ECLI:NL:RBLIM:2018:9649

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
03/661054-17 (OWV)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met hennepteelt met parketnummer 03/661054-17

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 121.307,44, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 januari 2016 meermalen hennepplanten heeft geteeld. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitvoerig besproken, waarbij onder andere rekening is gehouden met de opbrengsten en kosten van de hennepteelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de officier van justitie terecht de ontnemingsvordering heeft ingediend en dat de veroordeelde voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verweer te voeren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de betalingsverplichting vastgesteld op het genoemde bedrag.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/661054-17 OWV
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 20 maart 2018 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .
[veroordeelde] wordt bijgestaan door mr. J.C. Oudijk, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 maart 2018. [veroordeelde] is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/661054-17. Op 20 maart 2018 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 142.135,70.
Volgens de officier van justitie zou [veroordeelde] dit voordeel hebben verkregen uit de baten van het feit waarvoor [veroordeelde] is gedagvaard en andere strafbare feiten, namelijk hennepteelt voorafgaand aan de periode van 1 januari 2015 tot en met 18 februari 2016. Er zouden voldoende aanwijzingen bestaan dat deze andere feiten door [veroordeelde] zijn begaan.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij zijn vordering. Ter onderbouwing van die vordering heeft hij verwezen naar de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, die deel uitmaakt van het dossier.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het deel van de vordering dat ziet op wederrechtelijk verkregen voordeel vóór 1 januari 2015. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de officier van justitie er bewust voor heeft gekozen om slechts de periode van 1 januari 2015 tot en met
18 februari 2016 in de strafzaak aan [veroordeelde] ten laste te leggen. Het is niet passend in een rechtsstaat om dan bij een ontneming uit te gaan van een langere periode, omdat in die procedure de bewijsregels niet van toepassing zijn. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de contante geldstortingen van [veroordeelde] zijn onderzocht en dat hieruit niet blijkt dat hij anderhalve ton heeft verdiend met de hennepteelt. Ook zijn geen luxe goederen of contante geldbedragen aangetroffen. In dit verband heeft de raadsman verzocht om toevoeging van de bankgegevens van [veroordeelde] aan het dossier.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 20 maart 2018 is [veroordeelde] onder meer veroordeeld wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd in de periode van 1 januari 2015 tot en met 18 februari 2016.
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [veroordeelde] voordeel heeft verkregen uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [veroordeelde] zijn begaan.
3.3.2
Het bewijs [1]
[veroordeelde] is veroordeeld wegens het meermalen telen van 52 hennepplanten in de periode van 1 januari 2015 tot en met 18 februari 2016.
Op 18 februari 2016 is een in werking zijnde hennepplantage met 52 hennepplanten op de zolderverdieping van de woning van [veroordeelde] aangetroffen. Per m² stonden er 11 hennepplanten. [2] Uit de aangetroffen cannacutter, hennepresten en kalkafzetting in de kweekruimte kan worden afgeleid dat de aangetroffen oogst niet de eerste oogst was. [3]
Na onderzoek door de fraude-inspecteur van energiebedrijf Enexis is gebleken dat de stroom voor de hennepkwekerij legaal werd afgenomen. Door het energiebedrijf is een overzicht verstrekt van het energieverbruik over de periode van 24 mei 2007 tot en met 18 februari 2016. Gedurende deze tijd bewoonde [veroordeelde] de woning en stond hij ook als verbruiker/ afnemer bij het energiebedrijf geregistreerd. Uit het overzicht kan worden afgeleid dat het energieverbruik vanaf 2009 drastisch is toegenomen. [4]
Daarnaast is in een schaal op het dressoir in de woonkamer een factuur aangetroffen van [bedrijf 1] . Deze factuur is gedateerd 17 maart 2009. In de kweekruimte is een aankoopbon van [bedrijf 2] gevonden met factuurdatum 6 december 2015. Het betreft facturen van goederen die gebruikt kunnen worden bij de hennepteelt en die ook daadwerkelijk in de kweekruimte zijn aangetroffen. [5] Hieruit leidt de rechtbank af dat [veroordeelde] al sinds 2009 bezig was met het telen van hennep in zijn woning. Van enige betrokkenheid van derden bij die hennepteelt is de rechtbank niet gebleken.
Wanneer [veroordeelde] in 2009 precies is begonnen met het telen van hennep is niet vast te stellen. In het voordeel van [veroordeelde] gaat de rechtbank daarom uit van de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 januari 2016. Aldus acht de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen voldoende aannemelijk dat [veroordeelde] in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 januari 2016 vijf keren 52 hennepplanten heeft geteeld en geld heeft verdiend aan de opbrengst van die teelten. Deze frequentie baseert de rechtbank op de vaste jurisprudentie dat hennepplanten worden geteeld in cycli van tien weken.
Ten aanzien van de gevoerde verweren overweegt de rechtbank als volgt. De officier van justitie bepaalt wat hij aan een verdachte ten laste wil leggen. Het is een keuze die aan de officier van justitie toe komt. Uit artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht volgt vervolgens dat een ontnemingsvordering ook gebaseerd mag worden op andere strafbare feiten, dan de feiten waarvoor een verdachte is veroordeeld. De door de officier van justitie gemaakte keuzes zijn aldus conform de wet en bovendien is [veroordeelde] in deze procedure in de gelegenheid geweest om tegen de vordering in te brengen wat tot zijn verdediging kan dienen. Er is dus noch sprake van een grove veronachtzaming van de belangen van [veroordeelde] door de officier van justitie noch sprake van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De noodzaak tot het toevoegen van de bankgegevens is door de verdediging onvoldoende onderbouwd, reden waarom dat verzoek door de rechtbank wordt afgewezen.
3.3.3
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In de hennepplantage van [veroordeelde] zijn 52 hennepplanten aangetroffen. Zoals in het voorgaande met wettige bewijsmiddelen is onderbouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [veroordeelde] in de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2016 meermalen hennep heeft geteeld. De rechtbank acht voorts aannemelijk dat de omvang van die eerdere oogsten steeds overeenkomt met de aangetroffen 52 hennepplanten. Uitgaande van een kweekcyclus van tien weken zijn vijf oogsten per jaar mogelijk. Dat betekent dat [veroordeelde] gedurende zes jaren 30 oogsten heeft gehad van steeds 52 hennepplanten.
Bij gebrek aan een verklaring over de opbrengst en de kosten van de hennepplantage ziet de rechtbank zich genoodzaakt om terug te grijpen op de genormeerde bedragen in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij. Deze genormeerde bedragen zijn met betrekking tot de vier oogsten in de periode 1 januari 2010 tot en met 1 november 2010 ontleend aan de publicatie ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, Standaardberekeningen en normen’, van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie uit april 2005. De genormeerde bedragen met betrekking tot de na 1 november 2010 gerealiseerde 26 oogsten zijn ontleend aan de update op voornoemd rapport van 1 november 2010. Hierna worden deze publicaties genoemd: het rapport van BOOM en de update daarop.
Bruto-opbrengst
De opbrengst hennep in grammen is afhankelijk van het aantal planten per vierkante meter (verder: m2).
In de kweekruimte stonden per m² 11 hennepplanten. Volgens het rapport van BOOM en de update vloeit uit die omstandigheid voort een opbrengst van 30,0 gram per plant. Gelet op vorenstaande bedraagt de geoogste hoeveelheid 30,0 gram x 52 hennepplanten = 1,56 kilogram.
In het rapport van BOOM en de update daarop wordt een normbedrag genoemd dat een kilo hennep zou opleveren. In het rapport uit 2005 was dit € 2.370,00 per kilo. In de update wordt een kiloprijs van € 3.280,00 gehanteerd. De bruto-opbrengst van 30 oogsten bedraagt aldus (4 x 1,56 kilogram x € 2.370,00) + (26 x 1,56 kilogram x € 3.280,00) =
€ 147.825,60.
Aftrekposten
Afschrijvingskosten
De rechtbank hanteert de in het rapport van BOOM en de update daarop vastgestelde norm van
€ 150,00aan afschrijvingskosten bij een plantage tussen de 0 en 199 hennepplanten. Voor 30 oogsten bedragen de afschrijvingskosten
€ 4.500,00.
Variabele kosten
Het normbedrag voor de variabele kosten is in het rapport van BOOM uit 2005 vastgesteld op € 4,40 per plant. In de update op het rapport is dit € 6,18 per plant. Dit bedrag bestaat uit het normbedrag voor de inkoopprijs van stekken en het normbedrag voor de overige variabele kosten als kosten voor kweekmedium, water en voedingstoffen. Het totale normbedrag vermenigvuldigd met het aantal hennepplanten brengt de variabele kosten op
(4 x 52 x € 4,40) + (26 x 52 x € 6,18) =
€ 9.270,56.
Elektriciteit
Uit het dossier blijkt dat er geen sprake was van diefstal van stroom en dat [veroordeelde] dus periodiek de kosten voor elektriciteit heeft voldaan. In de kweekruimte bevonden zich drie assimilatielampen met een wattage van 600 Watt per stuk. [6] Blijkens het rapport van BOOM bedragen de kosten per lamp van 600 Watt per oogst € 125,00. In de update op het rapport is dit bedrag bijgesteld naar € 140,00. Dit brengt de kosten voor elektriciteit op
(3 lampen x € 125,00 x 4 oogsten) + (3 lampen x € 140,00 x 26 oogsten) =
€ 12.420,00.
Kosten voor gebruik knipmachine
In de kweekruimte is een zogenaamde cannacutter aangetroffen. [7] Volgens de update op het rapport van BOOM komt € 0,21 per hennepplant voor aftrek in aanmerking wegens het gebruik van een cannacutter. In het rapport uit 2005 wordt geen bedrag genoemd voor het gebruik van een cannacutter. De rechtbank zal daarom voor de vier oogsten gerealiseerd voordat de update uitkwam en in het voordeel voor [veroordeelde] uitgaan van ook deze € 0,21. Dit brengt de kosten voor het gebruik van een knipmachine op
€ 0,21 x 52 hennepplanten x 30 oogsten =
€ 327,60.
De totale kosten die voor aftrek in aanmerking komen worden daarmee vastgesteld op
(€ 4.500,00 + € 9.270,56 + € 12.420,00 + € 327,60) =
€ 26.518,16.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op vorenstaande komt de volgende voordeelberekening tot stand.
Bruto-opbrengst € 147.825,60
Kosten
€ 26.518,16 -
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 121.307,44
De rechtbank zal het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vaststellen op
€ 121.307,44.
3.3.4
De op te leggen betalingsverplichting
De rechtbank zal aan [veroordeelde] de verplichting opleggen tot betaling van
€ 121.307,44aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

4.Het wettelijke voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 121.307,44;
- legt [veroordeelde] de verplichting op tot
betaling aan de staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
van een bedrag van € 121.307,44.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2018.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/661054-17 OWV
Proces-verbaal van de openbare zitting van 20 maart 2018 in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .
Raadsman is mr. J.C. Oudijk, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
[veroordeelde] is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt de beslissing uit en geeft [veroordeelde] kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016029954, gesloten d.d. 22 februari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 130.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 15 april 2016, pagina’s 44 en 45.
3.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 27 mei 2016, pagina 65 in combinatie met het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 15 april 2016, pagina’s 54, 55, 56 en 57.
4.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 27 mei 2016, pagina’s 62, 63 en 68.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2016, pagina’s 38, 40 en 41 in samenhang bezien met het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 27 mei 2016, pagina 65.
6.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 27 mei 2016, pagina 65.
7.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 15 april 2016, pagina 53.