ECLI:NL:RBLIM:2018:8976

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
C/03/251409 / JE RK 18-1340
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp na meerderjarigheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 10 juli 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De zaak is ingediend door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf, die verzocht om de minderjarige in een gesloten accommodatie te plaatsen voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders van [minderjarige] als belanghebbenden zijn aangemerkt. De ouders hebben ingestemd met het verzoek, maar de minderjarige heeft verweer gevoerd tegen de voorgestelde termijn van zes maanden, waarbij zij een voorkeur uitsprak voor een termijn van vier maanden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht staat en dat er een machtiging gesloten jeugdhulp was verleend tot haar meerderjarigheid. De kinderrechter heeft de noodzaak van de voorwaardelijke machtiging onderbouwd door te verwijzen naar de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft ook de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper en het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder in overweging genomen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de voorwaardelijke machtiging te verlenen voor een periode van vier maanden, in plaats van de verzochte zes maanden. Dit besluit is genomen met het oog op de positieve ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak om haar de kans te geven om de ingezette lijn vast te houden. De kinderrechter heeft de stichting 'Stichting Jeugdzorg St. Joseph' aangewezen als de jeugdhulpaanbieder die verantwoordelijk is voor de opname van de minderjarige in een gesloten accommodatie indien zij de voorwaarden niet naleeft.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
zaakgegevens : C/03/251409 / JE RK 18-1340
datum uitspraak: 10 juli 2018
beschikking voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente LANDGRAAF,
hierna te noemen het college,
gevestigd te Landgraaf,
betreffende
[minderjarige], geboren op [2000] te [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige],
advocaat mr. S. Mestrini, kantoorhoudende te Heerlen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],hierna te noemen de moeder,
en
[belanghebbende 2],hierna te noemen de vader,
hierna ook samen te noemen: de ouders,
wonende te [woonplaats].

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van het college van 18 juni 2018, ingekomen bij de griffie op 19 juni 2018.
- de verklaring d.d. 11 juni 2018 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder.
- de instemmende verklaring d.d. 17 juni 2018 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper,
- het hulpverleningsplan van 9 juli 2018, ter zitting overgelegd.
Op 10 juli 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
  • de minderjarige [minderjarige], bijgestaan door mr. S. Mestrini,
  • een gemachtigde van het college,
- de moeder.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.
2. De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] verblijft bij Icarus te Cadier en Keer.
Bij beschikking van 14 mei 2018 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot aan haar meerderjarigheid op 29 juli 2018.

3.Het verzoek

3.1.
Het college heeft een voorwaardelijke machtiging verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
Ter onderbouwing van het verzoek wordt verwezen naar het verzoekschrift en de bijlagen, waarin onder meer het volgende is opgenomen. De hulpverlening is nog in de opstartfase en [minderjarige] maakt voorzichtige stappen richting medewerking en acceptatie van hetgeen is gebeurd. De resterende periode is te kort om met [minderjarige] te werken aan een plaatsing in de thuissituatie, hierover wordt aangegeven dat het thuis niet goed zal gaan en de relatie tussen ouders en [minderjarige] dan mogelijk niet meer te herstellen is. Er is twijfel of [minderjarige] zich na haar 18de verjaardag zal houden aan afspraken rondom therapieën en het wonen op een veilige plek, of dat ze dit nu sociaal wenselijk aangeeft om vervolgens na haar 18de verjaardag alsnog onder te duiken om haar activiteiten op crimineel vlak, wellicht onder druk van het circuit, weer verder op te pakken. Omdat de stapjes nog klein en fragiel zijn is een voorwaardelijke gesloten machtiging na haar 18de verjaardag noodzakelijk. Na eerst het er niet eens mee te zijn, is [minderjarige] nu gemotiveerd mee te werken aan het traject Yes We Can.
[minderjarige] weet dat ze het traject dient te volgen en dat zij bij schending van de voorwaarden wordt teruggeplaatst binnen de gesloten jeugdhulp. De gedragswetenschapper stemt in met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zoals verzocht.
In het verzoekschrift van het college zijn een viertal voorwaarden opgenomen.
De ouders stemmen in met het verzoek tot een voorwaardelijke machtiging en hebben daartoe een verklaring ondertekend.
3.2.
Het college heeft ter zitting het hulpverleningsplan van 9 juli 2018 overgelegd. De jeugdhulpaanbieder Icarus heeft in het hulpverleningsplan de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is de jeugdige op te nemen. Het college heeft ter zitting erkend dat er meer voorwaarden zijn opgenomen dan in het verzoekschrift waren opgenomen. Voorts heeft het college ter zitting aanvullend verklaard dat de periode tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] te kort is om haar tot probleeminzicht te laten komen. Wel is inmiddels samenwerking mogelijk, waardoor ze Yes We Can wil accepteren en een intakegesprek staat gepland bij een MDFT-therapeut na afronding van Yes We Can. De termijn van een half jaar is verzocht als stok achter de deur gelet op het traject van tien weken bij Yes We Can, gevolgd door MDFT-therapie om de mogelijkheid om weer bij de ouders te wonen te kunnen laten slagen. Ten tijde van Yes We Can geldt de voorwaarde van geen alcohol- en middelengebruik heel strikt, daarna kan wellicht een afspraak gemaakt worden over het af en toe nuttigen van een alcoholisch drankje.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek voor de duur van zes maanden. Die termijn is nodig omdat niet alleen [minderjarige] die periode nodig heeft, maar ook het hele gezin. De moeder heeft er op dit moment nog geen vertrouwen in dat [minderjarige] na het traject Yes We Can naar huis kan zonder de voorwaardelijke machtiging. [minderjarige] heeft in de afgelopen periode veel alcohol genuttigd waarbij ze geen rem heeft. [minderjarige] zal afscheid moeten nemen van haar oude vriendenkring, maar dat wil ze niet. Als dat ook na die zes maanden zo blijft kan ze niet thuis wonen. Het hele gezin heeft de komende periode nodig om weer vertrouwen te krijgen en naar elkaar toe te groeien.
4.2.
De vader is, hoewel opgeroepen, niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
4.3.
[minderjarige], bijgestaan door haar advocaat, heeft ter zitting ingestemd met een voorwaardelijke machtiging, en de in het hulpverleningsplan genoemde voorwaarden behoudens de voorwaarde over het nuttigen van alcohol. Ze vindt het vreemd dat als ze 18 is, en alcohol mag drinken volgens de Wet, zij dat dan niet mag. Daarnaast heeft [minderjarige] verweer gevoerd tegen de verzochte termijn van zes maanden. [minderjarige] kan wel instemmen met een termijn van vier maanden. [minderjarige] vindt dat ze de afgelopen twee maanden behoorlijk vooruit is gegaan, waardoor ze nu inziet dat de hulp van Yes We Can nodig is. [minderjarige] heeft nog wel moeite dat de ouders toestemming hebben gegeven om haar gesloten te plaatsen en dat ook nu de moeder geen vertrouwen kan uitspreken dat het na vier maanden goed kan gaan. [minderjarige] verzoekt om de machtiging te beperken tot een termijn van vier maanden.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.4 lid 1 Jeugdwet (Jw) kan de kinderrechter op verzoek een voorwaardelijke machtiging verlenen om een jeugdige, met inachtneming van artikel 6.1.2 lid 3 Jw in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw slechts worden verleend indien, (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.2.
In artikel 6.1.4 Jw is geen specifieke aandacht besteed aan de mogelijkheid voor een voorwaardelijke machtiging na het bereiken van de meerderjarigheid. De kinderrechter verwijst naar artikel 1.1 Jw waaruit volgt dat onder het begrip ‘jeugdige’ wordt verstaan een persoon die:

.de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,
2
°.de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of
3
°.de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:
  • is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;
  • vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of
  • is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.
De kinderrechter begrijpt daaruit dat onder verwijzing naar deze begripsbepaling ook voor een jeugdige in de eerste zes maanden na het bereiken van de meerderjarigheid een verzoek conform artikel 6.1.4 Jw kan worden gedaan. Daarbij wordt eveneens overwogen dat artikel 6.1.2 lid 4 Jw de mogelijkheid biedt een machtiging gesloten jeugdzorg te verlenen aan iemand die 18 jaar is zodat een minder vergaand bedoelde maatregel van voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ook mogelijk dient te zijn indien aan de in dat artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan.
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4 lid 2 Jw kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6.1.4 lid 3 Jw kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert, heeft bepaald dat de jeugdige een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig heeft.
Op grond van artikel 6.1.4, lid 4 Jw behoeft het verzoek de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Voorts bepaalt artikel 6.1.4, lid 5 Jw dat de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging slechts verleent indien een hulpverleningsplan wordt overgelegd dat voldoet aan de daaraan op grond van artikel 6.1.4, lid 6 Jw te stellen eisen. Ten slotte volgt uit artikel 6.1.4 lid 9 Jw dat de kinderrechter slechts toepassing geeft aan het eerste lid, indien de jeugdige zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of redelijkerwijs is aan te nemen dat de voorwaarden zullen worden nageleefd.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat voldaan is aan de formele vereisten van artikel 6.1.2, lid 3 en 4 Jw en de artikelen 6.1.4, leden 3, 4, 5 en 6 Jw, waarbij de kinderrechter de brief van de jeugdhulpaanbieder van 9 juli 2018 beschouwt als het in artikel 6.1.4 lid 5 Jw bedoelde hulpverleningsplan dat tevens de voorwaarden bevat waaraan [minderjarige] zich moet houden. Uit het hulpverleningsplan blijkt niet met zoveel woorden welke jeugdhulpaanbieder bereid is [minderjarige] op te nemen in een gesloten accommodatie als zij de voorwaarden niet naleeft of als de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft, onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de voorwaarden heeft willen leggen bij de jeugdhulpverlener die bereid is de jeugdige in voorkomend geval op te nemen. Die verantwoordelijkheid brengt mee dat alleen kan worden volstaan met een ondubbelzinnige aanwijzing in het hulpverleningsplan. De overweging dat ‘
mocht een plek in de Gesloten Jeugdzorg toch nodig zijn dan willen we je er nog op wijzen dat we ons best zullen doen om je weer bij Icarus te plaatsen, maar dat we dit niet kunnen garanderen’kan niet als zodanig gelden. Derhalve zal de kinderrechter de stichting ‘Stichting Jeugdzorg St. Joseph’ te Cadier en Keer, waar ‘Icarus’ onder ressorteert uitdrukkelijk aanwijzen als de jeugdhulpaanbieder die [minderjarige] in voorkomend geval dient op te nemen.
Voorts vermeldt het plan welke medewerker van de hiervoor genoemde verantwoordelijke jeugdhulpaanbieder bevoegd is tot het nemen van het besluit dat de jeugdige opgenomen wordt omdat zij zich niet houdt aan de vooraf overeengekomen voorwaarden of de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
[minderjarige] heeft verklaard de jeugdhulp te accepteren en heeft zich tevens bereid verklaard de voorwaarden na te leven, zodat ook is voldaan aan de eisen gesteld in art. 6.1.4. lid 7 en lid 9 Jw.
5.5.
Uit de ingediende stukken, waaronder de instemmingsverklaring van de gedragsdeskundige drs. J.M. Moojen van 17 juni 2018 en de verklaringen ter zitting, is gebleken dat een gesloten plaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is en dat de ernstige belemmering van [minderjarige] in de ontwikkeling naar verdere volwassenheid alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. De korte periode binnen Icarus heeft [minderjarige] laten zien dat haar gedrag zich ten positieve heeft ontwikkeld en dat zij een traject bij Yes We Can wil volgen. De voorwaarden geven haar duidelijkheid over wat van haar wordt verwacht en wat de consequenties zijn als zij dat niet doet. Een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg is nodig om duidelijke kaders aan [minderjarige] te geven en haar de kans te bieden te bewijzen dat zij de ingezette positieve lijn kan vasthouden. Zodoende acht de kinderrechter een voorwaardelijke gesloten plaatsing van [minderjarige] noodzakelijk om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de hulpverlening onttrekt.
[minderjarige] en haar advocaat hebben verweer gevoerd tegen de verzochte termijn van zes maanden en hebben de kinderrechter verzocht de termijn te beperken tot vier maanden.
Naar het oordeel van de kinderrechter is er thans, mede gelet op de goede wil en de kleine voortgang die reeds geboekt is door [minderjarige], alsmede gelet op de meerderjarigheid en de aard van de maatregel, geen noodzaak voor een voorwaardelijke machtiging van de maximale termijn van zes maanden na het bereiken van de meerderjarigheid. De kinderrechter wil haar vertrouwen in [minderjarige] uitspreken en derhalve een voorwaardelijke machtiging van vier maanden toewijzen, onder afwijzing van het meer of anders verzochte.
5.6.
Ingevolge artikel 6.1.12 lid 1 Jw is een voorwaardelijke machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 29 juli 2018 voor de duur van vier maanden tot 29 november 2018, onder de voorwaarden welke aan de jeugdige [minderjarige], geboren op [2000] te [geboorteplaats], in het aangehechte hulpverleningsplan van 9 juli 2018 zijn gesteld;
6.2.
wijst de stichting ‘Stichting Jeugdzorg St. Joseph’ te Cadier en Keer, aan als de jeugdhulpaanbieder die [minderjarige] dient op te nemen in een gesloten accommodatie als zij de voorwaarden niet naleeft of als de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft, onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. van Uum, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Groen - Witvliet als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2018 en schriftelijk vastgesteld op 17 juli 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch