3.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03/008773-18
Feit 1
Op 13 januari 2018 zijn de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] belast met het handhaven van de openbare orde in het centrum van Maastricht. Zij stonden bij de vier nachtcafés op de Markt te Maastricht. Omstreeks 02.55 uur zagen zij dat er een opstootje plaatsvond voor het nachtcafé [naam café 1] . Bij dat ‘opstootje’ stond ook een uitsmijter van café [naam café 1] . Verbalisanten zagen dat een man hard aan het schreeuwen was en wild om zich heen sloeg. Hij bleef dit doen. De verbalisanten hebben deze man daarop naar de overkant van de straat begeleid. Hij bleef echter wild om zich heen slaan en schreeuwen. Daarop is hij aangehouden wegens het verstoren van de openbare orde. De man bleek de verdachte [verdachte] te zijn.
Na de aanhouding van [verdachte] , is verbalisant [verbalisant 4] ter plaatse door een omstander aangesproken. Deze wilde aangifte doen van mishandeling.
Deze omstander was [slachtoffer 1] . Hij verklaarde hij dat hij die nacht van 13 januari 2018 omstreeks 03.00 uur in het café [naam café 1] te Maastricht door een man met een glas op zijn hoofd was geslagen. Hij voelde dat het glas kapot sprong op zijn hoofd en hij ondervond pijn. De man is vervolgens door de beveiligers uit het café gezet en aan de politie over gedragen.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] zijn aangifte aangevuld. Hij heeft toen verklaard dat er voorafgaand een kort opstootje is geweest waarbij de man aan het provoceren en ruzie aan het zoeken was. Na wat heen en weer geduw kreeg [slachtoffer 1] het glas op zijn hoofd. De man had het glas in zijn hand. Het betrof een longdrinkglas.
De verbalisant heeft gerelateerd dat [slachtoffer 1] kort na het voorval een lichte onnatuurlijke verdikking op zijn voorhoofd had. Ook zag hij kleine krassen en wondjes op het voorhoofd. Dit letsel wordt bevestigd door de foto’s van [slachtoffer 1] die zich bevinden in het procesdossier.Diezelfde dag is [slachtoffer 1] naar de huisartsenpost gegaan. Daar zijn een paar sneetjes op het voorhoofd en een paar diepere wondjes tussen de haren geconstateerd. Ook is genoteerd dat [slachtoffer 1] last had van duizeligheid, hoofdpijn, misselijkheid en braken.
[getuige 1] heeft die nacht kort na het gebeuren om 03.10 uur een getuigenverklaring afgelegd. Zij verklaarde dat zij omstreeks 03.00 uur samen met een vriend in de [naam café 1] was. De rechtbank begrijpt dat zij hiermee [slachtoffer 1] bedoeld. Zij zag een voor haar onbekende jongen van achter haar vriend aankomen. Die jongen sloeg vervolgens een glas tegen het hoofd van haar vriend aan. Hij werd geraakt en het glas ging kapot. De onbekende jongen werd naar buiten gegooid. Buiten zag zij dat de jongen werd aangehouden door de politie.
De getuige [getuige 1] heeft voor de rechter-commissaris op 21 juni 2018 nogmaals een verklaring afgelegd over het voorval. De rechtbank gebruikt echter voor het bewijs de verklaring die [getuige 1] in de nacht van 13 januari 2018 heeft afgelegd, omdat deze verklaring kort na het gebeurde is afgelegd en daarom naar het oordeel van het rechtbank het meest authentiek is.
Ook [getuige 2] heeft die nacht kort na het gebeuren om 03.10 uur een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij in het café [naam café 1] stond met zijn vriend [slachtoffer 1] . Hij zag dat de jongen een heel glas op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. [slachtoffer 1] werd op zijn voorhoofd geraakt. Hij is samen met anderen er tussen gesprongen om [slachtoffer 1] te ontzetten. Hij kent de jongen die [slachtoffer 1] sloeg niet. Deze jongen is zojuist door de politie aangehouden.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat het de verdachte is die [slachtoffer 1] op 13 januari 2018 in het nachtcafé [naam café 1] te Maastricht met een
glas op zijn voorhoofd heeft geslagen.
Zij verwerpt het verweer van de verdachte dat hij die nacht niet in het nachtcafé [naam café 1] is geweest. [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] hebben immers verklaard dat de man die met het glas heeft geslagen, de persoon is die later buiten door de politie is aangehouden. Uit het dossier en de camerabeelden blijkt niet dat andere personen op dat moment zijn aangehouden door de politie.
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden. De rechtbank oordeelt als volgt.
Indien met een glas met een zodanige kracht tegen het hoofd wordt geslagen, dat het glas daardoor breekt, is de kans op zwaar lichamelijk letsel naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk. In het gezicht bevinden zich immers kwetsbare en altijd zichtbare lichaamsdelen en -functies, die door de glasscherven al snel ernstig verwond of beschadigd kunnen raken en waardoor ernstig letsel kan ontstaan. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook door [slachtoffer 1] met een glas op iemands voorhoofd te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank acht zodoende het primair tenlastegelegde onder feit 1, de poging zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Zoals onder feit 1 reeds beschreven zijn de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 13 januari 2018 belast met het handhaven van de openbare orde in het centrum van Maastricht. Voor de vier nachtcafés op de Markt te Maastricht zagen zij dat er een opstootje plaatsvond. Zij zagen dat een man, later bekend als de verdachte, aan het schreeuwen en wild om zich heen aan het slaan was.
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] pakten de verdachte vast om hem uit de groep te halen en naar de overkant van de straat te begeleiden. De verbalisanten voelden dat de verdachte wild om zich heen bleef slaan en bleef schreeuwen. Hierop hebben zij de verdachte aangehouden op verdenking van het verstoren van de openbare orde, een overtreding van artikel 2.1.1.1. lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Maastricht. Vervolgens hebben zij geprobeerd de verdachte onder controle te krijgen om hem af te boeien. Hij begon zich hevig te verzetten tegen zijn aanhouding. De verbalisanten probeerden hem naar de grond te krijgen, maar hij probeerde dit uit alle kracht te voorkomen. Hij bleef continu met kracht in hun richting slaan. Verbalisant [verbalisant 1] voelde vervolgens dat de verdachte met kracht met zijn beide armen zijn rechter bovenbeen omklemde en niet meer losliet. Hij bleef zich verzetten, ook na enkele waarschuwingen aan het adres van de verdachte om zijn verzet te staken, omdat de verbalisanten anders geweld tegen hem zouden gebruiken. Zelfs na gericht geweld van de verbalisanten, waaronder een nekklem, een kniestoot en tweemaal slaan met een gebalde vuist, bleef de verdachte zich vastklemmen aan het been van verbalisant [verbalisant 1] .
De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij zich heeft vastgeklemd aan het been van een verbalisant.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft verzet bij zijn aanhouding op verdenking van artikel 2.1.1.1. lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Maastricht. De verdachte heeft daarbij meermalen met kracht geslagen in de richting van de verbalisanten en heeft het bovenbeen van de verbalisant [verbalisant 1] langdurig en met kracht omklemd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdachte dat hij niet in de richting van de verbalisanten heeft geslagen. De rechtbank hecht meer waarde aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten, ook al omdat er vanuit gegaan mag worden dat verbalisanten geen alcohol hebben gedronken omdat zij aan het werk zijn terwijl verdachte wel alcohol had genuttigd.
Parketnummer 03/700063-18
Feit 1, feit 2 en feit 3
De aangifte en het letsel van [slachtoffer 4]
Op 4 februari 2018 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van poging doodslag dan wel zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij in de nacht van 2 op 3 februari 2018 met vrienden in café ’ [naam café 2] te Valkenburg was. In het café was een jongen aanwezig die met iedereen ruzie zocht. Hij zag dat de jongen naar iedereen bleef staren en vies/kwaad keek. Ook zag hij dat deze jongen met zijn handen aan enkele meisjes zat. De jongen had een getinte/bruine huidskleur en zwarte, naar achter gekamde haren.
Op enig moment, op 3 februari 2018 tussen 1:00 en 2:00 uur, wilde [slachtoffer 4] wat drinken gaan halen en liep naar de bar. Bij de bar werd hij uit het niets met een glazen kan in zijn gezicht geslagen. Hij zag dat de jongen die de hele avond ruzie zocht, de glazen kan vasthield en tegen zijn gezicht sloeg. Op dat moment voelde hij een pijnscheut en zag het zwart voor zijn ogen. Hij zag ineens bloed aan zijn hand. Hij merkte dat hij letsel had aan de linkerkant van zijn gezicht. Eenmaal buiten op het terras zag hij dat zijn vrienden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ook letsel hadden en bloedden.
Op 3 februari 2018 is [slachtoffer 4] behandeld in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat de verdachte diverse snijverwondingen aan de linkerkant van zijn gezicht had die gehecht zijn, waaronder een op zijn voorhoofd van acht centimeter en een op zijn linkerwang van acht centimeter. Ook links temporaal zat een snijverwonding in de vorm van een winkelhaak van zeven centimeter in de subcutis (het onderhuids weefsel), waardoor er sprake is van spier/zenuwletsel. Hierdoor is de linker wenkbrauw verlamd en sluit het linkeroog ook minder goed.Voor het herstel van deze zenuwen heeft [slachtoffer 4] een operatie moeten ondergaan. Na een nacht in het ziekenhuis is hij ontslagen. De dokter heeft hem gezegd dat hij flinke littekens in zijn gezicht zal blijven houden.De geschatte geneesduur zal meer dan zes maanden behelzen. Naast fysiek letsel heeft [slachtoffer 4] eveneens last van een slaapstoornis en PTSS.
Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van het gezicht van [slachtoffer 4] die zich bevinden in het procesdossier.
De aangifte en het letsel van [slachtoffer 2]
Ook [slachtoffer 2] heeft op 4 februari 2018 aangifte gedaan van zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij in de nacht van 2 op 3 februari 2018 met vrienden in café ’ [naam café 2] te Valkenburg was. Hij hoorde toen van een vriendin, [naam vriendin] , dat zij die avond werd lastig gevallen door een licht getinte jongen met een lichtblauw jeanshemd. Die jongen kneep haar meerdere keren in haar achterwerk en maakte kusgebaren. [slachtoffer 2] zag dat die jongen vervolgens ook doen. Ook zag hij dat de jongen op een uitdagende en indringende wijze keek naar [slachtoffer 2] en zijn vrienden [slachtoffer 4] en [naam vriendin] . Hij vermoedde dat hij hen probeerde uit te dagen.
Omstreeks 1:00 uur liep [slachtoffer 2] samen met [slachtoffer 4] naar de bar om daar een drankje te bestellen.Toen zij ter hoogte van de bar waren zag hij dat de getinte jongen een slaande beweging maakte in de richting van het gezicht van [slachtoffer 4] . Hij zag dat de jongen zijn rechterarm naar voren bewoog en [slachtoffer 4] in zijn gezicht wilde slaan. Op datzelfde moment zag [slachtoffer 2] glas in het gezicht van [slachtoffer 4] uit elkaar spatten. Toen hij vervolgens [slachtoffer 4] wilde wegduwen, voelde hij vrijwel tegelijkertijd een klap tegen zijn linker oor. Hij had het idee dat er iets knapte in zijn linker oor. Vervolgens zag hij dat zijn vriend [slachtoffer 3] op de getinte jongen sprong om hem te verdedigen.
Op het terras zag hij dat [slachtoffer 3] op een terrasstoel zag en dat zijn gezicht bebloed was. Evenals het gezicht van [slachtoffer 4] . [slachtoffer 2] zag vervolgens dat ook zijn eigen kleding en schoenen onder het bloed zaten. Hij voelde dat er bloed uit een wond bij zijn linker oor druppelde.
[slachtoffer 2] zag later dat de getinte jongen die hem tegen zijn linker oor sloeg door beveiligingspersoneel bij zijn nek werd vastgehouden en aan de politie werd overgedragen.
Op 3 februari 2018 is [slachtoffer 2] behandeld in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat [slachtoffer 2] een wond heeft aan de linkerkant van zijn gelaat en dat deze onder verdoving is gehecht. De geschatte duur van de genezing kan maanden tot een jaar duren.De chirurg heeft [slachtoffer 2] verteld dat als de snee een of twee centimeter lager had gezeten de halsslagader zou zijn geraakt.
De dag na het gebeurde had [slachtoffer 2] nog veel pijn aan de wond. Ook was hij nog steeds duizelig en sliep hij niet goed. Door de wond kon hij ook niet goed eten. Hij voelde dan dat de gehechte wond trok. De wond ging dan ook weer open en begon opnieuw bloedden.
Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van het hoofd van [slachtoffer 2] die zich bevinden in het procesdossier.
De aangifte en het letsel van [slachtoffer 3]
Op 3 februari 2018 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van zware mishandeling die dag in café ’ [naam café 2] te Valkenburg. Ook hij heeft verklaard dat hij op 2 februari 2018 omstreeks 23:00 bij cafe ’ [naam café 2] aankwam en daar zijn vrienden trof. [naam vriendin] werd daar lastig gevallen door een onbekende jongeman. Op een gegeven moment ziet hij dat deze jongen zijn vriend [slachtoffer 4] een klap met een bierpul geeft die hij in zijn hand heeft. [slachtoffer 4] kreeg dit glas recht in zijn gezicht geslagen. Het glas sprong daardoor stuk. Verder zag hij dat die jongen meteen een zwaaiende beweging van beneden naar boven maakte in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2] . Hij zag dat [slachtoffer 2] zijn gezicht wegdraaide. Toen werd hij zelf met dit glas geraakt aan zijn rechteroor. Het ging zo snel dat [slachtoffer 3] laat reageerde. In een reflex sloeg [slachtoffer 3] de jongen in zijn gezicht. Op het moment dat hij met zijn schouder tegen hem aanbotste, sloeg de jongen hem aan de rechterkant van zijn gezicht met zijn bierglas of wat daar van over was.
Hij zag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] veel bloed in hun gezicht hadden. Hij heeft hen vastgepakt en is naar buiten gelopen. Hij hoorde en bemerkte pas later dat hij zelf ook gewond was aan zijn gezicht.
Op 3 februari 2018 is [slachtoffer 3] behandeld in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat er sprake was van ernstig uitwendig bloedverlies en dat [slachtoffer 3] op diverse plaatsen in het gezicht snijverwondingen had, te weten:
- een snee bij zijn behaarde hoofdhuid van twee centimeter;
- twee sneeën aan de rechterkant van zijn voorhoofd van vijf en vier centimeter;
- een snee op zijn wang van vier centimeter;
- drie sneeën in zijn mondhoek aan de rechterkant, twee van een centimeter en een van drie centimeter;
- een schaafwond in zijn hals aan de rechterkant.
Ook had [slachtoffer 3] een snee bij zijn rechter elleboog van twee centimeter.
Dit letsel wordt bevestigd door de foto’s van het hoofd van [slachtoffer 3] die zich bevinden in het procesdossier.
De aanhouding
Wanneer de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] die nacht in de buurt van café ’ [naam café 2] zijn, horen zij rumoer en zien zij drie jongens staan met hevig bebloede gezichten en kleding.De portier van het café gaf aan dat de veroorzaker van het letsel een blauw hemd droeg. [verbalisant 5] zag vervolgens een man met een blauw hemd tegen het windscherm aan staan die bloedde aan zijn rechter hand. [verbalisant 5] heeft deze man aangehouden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jongen is waarover [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] spreken in hun aangiftes en dat hij die avond door verbalisant [verbalisant 5] is aangehouden.
De geloofwaardigheid van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werd aangevallen en dat hij zich toen heeft beschermd door te slaan. De rechtbank schuift deze verklaring als ongeloofwaardig ter zijde nu deze verklaring op geen enkele wijze steun vindt in het procesdossier. Ook het feit dat hij zich niet beseft heeft dat hij tijdens het slaan een bierpul in zijn hand had, acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op de grootte en zwaarte van een glazen bierpul, waarin, naar eigen zeggen van verdachte, een halve liter in kan.
Tussenconclusie
Uit het samenstel van de drie aangiftes stelt de rechtbank vast dat de verdachte eerst [slachtoffer 4] met een glazen bierpul in het gezicht heeft geslagen. Deze bierpul is in het gezicht van die [slachtoffer 4] kapot gegaan. Vervolgens heeft hij met diezelfde bierpul, maar dan kapot, [slachtoffer 2] met kracht tegen het hoofd geslagen en ten slotte [slachtoffer 3] in het gezicht geslagen.
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd dient te worden.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met kracht de kapotte bierpul tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen. De slag heeft een diepe snee veroorzaakt aan de onderkant van het linker oor. Deze snee moest gehecht worden. De chirurg heeft tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij bijna een slagaderlijke bloeding had, nu de snee slechts een of twee centimeter van zijn halsslagader verwijderd was.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte van meet af aan erop uit was om [slachtoffer 2] te doden, omdat het dossier hiervoor geen aanknopingspunten biedt.
Toch kunnen sommige handelingen desondanks zo gevaarlijk zijn dat al in de aard van die handelingen het opzet op een bepaald gevolg schuilt. Het met een gebroken bierpul slaan in de nek/hals kan –onder omstandigheden– als een zodanige handeling worden gekwalificeerd. Het gevolg wordt dan als het ware op de koop toe genomen. In juridische termen is er dan sprake van ‘voorwaardelijk opzet’: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Om voorwaardelijk opzet te kunnen aannemen, dient allereerst te worden nagegaan of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] dodelijk of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door het slaan met de kapotte bierpul door de verdachte. Vervolgens moet zij vaststellen of verdachte deze aanmerkelijke kans dan op de koop toe heeft genomen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden, in dit geval de dood of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] . Daarbij mag echter de aard van het risico en het gevaarzettende karakter van de gedraging geen indicator vormen.
In het kader van de vraag of er een aanmerkelijke kans was op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel, betrekt de rechtbank dat de verdachte [slachtoffer 2] met een kapotte bierpul geraakt heeft in de linker regio van de hals. Hierbij had, zou de wond enkele centimeters lager hebben gezeten, de halsslagader geraakt kunnen worden. De halsregio is een uiterst kwetsbaar gedeelte van het lichaam, mede door de aanwezigheid van de grote halsader en halsslagaders. Wanneer een persoon op die plaats door een scherp voorwerp wordt getroffen, is de kans op dodelijk letsel daardoor naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten.
De rechtbank dient vervolgens nog te beoordelen of de verdachte deze aanmerkelijke kans op dodelijk letsel ook heeft aanvaard. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen, namelijk het om zich heen slaan met een kapotte bierpul en het raken van [slachtoffer 2] met deze pul in de halsregio, kan het niet anders dan dat de verdachte op dat moment willens en wetens de kans heeft aanvaard dat dodelijk letsel zou kunnen ontstaan.
De raadsman heeft nog gesteld dat de verdachte [slachtoffer 2] in zijn gezicht heeft willen raken en dat het door het, overigens begrijpelijke, ontwijken van [slachtoffer 2] komt dat deze uiteindelijk in zijn hals is geraakt. Zou dit al zo zijn, dan kan het aan het voorgaande echter niet afdoen. Het door [slachtoffer 2] proberen te ontwijken van de slag met een kapotte bierpul door verdachte, is naar algemene ervaringsregels een voorzienbare reactie en moet ook voor de verdachte voorzienbaar zijn geweest.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van voorwaardelijk opzet. Aldus acht de rechtbank de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een kapotte bierpul in het gezicht van [slachtoffer 3] heeft geslagen. De slag heeft ernstig uitwendig bloedverlies en meerdere grote sneeën veroorzaakt.
Bij het slaan met een kapotte bierpul in het gezicht, is de kans op zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. In het gezicht bevinden zich immers kwetsbare en goed zichtbare lichaamsdelen en -functies, die door de stukken glas al snel ernstig verwond of beschadigd kunnen raken waardoor gemakkelijk blijvend letsel ontstaat. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank door [slachtoffer 3] met een kapotte bierpul in het gezicht te slaan, waardoor scherven glas in het gezicht snijden, willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een bierpul in het gezicht van [slachtoffer 4] heeft geslagen waardoor deze bierpul in het gezicht van [slachtoffer 4] uit elkaar is gespat. De slag heeft diverse grote en diepe snijverwondingen veroorzaakt met zenuwletsel als gevolg.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor onder feit 2 heeft overwogen, heeft de verdachte door met kracht een bierpul in het gezicht te slaan van [slachtoffer 4] willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat deze bierpul kapot zou gaan en dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou hebben. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als het onder feit 3 primair tenlastegelegde.
Feit 4
Aan de verdachte is in zowel de primaire als de subsidiaire variant ten laste gelegd dat hij aangeefster [slachtoffer 5] met heeft gestoken dan wel haar tegen haar heup heeft geslagen met een bierpul.
Dat [slachtoffer 5] in de nacht van 3 februari 2018 letsel heeft opgelopen is een feit. Wat echter op basis van de aangifte en de andere bewijsmiddelen uit het procesdossier niet is komen vast te staan, is hoe en door wie dit letsel is veroorzaakt. Ook [slachtoffer 5] zelf verklaart daar in haar aangifte niet over. Zij heeft enkel verklaard dat zij twee mannen zag vechten in het café en dat zij in dat gevecht door deze mannen is meegesleurd richting de uitgang van het café. Even later op het toilet zag zij dat zij een snee in haar bovenbeen had opgelopen.
Nu de rechtbank van oordeel is dat het procesdossier geen bewijs bevat dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft gestoken dan wel heeft geslagen met een bierpul, spreekt zij de verdachte vrij van het onder feit 4 primair en subsidiair tenlastegelegde.