ECLI:NL:RBLIM:2018:7890

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
03/700063-18, 008773-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag in uitgaansgeweld met meerdere slachtoffers

Op 22 augustus 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft uitgaansgeweld dat plaatsvond op 13 januari 2018 en 3 februari 2018, waarbij de verdachte met een glas en een glazen bierpul meerdere slachtoffers heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 januari 2018 in een nachtcafé in Maastricht een glas met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen, wat resulteerde in een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft zich ook verzet tegen zijn aanhouding door de politie, wat leidde tot een veroordeling voor wederspannigheid. Op 3 februari 2018 heeft de verdachte in een café in Valkenburg [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met een kapotte bierpul in het gezicht geslagen, wat resulteerde in zware mishandelingen en een poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en het recidiverisico zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die aanzienlijke letsels hebben opgelopen door het geweld van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700063-18, 008773-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door Mr. P.W. Szymkowiak, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 augustus 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03/008773-18
Feit 1:op 13 januari 2018 heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair)dan wel heeft mishandeld, door [slachtoffer 1] (met kracht) met een glas tegen het hoofd te slaan;
Feit 2:zich op 13 februari 2018 heeft verzet bij zijn aanhouding door de politie;
Parketnummer 03/700063-18
Feit 1:op 3 februari 2018 heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden
(primair)dan wel [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
(subsidiair)dan wel heeft geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meest subsidiair), door [slachtoffer 2] met (een stuk van) een glazen bierpul in het gezicht te slaan;
Feit 2:op 3 februari 2018 [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
(primair)dan wel heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair), door [slachtoffer 3] met (een stuk van) een glazen bierpul in het gezicht te slaan;
Feit 3:op 3 februari 2018 [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
(primair)dan wel heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair), door [slachtoffer 4] met (een stuk van) een glazen bierpul in het gezicht te slaan;
Feit 4:op 3 februari 2018 heeft geprobeerd om [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair)dan wel heeft mishandeld (
subsidiair), door [slachtoffer 5] met een stuk van een glazen bierpul in de heup te steken of tegen de heup te slaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 03/008773-18
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezen is. Door met kracht een glas tegen het hoofd van [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) te slaan heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] aanvaard. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en een proces-verbaal waarin het letsel wordt beschreven en getoond met foto’s.
Het verweer van de verdachte dat hij niet in de [naam café 1] is geweest, wordt volgens de officier van justitie weerlegd door de verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 2] en [getuige 1] in samenhang met de camerabeelden dat er een persoon uit de [naam café 1] wordt gezet en wordt overgedragen aan de politie.
De officier van justitie acht feit 2 ook bewezen, gelet op het proces-verbaal van bevindingen op pagina 6 van het procesdossier en de verklaring van de verdachte ter zitting.
Parketnummer 03/700063-18
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezen is, met dien verstande dat de verdachte [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ) heeft geslagen met een kapotte bierpul tegen het hoofd op een plek aan de onderkant van zijn rechteroor, nabij zijn hals waar zich, aldus de officier van justitie, “vitale organen” bevinden. De verdachte heeft volgens hem opzet dan wel voorwaardelijk opzet op de dood gehad van [slachtoffer 2] , gelet op zijn handelswijze.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 primair tenlastegelegde bewezen is, met dien verstande dat de verdachte met kracht een kapotte bierpul in het gezicht van [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3] ) heeft geslagen. De verdachte heeft met zijn handelen opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het letsel is ook aan te merken als zodanig, nu een operatie nodig is geweest en de littekens in het gezicht ingrijpend, ontsierend en van blijvende aard zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 3 primair tenlastegelegde bewezen is, met dien verstande dat met kracht een kapotte bierpul in het gezicht van [slachtoffer 4] (hierna te noemen: [slachtoffer 4] ) heeft geslagen. De verdachte heeft met zijn handelen de aannemelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het letsel is ook aan te merken als zodanig, nu een operatie nodig is geweest en de littekens in het gezicht ingrijpend, ontsierend en van blijvende aard zijn. Bovendien kan [slachtoffer 4] sinds het voorval zijn wenkbrauw nog steeds niet bewegen.
Voor wat betreft het bewijs voor feit 1, feit 2 en feit 3 heeft de officier van justitie telkens verwezen naar de aangiftes van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , de foto’s en de omschrijving van het letsel alsmede de getuigenverklaring van [getuige 3] .
De verklaring van de verdachte dat hij zelf werd geslagen en niemand lastig viel, acht hij niet betrouwbaar gezien de aanzienlijke hoeveelheid andere verklaringen die zijn afgelegd waaruit een andere gang van zaken blijkt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 4 primair tenlastegelegde bewezen is. [slachtoffer 5] (hierna te noemen: [slachtoffer 5] ) is geraakt door glas dat afkomstig is van de bierpul waarmee de verdachte sloeg en die toen kapot ging. Volgens hem bestaat de aannemelijke kans dat bij een gevecht in een volle kroeg waarbij met een glas wordt geslagen, dit glas dan kapot gaat en omstanders geraakt worden en als gevolg daarvan lichamelijk letsel oplopen. Scherven en stukjes glas kunnen in het gezicht van omstanders terechtkomen wat zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken, gelet op de zich daar bevindende “vitale lichaamsdelen”. Voor wat betreft het bewijs verwijst hij naar de aangifte van [slachtoffer 5] en de foto’s en de medische informatie die het letsel aantonen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 03/008773-18
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en feit 2.
Parketnummer 03/700063-18
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De verdachte heeft direct nadat hij [slachtoffer 4] met de hele glazen bierpul had geslagen een zwaaiende beweging gemaakt met het toen kapotte glas in de richting van [slachtoffer 2] . De raadsman heeft verwezen naar een vonnis van de Rechtbank Limburg van 24 februari 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:1503, waarin staat dat het slaan met een glas in het gezicht zonder meer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert, maar niet de dood. In het gezicht bevinden zich immers geen vitale lichaamsdelen. Anders is dat in de hals, waar zich (slag)aders bevinden. In deze zaak heeft de verdachte [slachtoffer 2] weliswaar tegen de zijkant van zijn hoofd geraakt, maar dit kwam door de beweging die het slachtoffer zelf maakte. De verdachte poogde richting het gezicht te slaan, hetgeen zwaar lichamelijk letsel oplevert. De raadsman heeft tevens verwezen naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 januari 2017, ECLI:NL:GHSHE: 2017:284. In dat arrest is de poging doodslag wel bewezenverklaard, omdat de verdachte eerst het glas opzettelijk had gebroken alvorens ermee te steken in de hals. Dat is in deze zaak niet het geval.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor feit 4. Hij heeft aangevoerd dat ten laste is gelegd dat de verdachte heeft gestoken dan wel heeft geslagen met een stuk glas van een bierpul tegen de heup van [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] bevond zich echter niet in de directe omgeving van de verdachte ten tijde van het voorval. Hij kan haar zodoende niet hebben geslagen of gestoken. Aannemelijk is dat [slachtoffer 5] is geraakt door rondvliegend glas. Zij heeft immers zelf ook verklaard dat er bierglazen door het café heen vlogen. Als zij door rondvliegend glas is geraakt en als dit glas afkomstig was van de bierpul die de verdachte vasthield, dan is alsnog niet voldaan aan het tenlastegelegde steken dan wel slaan. Bovendien is er geen sprake van een aanmerkelijke kans dat door rondvliegend glas iemand gewond zou raken. Illustratief daarvoor is de omstandigheid dat in de overvolle kroeg alleen [slachtoffer 5] geraakt is. Alleen daarom al kan van voorwaardelijk opzet geen sprake zijn. Daarvoor moet namelijk eerst sprake zijn van het bestaan van een aanmerkelijke kans.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2 en feit 3.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03/008773-18 [1]
Feit 1
Op 13 januari 2018 zijn de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] belast met het handhaven van de openbare orde in het centrum van Maastricht. Zij stonden bij de vier nachtcafés op de Markt te Maastricht. Omstreeks 02.55 uur zagen zij dat er een opstootje plaatsvond voor het nachtcafé [naam café 1] . Bij dat ‘opstootje’ stond ook een uitsmijter van café [naam café 1] . Verbalisanten zagen dat een man hard aan het schreeuwen was en wild om zich heen sloeg. Hij bleef dit doen. De verbalisanten hebben deze man daarop naar de overkant van de straat begeleid. Hij bleef echter wild om zich heen slaan en schreeuwen. Daarop is hij aangehouden wegens het verstoren van de openbare orde. De man bleek de verdachte [verdachte] te zijn. [2]
Na de aanhouding van [verdachte] , is verbalisant [verbalisant 4] ter plaatse door een omstander aangesproken. Deze wilde aangifte doen van mishandeling. [3]
Deze omstander was [slachtoffer 1] . Hij verklaarde hij dat hij die nacht van 13 januari 2018 omstreeks 03.00 uur in het café [naam café 1] te Maastricht door een man met een glas op zijn hoofd was geslagen. Hij voelde dat het glas kapot sprong op zijn hoofd en hij ondervond pijn. De man is vervolgens door de beveiligers uit het café gezet en aan de politie over gedragen. [4]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] zijn aangifte aangevuld. Hij heeft toen verklaard dat er voorafgaand een kort opstootje is geweest waarbij de man aan het provoceren en ruzie aan het zoeken was. Na wat heen en weer geduw kreeg [slachtoffer 1] het glas op zijn hoofd. De man had het glas in zijn hand. Het betrof een longdrinkglas. [5]
De verbalisant heeft gerelateerd dat [slachtoffer 1] kort na het voorval een lichte onnatuurlijke verdikking op zijn voorhoofd had. Ook zag hij kleine krassen en wondjes op het voorhoofd. Dit letsel wordt bevestigd door de foto’s van [slachtoffer 1] die zich bevinden in het procesdossier. [6] Diezelfde dag is [slachtoffer 1] naar de huisartsenpost gegaan. Daar zijn een paar sneetjes op het voorhoofd en een paar diepere wondjes tussen de haren geconstateerd. Ook is genoteerd dat [slachtoffer 1] last had van duizeligheid, hoofdpijn, misselijkheid en braken. [7]
[getuige 1] heeft die nacht kort na het gebeuren om 03.10 uur een getuigenverklaring afgelegd. Zij verklaarde dat zij omstreeks 03.00 uur samen met een vriend in de [naam café 1] was. De rechtbank begrijpt dat zij hiermee [slachtoffer 1] bedoeld. Zij zag een voor haar onbekende jongen van achter haar vriend aankomen. Die jongen sloeg vervolgens een glas tegen het hoofd van haar vriend aan. Hij werd geraakt en het glas ging kapot. De onbekende jongen werd naar buiten gegooid. Buiten zag zij dat de jongen werd aangehouden door de politie. [8]
De getuige [getuige 1] heeft voor de rechter-commissaris op 21 juni 2018 nogmaals een verklaring afgelegd over het voorval. De rechtbank gebruikt echter voor het bewijs de verklaring die [getuige 1] in de nacht van 13 januari 2018 heeft afgelegd, omdat deze verklaring kort na het gebeurde is afgelegd en daarom naar het oordeel van het rechtbank het meest authentiek is.
Ook [getuige 2] heeft die nacht kort na het gebeuren om 03.10 uur een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij in het café [naam café 1] stond met zijn vriend [slachtoffer 1] . Hij zag dat de jongen een heel glas op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. [slachtoffer 1] werd op zijn voorhoofd geraakt. Hij is samen met anderen er tussen gesprongen om [slachtoffer 1] te ontzetten. Hij kent de jongen die [slachtoffer 1] sloeg niet. Deze jongen is zojuist door de politie aangehouden.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat het de verdachte is die [slachtoffer 1] op 13 januari 2018 in het nachtcafé [naam café 1] te Maastricht met een
glas op zijn voorhoofd heeft geslagen.
Zij verwerpt het verweer van de verdachte dat hij die nacht niet in het nachtcafé [naam café 1] is geweest. [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] hebben immers verklaard dat de man die met het glas heeft geslagen, de persoon is die later buiten door de politie is aangehouden. Uit het dossier en de camerabeelden blijkt niet dat andere personen op dat moment zijn aangehouden door de politie.
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden. De rechtbank oordeelt als volgt.
Indien met een glas met een zodanige kracht tegen het hoofd wordt geslagen, dat het glas daardoor breekt, is de kans op zwaar lichamelijk letsel naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk. In het gezicht bevinden zich immers kwetsbare en altijd zichtbare lichaamsdelen en -functies, die door de glasscherven al snel ernstig verwond of beschadigd kunnen raken en waardoor ernstig letsel kan ontstaan. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook door [slachtoffer 1] met een glas op iemands voorhoofd te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank acht zodoende het primair tenlastegelegde onder feit 1, de poging zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Zoals onder feit 1 reeds beschreven zijn de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 13 januari 2018 belast met het handhaven van de openbare orde in het centrum van Maastricht. Voor de vier nachtcafés op de Markt te Maastricht zagen zij dat er een opstootje plaatsvond. Zij zagen dat een man, later bekend als de verdachte, aan het schreeuwen en wild om zich heen aan het slaan was.
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] pakten de verdachte vast om hem uit de groep te halen en naar de overkant van de straat te begeleiden. De verbalisanten voelden dat de verdachte wild om zich heen bleef slaan en bleef schreeuwen. Hierop hebben zij de verdachte aangehouden op verdenking van het verstoren van de openbare orde, een overtreding van artikel 2.1.1.1. lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Maastricht. Vervolgens hebben zij geprobeerd de verdachte onder controle te krijgen om hem af te boeien. Hij begon zich hevig te verzetten tegen zijn aanhouding. De verbalisanten probeerden hem naar de grond te krijgen, maar hij probeerde dit uit alle kracht te voorkomen. Hij bleef continu met kracht in hun richting slaan. Verbalisant [verbalisant 1] voelde vervolgens dat de verdachte met kracht met zijn beide armen zijn rechter bovenbeen omklemde en niet meer losliet. Hij bleef zich verzetten, ook na enkele waarschuwingen aan het adres van de verdachte om zijn verzet te staken, omdat de verbalisanten anders geweld tegen hem zouden gebruiken. Zelfs na gericht geweld van de verbalisanten, waaronder een nekklem, een kniestoot en tweemaal slaan met een gebalde vuist, bleef de verdachte zich vastklemmen aan het been van verbalisant [verbalisant 1] . [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij zich heeft vastgeklemd aan het been van een verbalisant. [10]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft verzet bij zijn aanhouding op verdenking van artikel 2.1.1.1. lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Maastricht. De verdachte heeft daarbij meermalen met kracht geslagen in de richting van de verbalisanten en heeft het bovenbeen van de verbalisant [verbalisant 1] langdurig en met kracht omklemd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdachte dat hij niet in de richting van de verbalisanten heeft geslagen. De rechtbank hecht meer waarde aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten, ook al omdat er vanuit gegaan mag worden dat verbalisanten geen alcohol hebben gedronken omdat zij aan het werk zijn terwijl verdachte wel alcohol had genuttigd.
Parketnummer 03/700063-18 [11]
Feit 1, feit 2 en feit 3
De aangifte en het letsel van [slachtoffer 4]
Op 4 februari 2018 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van poging doodslag dan wel zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij in de nacht van 2 op 3 februari 2018 met vrienden in café ’ [naam café 2] te Valkenburg was. In het café was een jongen aanwezig die met iedereen ruzie zocht. Hij zag dat de jongen naar iedereen bleef staren en vies/kwaad keek. Ook zag hij dat deze jongen met zijn handen aan enkele meisjes zat. De jongen had een getinte/bruine huidskleur en zwarte, naar achter gekamde haren.
Op enig moment, op 3 februari 2018 tussen 1:00 en 2:00 uur, wilde [slachtoffer 4] wat drinken gaan halen en liep naar de bar. Bij de bar werd hij uit het niets met een glazen kan in zijn gezicht geslagen. Hij zag dat de jongen die de hele avond ruzie zocht, de glazen kan vasthield en tegen zijn gezicht sloeg. Op dat moment voelde hij een pijnscheut en zag het zwart voor zijn ogen. Hij zag ineens bloed aan zijn hand. Hij merkte dat hij letsel had aan de linkerkant van zijn gezicht. Eenmaal buiten op het terras zag hij dat zijn vrienden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ook letsel hadden en bloedden. [12]
Op 3 februari 2018 is [slachtoffer 4] behandeld in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat de verdachte diverse snijverwondingen aan de linkerkant van zijn gezicht had die gehecht zijn, waaronder een op zijn voorhoofd van acht centimeter en een op zijn linkerwang van acht centimeter. Ook links temporaal zat een snijverwonding in de vorm van een winkelhaak van zeven centimeter in de subcutis (het onderhuids weefsel), waardoor er sprake is van spier/zenuwletsel. Hierdoor is de linker wenkbrauw verlamd en sluit het linkeroog ook minder goed. [13] Voor het herstel van deze zenuwen heeft [slachtoffer 4] een operatie moeten ondergaan. Na een nacht in het ziekenhuis is hij ontslagen. De dokter heeft hem gezegd dat hij flinke littekens in zijn gezicht zal blijven houden. [14] De geschatte geneesduur zal meer dan zes maanden behelzen. Naast fysiek letsel heeft [slachtoffer 4] eveneens last van een slaapstoornis en PTSS. [15]
Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van het gezicht van [slachtoffer 4] die zich bevinden in het procesdossier. [16]
De aangifte en het letsel van [slachtoffer 2]
Ook [slachtoffer 2] heeft op 4 februari 2018 aangifte gedaan van zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij in de nacht van 2 op 3 februari 2018 met vrienden in café ’ [naam café 2] te Valkenburg was. Hij hoorde toen van een vriendin, [naam vriendin] , dat zij die avond werd lastig gevallen door een licht getinte jongen met een lichtblauw jeanshemd. Die jongen kneep haar meerdere keren in haar achterwerk en maakte kusgebaren. [slachtoffer 2] zag dat die jongen vervolgens ook doen. Ook zag hij dat de jongen op een uitdagende en indringende wijze keek naar [slachtoffer 2] en zijn vrienden [slachtoffer 4] en [naam vriendin] . Hij vermoedde dat hij hen probeerde uit te dagen.
Omstreeks 1:00 uur liep [slachtoffer 2] samen met [slachtoffer 4] naar de bar om daar een drankje te bestellen.Toen zij ter hoogte van de bar waren zag hij dat de getinte jongen een slaande beweging maakte in de richting van het gezicht van [slachtoffer 4] . Hij zag dat de jongen zijn rechterarm naar voren bewoog en [slachtoffer 4] in zijn gezicht wilde slaan. Op datzelfde moment zag [slachtoffer 2] glas in het gezicht van [slachtoffer 4] uit elkaar spatten. Toen hij vervolgens [slachtoffer 4] wilde wegduwen, voelde hij vrijwel tegelijkertijd een klap tegen zijn linker oor. Hij had het idee dat er iets knapte in zijn linker oor. Vervolgens zag hij dat zijn vriend [slachtoffer 3] op de getinte jongen sprong om hem te verdedigen.
Op het terras zag hij dat [slachtoffer 3] op een terrasstoel zag en dat zijn gezicht bebloed was. Evenals het gezicht van [slachtoffer 4] . [slachtoffer 2] zag vervolgens dat ook zijn eigen kleding en schoenen onder het bloed zaten. Hij voelde dat er bloed uit een wond bij zijn linker oor druppelde.
[slachtoffer 2] zag later dat de getinte jongen die hem tegen zijn linker oor sloeg door beveiligingspersoneel bij zijn nek werd vastgehouden en aan de politie werd overgedragen. [17]
Op 3 februari 2018 is [slachtoffer 2] behandeld in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat [slachtoffer 2] een wond heeft aan de linkerkant van zijn gelaat en dat deze onder verdoving is gehecht. De geschatte duur van de genezing kan maanden tot een jaar duren. [18] De chirurg heeft [slachtoffer 2] verteld dat als de snee een of twee centimeter lager had gezeten de halsslagader zou zijn geraakt. [19]
De dag na het gebeurde had [slachtoffer 2] nog veel pijn aan de wond. Ook was hij nog steeds duizelig en sliep hij niet goed. Door de wond kon hij ook niet goed eten. Hij voelde dan dat de gehechte wond trok. De wond ging dan ook weer open en begon opnieuw bloedden. [20]
Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van het hoofd van [slachtoffer 2] die zich bevinden in het procesdossier. [21]
De aangifte en het letsel van [slachtoffer 3]
Op 3 februari 2018 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van zware mishandeling die dag in café ’ [naam café 2] te Valkenburg. Ook hij heeft verklaard dat hij op 2 februari 2018 omstreeks 23:00 bij cafe ’ [naam café 2] aankwam en daar zijn vrienden trof. [naam vriendin] werd daar lastig gevallen door een onbekende jongeman. Op een gegeven moment ziet hij dat deze jongen zijn vriend [slachtoffer 4] een klap met een bierpul geeft die hij in zijn hand heeft. [slachtoffer 4] kreeg dit glas recht in zijn gezicht geslagen. Het glas sprong daardoor stuk. Verder zag hij dat die jongen meteen een zwaaiende beweging van beneden naar boven maakte in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2] . Hij zag dat [slachtoffer 2] zijn gezicht wegdraaide. Toen werd hij zelf met dit glas geraakt aan zijn rechteroor. Het ging zo snel dat [slachtoffer 3] laat reageerde. In een reflex sloeg [slachtoffer 3] de jongen in zijn gezicht. Op het moment dat hij met zijn schouder tegen hem aanbotste, sloeg de jongen hem aan de rechterkant van zijn gezicht met zijn bierglas of wat daar van over was.
Hij zag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] veel bloed in hun gezicht hadden. Hij heeft hen vastgepakt en is naar buiten gelopen. Hij hoorde en bemerkte pas later dat hij zelf ook gewond was aan zijn gezicht. [22]
Op 3 februari 2018 is [slachtoffer 3] behandeld in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat er sprake was van ernstig uitwendig bloedverlies en dat [slachtoffer 3] op diverse plaatsen in het gezicht snijverwondingen had, te weten:
  • een snee bij zijn behaarde hoofdhuid van twee centimeter;
  • twee sneeën aan de rechterkant van zijn voorhoofd van vijf en vier centimeter;
  • een snee op zijn wang van vier centimeter;
  • drie sneeën in zijn mondhoek aan de rechterkant, twee van een centimeter en een van drie centimeter;
  • een schaafwond in zijn hals aan de rechterkant.
Ook had [slachtoffer 3] een snee bij zijn rechter elleboog van twee centimeter. [23]
Dit letsel wordt bevestigd door de foto’s van het hoofd van [slachtoffer 3] die zich bevinden in het procesdossier. [24]
De aanhouding
Wanneer de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] die nacht in de buurt van café ’ [naam café 2] zijn, horen zij rumoer en zien zij drie jongens staan met hevig bebloede gezichten en kleding. [25] De portier van het café gaf aan dat de veroorzaker van het letsel een blauw hemd droeg. [verbalisant 5] zag vervolgens een man met een blauw hemd tegen het windscherm aan staan die bloedde aan zijn rechter hand. [verbalisant 5] heeft deze man aangehouden. [26]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jongen is waarover [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] spreken in hun aangiftes en dat hij die avond door verbalisant [verbalisant 5] is aangehouden. [27]
De geloofwaardigheid van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werd aangevallen en dat hij zich toen heeft beschermd door te slaan. De rechtbank schuift deze verklaring als ongeloofwaardig ter zijde nu deze verklaring op geen enkele wijze steun vindt in het procesdossier. Ook het feit dat hij zich niet beseft heeft dat hij tijdens het slaan een bierpul in zijn hand had, acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op de grootte en zwaarte van een glazen bierpul, waarin, naar eigen zeggen van verdachte, een halve liter in kan.
Tussenconclusie
Uit het samenstel van de drie aangiftes stelt de rechtbank vast dat de verdachte eerst [slachtoffer 4] met een glazen bierpul in het gezicht heeft geslagen. Deze bierpul is in het gezicht van die [slachtoffer 4] kapot gegaan. Vervolgens heeft hij met diezelfde bierpul, maar dan kapot, [slachtoffer 2] met kracht tegen het hoofd geslagen en ten slotte [slachtoffer 3] in het gezicht geslagen.
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd dient te worden.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met kracht de kapotte bierpul tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen. De slag heeft een diepe snee veroorzaakt aan de onderkant van het linker oor. Deze snee moest gehecht worden. De chirurg heeft tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij bijna een slagaderlijke bloeding had, nu de snee slechts een of twee centimeter van zijn halsslagader verwijderd was.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte van meet af aan erop uit was om [slachtoffer 2] te doden, omdat het dossier hiervoor geen aanknopingspunten biedt.
Toch kunnen sommige handelingen desondanks zo gevaarlijk zijn dat al in de aard van die handelingen het opzet op een bepaald gevolg schuilt. Het met een gebroken bierpul slaan in de nek/hals kan –onder omstandigheden– als een zodanige handeling worden gekwalificeerd. Het gevolg wordt dan als het ware op de koop toe genomen. In juridische termen is er dan sprake van ‘voorwaardelijk opzet’: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Om voorwaardelijk opzet te kunnen aannemen, dient allereerst te worden nagegaan of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] dodelijk of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door het slaan met de kapotte bierpul door de verdachte. Vervolgens moet zij vaststellen of verdachte deze aanmerkelijke kans dan op de koop toe heeft genomen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden, in dit geval de dood of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] . Daarbij mag echter de aard van het risico en het gevaarzettende karakter van de gedraging geen indicator vormen.
In het kader van de vraag of er een aanmerkelijke kans was op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel, betrekt de rechtbank dat de verdachte [slachtoffer 2] met een kapotte bierpul geraakt heeft in de linker regio van de hals. Hierbij had, zou de wond enkele centimeters lager hebben gezeten, de halsslagader geraakt kunnen worden. De halsregio is een uiterst kwetsbaar gedeelte van het lichaam, mede door de aanwezigheid van de grote halsader en halsslagaders. Wanneer een persoon op die plaats door een scherp voorwerp wordt getroffen, is de kans op dodelijk letsel daardoor naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten.
De rechtbank dient vervolgens nog te beoordelen of de verdachte deze aanmerkelijke kans op dodelijk letsel ook heeft aanvaard. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen, namelijk het om zich heen slaan met een kapotte bierpul en het raken van [slachtoffer 2] met deze pul in de halsregio, kan het niet anders dan dat de verdachte op dat moment willens en wetens de kans heeft aanvaard dat dodelijk letsel zou kunnen ontstaan.
De raadsman heeft nog gesteld dat de verdachte [slachtoffer 2] in zijn gezicht heeft willen raken en dat het door het, overigens begrijpelijke, ontwijken van [slachtoffer 2] komt dat deze uiteindelijk in zijn hals is geraakt. Zou dit al zo zijn, dan kan het aan het voorgaande echter niet afdoen. Het door [slachtoffer 2] proberen te ontwijken van de slag met een kapotte bierpul door verdachte, is naar algemene ervaringsregels een voorzienbare reactie en moet ook voor de verdachte voorzienbaar zijn geweest.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van voorwaardelijk opzet. Aldus acht de rechtbank de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een kapotte bierpul in het gezicht van [slachtoffer 3] heeft geslagen. De slag heeft ernstig uitwendig bloedverlies en meerdere grote sneeën veroorzaakt.
Bij het slaan met een kapotte bierpul in het gezicht, is de kans op zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. In het gezicht bevinden zich immers kwetsbare en goed zichtbare lichaamsdelen en -functies, die door de stukken glas al snel ernstig verwond of beschadigd kunnen raken waardoor gemakkelijk blijvend letsel ontstaat. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank door [slachtoffer 3] met een kapotte bierpul in het gezicht te slaan, waardoor scherven glas in het gezicht snijden, willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een bierpul in het gezicht van [slachtoffer 4] heeft geslagen waardoor deze bierpul in het gezicht van [slachtoffer 4] uit elkaar is gespat. De slag heeft diverse grote en diepe snijverwondingen veroorzaakt met zenuwletsel als gevolg.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor onder feit 2 heeft overwogen, heeft de verdachte door met kracht een bierpul in het gezicht te slaan van [slachtoffer 4] willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat deze bierpul kapot zou gaan en dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou hebben. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als het onder feit 3 primair tenlastegelegde.
Feit 4
Aan de verdachte is in zowel de primaire als de subsidiaire variant ten laste gelegd dat hij aangeefster [slachtoffer 5] met heeft gestoken dan wel haar tegen haar heup heeft geslagen met een bierpul.
Dat [slachtoffer 5] in de nacht van 3 februari 2018 letsel heeft opgelopen is een feit. Wat echter op basis van de aangifte en de andere bewijsmiddelen uit het procesdossier niet is komen vast te staan, is hoe en door wie dit letsel is veroorzaakt. Ook [slachtoffer 5] zelf verklaart daar in haar aangifte niet over. Zij heeft enkel verklaard dat zij twee mannen zag vechten in het café en dat zij in dat gevecht door deze mannen is meegesleurd richting de uitgang van het café. Even later op het toilet zag zij dat zij een snee in haar bovenbeen had opgelopen.
Nu de rechtbank van oordeel is dat het procesdossier geen bewijs bevat dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft gestoken dan wel heeft geslagen met een bierpul, spreekt zij de verdachte vrij van het onder feit 4 primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03/008773-18
Feit 1
op 13 januari 2018 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met kracht een glas tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 13 januari 2018 in de gemeente Maastricht toen de aldaar in uniform dienstdoende politieambtenaren [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg en [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 2.1.1.1, eerste lid, Algemene Plaatselijke Verordening Maastricht op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen en teneinde hem over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde politieambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig meermalen met kracht in de richting van die politieambtenaren te slaan en met kracht zijn armen om het been van die [verbalisant 1] te klemmen.
Parketnummer 03/700063-18
Feit 1
op 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 2] met kracht eenmaal met een stuk van een glazen bierpul tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere diepe wonden in het aangezicht, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 3] eenmaal met een stuk van een glazen bierpul in het gezicht te slaan;
Feit 3
op 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere diepe wonden en een beschadigde zenuw in het aangezicht, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 4] eenmaal met een glazen bierpul in het gezicht te slaan;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03/008773-18
feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling
feit 2:
wederspannigheid
T.a.v. 03/700063-18
feit 1 primair:
de voortgezette handeling van poging tot doodslag, zware mishandeling ( feit 2 primair) en zware mishandeling (feit 3 primair)
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog H.E.W. Koornstra heeft over de geestvermogens van de verdachte op 3 mei 2018 een Pro-Justitia rapportage uitgebracht. De psycholoog concludeert dat de verdachte zwakbegaafd is. In de rapportage wordt geadviseerd om de verdachte de hem tenlastegelegde feiten, indien bewezen, slechts in verminderde mate toe te rekenen. Indien de verdachte de agressor was, dan zou dit volgens de psycholoog passen bij de dynamiek dat de verdachte zichzelf als slachtoffer ervaart in een situatie die hij niet kan overzien en hier agressief op reageert. Dit is passend bij zijn problematiek en wordt veroorzaakt door een gebrek aan inschattingsvermogen als hij onder druk staat, waarbij een overmatige alcoholconsumptie voor hem het probleem verergert en zijn vaardigheden verder vermindert.
Uit het procesdossier komt niet naar voren dat verdachte in een situatie terecht kwam die hij niet goed kon overzien, maar komt juist het beeld naar voren dat het de verdachte was die zich op 3 februari 2018 provocerend heeft opgesteld naar omstanders en de uiteindelijke slachtoffers. Toen zij vervolgens in de buurt van de verdachte kwamen, viel hij hen aan. Of dit – uit eigen beweging – provocerende gedrag een relatie heeft tot zijn zwakbegaafdheid, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd in de rapportage.
In het licht van voorgaande komt de rechtbank, anders dan de psycholoog, niet tot de conclusie dat het handelen van de verdachte hem in verminderde mate toe te rekenen valt. Zij acht de verdachte strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel wordt gevorderd de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd in het rapport van 17 juli 2018.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van gevangenisstraf van 36 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk bepleit, met aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Hij acht deze straf passender bij de persoon van de verdachte, de behandelingen die de verdachte dient te ondergaan en de overgelegde jurisprudentie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich op 13 januari 2018 schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling, door in een nachtcafé te Maastricht onverhoeds een voor hem onbekende jongen met een glas met kracht tegen het hoofd te slaan. De verdachte gebruikte daarbij zoveel kracht dat het glas op het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 1] uit elkaar is gespat. Indien [slachtoffer 1] op iets andere wijze zou zijn geraakt had hij zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen.
Diezelfde avond heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verzet bij zijn overigens terechte aanhouding. Hierbij heeft hij opzettelijk gewelddadig meermalen met kracht in de richting van politieagenten geslagen en heeft hij het been van een van die agenten met kracht vastgeklemd.
Korte tijd later, 21 dagen, en wel op 3 februari 2018, maakte hij zich schuldig aan een poging tot doodslag en twee zware mishandelingen. De verdachte was die nacht onder invloed van alcohol en viel in een café te Valkenburg een meisje lastig. Ook was hij provocerend naar de andere bezoekers. Toen de slachtoffers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op enig moment dicht bij de verdachte stonden, heeft hij hen voor het oog van andere bezoekers onverhoeds geslagen met een glazen bierpul.
Uitgaansgeweld brengt in de maatschappij en bij de bezoekers van uitgaansgelegenheden in het bijzonder gevoelens van onveiligheid te weeg. Dat moet ook hier het geval zijn geweest.
Uit hetgeen de verbalisanten hebben gerelateerd komt immers het beeld naar voren dat er sprake is geweest van een bloedbad. Het hele terras van dertig vierkante meter was rood gekleurd van het bloed dat de slachtoffers hadden verloren. Typerend voor de gehele situatie vindt de rechtbank dan ook de zin van [slachtoffer 3] in zijn aangifte “
Op dat moment ging alles fout. Het was net een horrorfilm.
De nu pas achttien- en negentienjarige slachtoffers hebben nog dagelijks zowel fysiek als geestelijk last van hetgeen de verdachte hen heeft aangedaan op 3 februari 2018. Van een eindtoestand is voorlopig ook nog geen sprake. De duidelijk zichtbare littekens op hun hoofd en in hun gezicht, zijn blijvend en zullen hen voor de rest van hun leven tekenen.
Ook uit de ter terechtzitting door of namens hen afgelegde slachtofferverklaringen komt naar voren dat hun leven sinds die dag is veranderd. Zij hebben, kort samengevat, verklaard dat zij niet meer uitgaan, last hebben van nachtmerries of flashbacks en snel boos zijn. Ze zijn niet meer dezelfde jongens als voorheen, ze zijn veranderd. Twee van hen zijn hiervoor langdurig in therapie. Verder heeft [slachtoffer 2] een piep in zijn oor, kan [slachtoffer 3] zich nog maar moeilijk concentreren en wil [slachtoffer 4] liever niet over straat, omdat hij door de littekens onzeker is geworden over zijn uiterlijk. Daarnaast heeft hij zenuwschade opgelopen en kan hij zijn wenkbrauw niet meer optillen.
De verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met het mogelijke leed dat hij de slachtoffers, maar ook hun ouders, toe zou brengen. Het getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en het leven van de slachtoffers en hun familie. Ook ter terechtzitting geeft hij geen kik als de slachtoffers over hun leed praten. Door te verklaren dat hij zich alleen maar heeft ‘beschermd’, neemt de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daad, hetgeen de rechtbank hem zeer kwalijk neemt. De rechtbank kan de excuusbrief die de verdachte heeft gestuurd aan de slachtoffers niet rijmen met zijn houding ter terechtzitting.
Het recidiverisico wordt in de Pro-Justitia rapportage en in de rapportage van de reclassering ingeschat als respectievelijk matig en laag/gemiddeld. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de rapportages het recidiverisico onderwaarderen. De rechtbank acht de kans dat de verdachte wederom een geweldsincident pleegt aanmerkelijk en baseert zich daarbij op de Pro-Justitia rapportage waaruit blijkt dat de verdachte een verleden heeft van geweldsincidenten, ook al in zijn jeugd. Ook betrekt de rechtbank daarbij de zeer korte duur tussen de bewezenverklaarde feiten in onderhavige zaak. Het kan de verdachte kennelijk niets schelen dat hij in Maastricht is aangehouden en gedagvaard voor een poging zware mishandeling en dat hij daarbij iemand heeft verwond, want nog geen maand later pleegt hij in Valkenburg op eenzelfde soort gewelddadige wijze een poging doodslag en twee zware mishandelingen.
Uit het strafblad van de verdachte van 4 juli 2018 blijkt dat er sprake is van recidive als het gaat om wederspannigheid. In 2017 heeft de verdachte zich al eens verzet bij aanhouding en heeft hij een ambtenaar in functie beledigd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Uit deze oriëntatiepunten volgt dat het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen doorgaans wordt gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Voor een poging wordt dit met een derde verminderd, zijnde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van omstreeks vijf maanden.
Het LOVS heeft geen oriëntatiepunten voor een (poging tot) doodslag. Uit jurisprudentie van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch komt naar voren dat voor een poging tot doodslag doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren als uitgangspunt wordt genomen.
De rechtbank acht strafverzwarend de korte tijd die tussen de feiten in Maastricht en Valkenburg ligt, de (mogelijks deels blijvende) gevolgen voor de slachtoffers, het gewelddadige karakter van dit type uitgaansgeweld en het feit dat de verdachte onder invloed was alcohol.
Aan de andere kant ziet de rechtbank ook dat de verdachte pas 23 jaar oud is en dat zijn strafblad beperkt is tot een veroordeling uit 2017 wegens wederspannigheid. Verdachte is niet eerder wegens geweldsdelicten in aanraking gekomen met politie of justitie.
De rechtbank dient volgens de wet voorts rekening te houden met de kwalificatie van de feiten gepleegd in Valkenburg op 3 februari 2018 als één voortgezette handeling, zoals bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat immers om één ongeoorloofd wilsbesluit in een zeer kort tijdsbestek dat drie strafbare feiten en drie slachtoffers heeft opgeleverd, te weten poging doodslag en tweemaal zware mishandeling. De wetgever heeft in zo’n geval bepaald dat voor het opleggen van de straf één strafbepaling wordt toegepast, namelijk die waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, in dit geval de poging doodslag. Dat betekent dat de andere strafbare feiten, tweemaal de zware mishandeling, voor de straftoemeting buiten toepassing blijven. In andere woorden die leggen wel gewicht in de schaal maar worden geacht te zijn opgenomen, geabsorbeerd, in de straf die opgelegd wordt voor ‘ het zwaarste feit.’
De rechtbank weegt - zoals uiteengezet - de feiten zwaarder dan de officier van justitie, ondanks dat zij niet tot vrijspraak komt van een feit. Enkel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf doet volgens de rechtbank recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
De bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering en die enkel gekoppeld kunnen worden aan een voorwaardelijk strafdeel, moeten maar betrokken worden bij een voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte aan het einde van zijn straf.
De rechtbank komt tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, meer dan de officier van justitie heeft gevorderd maar ook rekening houdende met de waardering van de feiten gepleegd in Valkenburg als één ongeoorloofd wilsbesluit. Bij de straf zal worden bepaald aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van
€ 4.510,80 terzake van feit 1 (parketnummer 03/700063-18). Dit bedrag bestaat uit € 1.010,80 vergoeding voor geleden materiële schade en € 3.500,00 vergoeding voor geleden immateriële schade. Daarnaast vordert hij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van
€ 4.827,15 terzake van feit 2 (parketnummer 03/700063-18). Dit bedrag bestaat uit € 827,15 vergoeding voor geleden materiële schade en € 4.000,00 vergoeding voor geleden immateriële schade. Daarnaast vordert hij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van
€ 11.682,91 terzake van feit 3 (parketnummer 03/700063-18). Dit bedrag bestaat uit € 1.682,91 vergoeding voor geleden materiële schade en € 10.000,00 vergoeding voor geleden immateriële schade. Daarnaast vordert hij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van
€ 625,79 terzake van feit 4 (parketnummer 03/700063-18). Dit bedrag bestaat uit € 75,79 vergoeding voor geleden materiële schade en € 550,00 vergoeding voor geleden immateriële schade. Daarnaast vordert zij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen geheel voor toewijzing vatbaar. Hij verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5] is hij van mening dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu hij volledige vrijspraak heeft bepleit voor feit 4 (parketnummer 03/700063-18).
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door de bewezen verklaarde strafbare feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair van parketnummer 03/700063-18 rechtstreeks schade is toegebracht. Nu de gevorderde bedragen van respectievelijk € 4.510,80, € 4.827,15 en € 11.682,91 niet door de verdediging zijn betwist en nu aan de verdachte voor die feiten een straf zal worden opgelegd, zullen deze vorderingen geheel worden toegewezen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt vastgesteld op 3 februari 2018, de dag waarop de schade is ingetreden.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ten aanzien van de drie schadebedragen de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Nu de verdachte van het tenlastegelegde onder feit 4 (parketnummer 03/700063-18) geheel wordt vrijgesproken, dient de benadeelde [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Dit brengt met zich mee dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] moet worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 56, 57, 180, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 4 primair en subsidiair (parketnummer 03/700063-18) tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 2]
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats 1] , ten aanzien van feit 1, primair (parketnummer 03/700063-18)
    toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
    € 4.510,80, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 3 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 4.510,80, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 3 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 3]
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , wonende te [woonplaats 1] , ten aanzien van feit 2, primair (parketnummer 03/700063-18)
    toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
    € 4.827,15, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 3 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , van € 4.827,15, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 58 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 3 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 4]
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] , wonende te [woonplaats 2] , ten aanzien van feit 3, primair (parketnummer 03/700063-18)
    toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
    € 11.682,91, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 3 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 4] , van € € 11.682,91, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 93 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 3 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 5]
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. C. Drent, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2018.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03/700063-18
1.
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snee onder een oor en/of in het aangezicht (vlak naast de halsslagader), heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (diepe) wonden in het aangezicht, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul,
in elk geval met een glazen voorwerp, in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 3] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten te weten meerdere (diepe) wonden en/of een of meerdere beschadigde zenuwen in het aangezicht, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 4] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in de heup heeft gestoken en/of tegen de heup heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks 2 februari 2018 tot en met 3 februari 2018 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal, met een glazen bierpul, althans met een stuk van een glazen bierpul, in elk geval met een glazen voorwerp, in de heup te steken en/of tegen de heup te slaan;
Parketnummer 03/008773-18
1.
hij, op of omstreeks 13 januari 2018 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) (met) een glas, althans een (glazen) voorwerp, tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 13 januari 2018 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) (met) een glas, althans een (glazen) voorwerp, tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan;
2.
hij, op of omstreeks 13 januari 2018 in de gemeente Maastricht toen de aldaar in uniform dienstdoende (politie)ambtenaren [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg en/of [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg en/of [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 2.1.1.1, eerste lid, Algemene Plaatselijke Verordening Maastricht, in elk geval op verdenking van
het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde (politie)ambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in de richting van die (politie)ambtena(a)r(en) te slaan en/of (met kracht) zijn armen om het been van die [verbalisant 1] te klemmen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer PL2300-2018006729, gesloten d.d. 31 januari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 48.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2018, pagina’s 6 en 7 in samenhang bezien met proces-verbaal van aanhouding d.d. 13 januari 2018, pagina 29.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2018, pagina 8.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2018, pagina 10.
5.in samenhang met het verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 21 juni 2018.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2018, pagina’s 10, 12 en 13.
7.Het bescheid zijnde de geneeskundige verklaring van P. Wijkman betreffende [slachtoffer 1] d.d. 13 januari 2018, pagina’s 14 en 15.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 januari 2018, pagina 16.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2018, pagina’s 6 en 7.
10.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd op 8 augustus 2018.
11.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie District-Zuid-West-Limburg, Basisteam Valkenburg, Afdeling Veel Voorkomende Criminaliteit, proces-verbaalnummer 2018017804, gesloten d.d. 26 maart 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 117.
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2018, pagina’s 84 en 85.
13.Het bescheid zijnde de aanvraag medische gegevens d.d. 4 februari 2018, pagina 89 in samenhang bezien met het bescheid zijnde de geneeskundige verklaring van 13 februari 2018, pagina 90 en 91.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2018, pagina 85.
15.Het bescheid zijnde de aanvraag medische gegevens d.d. 4 februari 2018, pagina 89 in samenhang bezien met het bescheid zijnde de geneeskundige verklaring van 13 februari 2018, pagina 90 en 91.
16.De foto’s van het letsel van [slachtoffer 4] , pagina’s 87 en 88.
17.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 4 februari 2018, pagina’s 71, 72 en 73.
18.Het bescheid zijnde de aanvraag medische gegevens d.d. 5 februari 2018, pagina 81 in samenhang bezien met het bescheid zijnde de geneeskundige verklaring d.d. 9 februari 2018, pagina 83.
19.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 4 februari 2018, pagina 73.
20.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 4 februari 2018, pagina 73.
21.De foto’s behorende bij proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 4 februari 2018, pagina’s 76 t/m 80.
22.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 3 februari 2018, pagina’s 48 en 49.
23.Het bescheid zijnde de aanvraag medische gegevens d.d. 3 februari 2018, pagina 56 in samenhang bezien met het bescheid zijnde de geneeskundige verklaring d.d. 7 februari 2018, pagina’s 58 en 59.
24.De foto’s van het letsel van [slachtoffer 3] , pagina’s 51 t/m 55.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2018, pagina 39.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2018, pagina 41.
27.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 8 augustus 2018.