij zijn werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe werkgever zou staken, omdat hij volgens hen het concurrentiebeding had overtreden. De gedaagde partij was per 1 december 2017 in dienst getreden bij de nieuwe werkgever, terwijl zijn dienstverband bij de eisende partij op 1 december 2017 was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij inderdaad het concurrentiebeding had overtreden, omdat hij werkzaamheden verrichtte binnen de straal van 80 kilometer rond de vestigingsplaats van de eisende partij. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van een boete van € 5.600,00 toe, omdat de gedaagde partij gedurende dertien dagen in strijd met het concurrentiebeding had gehandeld. De vordering tot betaling van boetes wegens overtreding van het relatiebeding werd afgewezen, omdat het relatiebeding inmiddels was verlopen. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van de eisende partij en dat de gedaagde partij moest worden veroordeeld tot het staken van zijn werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe werkgever. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7009157 \ CV EXPL 18-3992
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 23 juli 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
verder te noemen [eisende partij] ,
gemachtigde DAS Rechtsbijstand,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [woonplaats gedaagde partij] ,
gemachtigde mr. M.J.M. Jansen-van Beek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 15 producties;
  • de door [woonplaats gedaagde partij] op 5 juli 2018 in het geding gebrachte producties 1 t/m 7;
  • de door [eisende partij] op 6 juli 2018 in het geding gebrachte productie 16;
  • de door [woonplaats gedaagde partij] op 9 juli 2018 in het geding gebrachte producties 8 t/m 11
- de op 9 juli 2018 gehouden mondelinge behandeling;
- de door mr. Jansen-van Beek overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[woonplaats gedaagde partij] is per 1 september 2006 bij [eisende partij] in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van ICT Technicus. Per 1 december 2017 is het dienstverband geëindigd.
2.2.
Onderdeel van de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding (artikel 14), een relatiebeding (artikel 15) en een boetebeding (artikel 17). Deze luiden:
“Artikel 14: Non-concurrentiebeding
Het is Werknemer verboden zonder schriftelijke toestemming van Werkgever gedurende één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst binnen het dagelijkse werkgebied van werkgever, zijnde een straal van 80 kilometer rond [vestigingsplaats eisende partij] , direct of indirect werkzaam te zijn, betrokken te zijn, onderzoek te verrichten of een financieel belang te hebben bij, dan wel advies te geven of diensten te verlenen of (neven)werkzaamheden aan een onderneming of instelling die werkzaamheden verricht, adviezen geeft en/of diensten verleent, soortgelijk of aanverwant aan de activiteiten van Werkgever.”
“Artikel 15: Relatiebeding
Het is Werknemer evenmin toegestaan om gedurende een periode van zes maanden na beëindiging van het dienstverband op enige wijze zakelijke betrekkingen aan te gaan of te onderhouden met relaties van Werkgever, behoudens de voorafgaande schriftelijk toestemming van Werkgever.”
“Artikel 17: Boetebeding
Bij overtreding van het in de artikelen 11 tot en met 16 bepaalde verbeurt de Werknemer aan de Werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 3.000 (zegge: drieduizend euro) per overtreding van € 200 (zegge: tweehonderd euro) voor elke dag dat de overtreding voortduurt, zonder dat de Werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de Werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft.”
2.3.
[woonplaats gedaagde partij] is per 1 december 2017 in dienst getreden bij [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] B.V.
2.4.
[eisende partij] heeft een onderzoek gelast naar de aanwezigheid van [woonplaats gedaagde partij] bij [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] B.V. RBZ Recherche heeft het onderzoek verricht. Uit het onderzoeksrapport kan worden afgeleid dat op 13 momenten (dagen) is geobserveerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert veroordeling van [woonplaats gedaagde partij]
Primair
I. om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis de werkzaamheden ten behoeve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] B.V. te staken alsmede gestaakt te houden gedurende de resterende looptijd van het overeengekomen non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of per deel van een dag dat [woonplaats gedaagde partij] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
II. tot betaling aan [woonplaats gedaagde partij] van de verbeurde contractuele boete wegens overtreding van het non-concurrentiebeding tot een bedrag van € 40.600,00, dan wel een redelijk voorschot hieromtrent, vermeerderd met € 500,00 per dag voor elke dag dat de overtreding van het non-concurrentiebeding vanaf 1 juli 2018 voortduurt.
Subsidiair
III. om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis de werkzaamheden ten behoeve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] te staken alsmede gestaakt te houden gedurende de looptijd van het overeengekomen non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of per deel van een dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
IV. tot betaling aan [woonplaats gedaagde partij] (voor zover noodzakelijk een voorschot) van de verbeurde contractuele boete wegens overtreding van het non-concurrentiebeding tot een bedrag van € 5.600,00 dan wel een redelijk voorschot hieromtrent, vermeerderd met € 500,00 per dag voor elke dag dat de overtreding van het non-concurrentiebeding vanaf 1 juli 2018 voortduurt.
Primair en subsidiair
V. tot onverkorte nakoming van het non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of per deel van een dag dat [woonplaats gedaagde partij] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
VI. tot onverkorte nakoming van het relatiebeding als bedoeld in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of per deel van een dag dat [woonplaats gedaagde partij] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
VII. tot betaling aan [woonplaats gedaagde partij] van de verbeurde contractuele boetes wegens overtreding van het relatiebeding tot een bedrag van € 6.400,00, dan wel een redelijk voorschot hieromtrent, vermeerderd met € 500,00 per dag voor elke dag dat de overtreding van het relatiebeding vanaf 1 juli 2018 voortduurt;
VIII. [woonplaats gedaagde partij] te veroordelen tot betaling aan [eisende partij] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemd bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
IX. [woonplaats gedaagde partij] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag de overtreding door [woonplaats gedaagde partij] van het non-concurrentie- en relatiebeding.
Hoewel [woonplaats gedaagde partij] volgens de arbeidsovereenkomst in dienst is getreden bij [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] BV. verricht hij zijn werkzaamheden bij [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV. [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV is gelegen binnen een straal van 80 kilometer rond [vestigingsplaats eisende partij] , waardoor [woonplaats gedaagde partij] het non-concurrentiebeding overtreedt.
Daarnaast heeft [eisende partij] moeten vaststellen dat [woonplaats gedaagde partij] zakelijk contact onderhoudt dan wel heeft onderhouden met ten minste twee relaties van [eisende partij] , zijnde Help IT en Sekisui.
3.3.
[woonplaats gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat hij niet werkzaam is voor of ten behoeve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV. Hij parkeert zijn eigen auto bij [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV om vervolgens met een bedrijfswagen verder zijn weg te vervolgen. Ook verricht hij een enkele keer in [2e locatie nieuwe werkgever gedaagde partij] voorbereidende werkzaamheden voor zijn projecten van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] BV.
[woonplaats gedaagde partij] betwist tevens het relatiebeding te hebben geschonden. [woonplaats gedaagde partij] is in het kader van zijn inwerken samen met een collega naar Help IT gegaan om te zien hoe binnen [nieuwe werkgever gedaagde partij] presentaties worden gegeven. [woonplaats gedaagde partij] was er niet mee bekend dat Help IT een relatie van [eisende partij] is. Sekusui is ook een klant van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV, die door een collega wordt bediend. Dat de naam van [woonplaats gedaagde partij] boven de e-mail staat berust op een misverstand.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] voldoende spoedeisend belang bij het (merendeel van het) gevorderde heeft.
4.2.
In deze voorlopige voorziening moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of de vordering van [eisende partij] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop, toewijzing, mede gelet op de wederzijdse belangen reeds nu gerechtvaardigd is.
4.3.
[eisende partij] vordert onder II., IV. en VII. gedaagde te veroordelen tot betaling aan gedaagde. Naar het oordeel van de kantonrechter is hier sprake van een kennelijke verschrijving, zodat zal worden gelezen [woonplaats gedaagde partij] te veroordelen tot betaling aan [eisende partij] .
4.4.
Primair onder I. vordert [eisende partij] [woonplaats gedaagde partij] te veroordelen zijn werkzaamheden ten behoeve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] BV te staken.
Met de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] BV buiten een straal van 80 kilometer rond [vestigingsplaats eisende partij] , handelt [woonplaats gedaagde partij] niet in strijd met het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding. Het primair onder I. gevorderde dient derhalve te worden afgewezen.
4.5.
Primair onder II. vordert [eisende partij] betaling van de verbeurde contractuele boetes tot een bedrag van € 40.600,00, dan wel een redelijk voorschot.
Zoals de kantonrechter begrijpt ziet deze vordering op overtreding van het non-concurrentiebeding aangaande [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] BV (vordering primair onder I). Nu wordt geoordeeld dat [woonplaats gedaagde partij] met de uitvoering van werkzaamheden voor [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] BV niet handelt in strijd met het non-concurrentiebeding, verbeurt hij ook geen boetes. De vordering onder primair II zal daarom worden afgewezen.
4.6.
Subsidiair onder III. en IV. vordert [eisende partij] [woonplaats gedaagde partij] te veroordelen zijn werkzaamheden ten behoeve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV te staken en de verbeurde boetes te betalen.
Allereerst dient te worden vastgesteld of [woonplaats gedaagde partij] heeft gehandeld in strijd met het non-concurrentiebeding en of boetes zijn verbeurd.
Ter onderbouwing van haar stelling dat gedaagde heeft gehandeld in strijd met het non-concurrentiebeding brengt [eisende partij] een onderzoeksrapport van RBZ Recherche in het geding.
Uit het rapport kan worden afgeleid dat sprake is geweest van dertien observaties op dertien verschillende dagen. Observaties die telkens 1 tot 2 uur hebben geduurd en die op verschillende tijdstippen zijn uitgevoerd. Tijdens alle observaties is [woonplaats gedaagde partij] gezien ten bedrijve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV.
Het verweer dat [woonplaats gedaagde partij] enkel zijn auto bij [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV parkeert wordt verworpen. Zoals gesteld hebben de observaties telkens 1 tot 2 uur geduurd op variërende tijdstippen op een dag. Van enkel parkeren kan dan ook geen sprake zijn.
Ook het verweer dat [woonplaats gedaagde partij] gedurende zijn aanwezigheid op de locatie Veldhoven, enkel voorbereidende werkzaamheden verrichtte voor zijn projecten/opdrachten van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij] BV wordt verworpen. Dit is niet nader onderbouwd en voorts niet controleerbaar. [woonplaats gedaagde partij] heeft werkzaamheden verricht ten kantore van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarmee vooralsnog genoegzaam vast dat [woonplaats gedaagde partij] heeft gehandeld in strijd met het non-concurrentiebeding; hij heeft werkzaamheden verricht binnen een straal van 80 kilometer rond [vestigingsplaats eisende partij] bij een concurrent.
De kantonrechter heeft thans geen redenen te twijfelen aan de bevindingen in het onderzoeksrapport. De door [woonplaats gedaagde partij] in het geding gebrachte uitdraaien van Google Maps sec, zeggen naar het oordeel van de kantonrechter (nog) niets. Deze zijn kennelijk manipuleerbaar, terwijl de stellingen van [woonplaats gedaagde partij] dat hij zich elders bevond niet anderszins zijn onderbouwd door bijvoorbeeld dag- en/of weekstaten, urenverantwoordingslijsten of iets dergelijks. Voorshands is de kantonrechter van oordeel dat het onderzoeksrapport aantoont dat [woonplaats gedaagde partij] het non-concurrentiebeding heeft overtreden.
Bij veroordeling in kort geding tot betaling van een geldsom dienen feiten en omstandigheden te worden aangewezen die meebrengen dat de voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden. Nu de verbeurde boetes dienen als prikkel om tot staking van overtreding van het concurrentieverbod te komen, acht de kantonrechter de benodigde onverwijlde spoed aanwezig, zodat tot veroordeling van een geldsom kan worden overgegaan. Het handelen in strijd met het non-concurrentiebeding heeft in ieder geval dertien dagen geduurd. [woonplaats gedaagde partij] heeft daarmee een boete verbeurd van € 5.600,00, welk bedrag vermeerderd met de gevorderde rente, aan [eisende partij] zal worden toegewezen. Voor toewijzing van een hoger bedrag aan boetes, voor zover dit al is gevorderd, acht de kantonrechter vooralsnog geen redenen aanwezig.
4.7.
Ten aanzien van de gevorderde aan de veroordeling te verbinden dwangsommen overweegt de kantonrechter het volgende.
Een dwangsom dient als financiële prikkel om aan de veroordeling te voldoen. In het onderhavige geval bestaat tussen partijen een boetebeding, dat bij voortduring van het handelen in strijd met het non-concurrentiebeding een dagelijkse boete van € 200,00 betekent. Indien [woonplaats gedaagde partij] er voor kiest om toch werkzaamheden te blijven verrichten ten kantore van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV, dan verbeurt hij op grond van het boetebeding reeds een boete. Een dwangsom daarbovenop is dubbel en dient daarom te worden afgewezen.
Ook dient de gevorderde dwangsom onder IV. te worden afgewezen, nu het ingevolge artikel 611a Rv niet mogelijk is om aan een veroordeling tot betaling van een geldsom een dwangsom te verbinden.
4.8.
De vordering onder V. kan (deels) worden toegewezen. De termijn voor welke het non-concurrentiebeding is aangegaan is nog niet verstreken en geldt daarom nog onverkort. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 4.7. reeds is overwogen.
4.9.
De vordering onder sub VI dient te worden afgewezen. Het relatiebeding als bedoeld in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst geldt voor een periode van zes maanden na beëindiging van het dienstverband. Het dienstverband is geëindigd per 1 december 2017, waarmee het relatiebeding zijn gelding heeft verloren per 1 juni 2018.
4.10.
Onder VII. vordert [eisende partij] veroordeling van [woonplaats gedaagde partij] tot betaling van verbeurde boetes wegens overtreding van het relatiebeding.
Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is geweest van overtreding van het relatiebeding.
Aan haar vordering legt [eisende partij] een tweetal overtredingen ten grondslag. Een bezoek van [woonplaats gedaagde partij] aan Help IT en (in ieder geval) e-mailcontact met Sekisui.
4.10.1.
Vast staat dat [woonplaats gedaagde partij] met een collega bij Help IT is geweest. Zoals [woonplaats gedaagde partij] stelt in het kader van zijn inwerken bij [nieuwe werkgever gedaagde partij] , zonder dat hij wist dat Help IT een relatie van [eisende partij] was.
Als onweersproken staat vast dat [woonplaats gedaagde partij] nimmer namens [eisende partij] bij Help IT is geweest. [eisende partij] heeft op geen enkele wijze onderbouwd hoe en waarom [woonplaats gedaagde partij] er bekend mee had moeten zijn dat Help IT een relatie was van [eisende partij] en het [woonplaats gedaagde partij] daarmee verboden was op enige wijze zakelijke betrekkingen aan te gaan of te onderhouden met Help IT. Het had op de weg van [eisende partij] gelegen een lijst op te stellen met (verboden) relaties, zodat hierover geen onduidelijk kon ontstaan. Dat een dergelijke lijst niet bestaat, althans zulks is gesteld noch gebleken, dient in het geval van onduidelijkheid over mogelijke relaties voor risico van [eisende partij] te komen. Een overtreding van het relatiebeding met betrekking tot Help IT kan daarmee niet worden vastgesteld, zodat [woonplaats gedaagde partij] hiervoor geen boete verbeurt.
4.10.2.
Vast staat dat [woonplaats gedaagde partij] contactpersoon van Sekusui bij [eisende partij] was. [woonplaats gedaagde partij] wist daardoor dat Sekisui een relatie van [eisende partij] was. Als onweersproken door [woonplaats gedaagde partij] gesteld was Sekusui reeds voor de aanstelling van [woonplaats gedaagde partij] bij [nieuwe werkgever gedaagde partij] klant van [nieuwe werkgever gedaagde partij] . Op 4 januari 2018 stuurt Sekusui (kennelijk) een e-mail naar [woonplaats gedaagde partij] op het e-mailadres bij [eisende partij] (gericht aan [X] ). Een e-mail met dezelfde inhoud wordt vervolgens op 5 januari 2018 verstuurd aan de (huidige) collega van [woonplaats gedaagde partij] , [Y] , bij [nieuwe werkgever gedaagde partij] , met de aanhef “Hoi [Y] / [X] ”. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hieruit genoegzaam worden afgeleid dat [woonplaats gedaagde partij] zakelijke betrekkingen onderhield met Sekusui, hetgeen hem op grond van het relatiebeding niet was toegestaan. Hiermee heeft [woonplaats gedaagde partij] het relatiebeding overtreden en verbeurt hij een boete van € 3.000,00 + € 200,00.
Bij veroordeling in kort geding tot betaling van een geldsom dienen echter, zoals hiervoor reeds overwogen, feiten en omstandigheden te worden aangewezen die meebrengen dat de voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden. De verbeurde boetes dienen als prikkel om de overtreding van het relatiebeding te stoppen. Nu de geldigheidsduur van het relatiebeding is verlopen, kan toewijzing in kort geding van de verbeurde boetes dan ook niet meer als prikkel worden aangemerkt en is de benodigde onverwijlde spoed niet aanwezig. De veroordeling tot betaling van het bedrag van € 3.200,00 kan in kort geding dan ook niet worden toegewezen.
4.11.
De kantonrechter zal in kort geding vonnis wijzen als hierna te vermelden.
4.12.
[woonplaats gedaagde partij] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 82,57
  • griffierecht 476,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.158,57
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding.
5.1.
veroordeelt [woonplaats gedaagde partij] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de werkzaamheden ten behoeve van [bedrijfsnaam nieuwe werkgever gedaagde partij, 2e locatie] BV te staken alsmede gestaakt te houden gedurende de looptijd van het overeengekomen non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst,
5.2.
veroordeelt [woonplaats gedaagde partij] tot betaling aan [eisende partij] van de verbeurde contractuele boete wegens overtreding van het non-concurrentiebeding tot een bedrag van € 5.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [woonplaats gedaagde partij] tot onverkorte nakoming van het non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst,
5.4.
veroordeelt [woonplaats gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 1.158,57,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: