ECLI:NL:RBLIM:2018:9871

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
04/860773-08 (vordering verlenging TBS)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging na onttrekking tijdens verlof

Op 16 oktober 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een verdachte, die zich eerder onttrok aan de behandeling tijdens een onbegeleid verlof. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de TBS met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel hoog is en dat de intramurale fase van de behandeling langer zal duren dan een jaar. De verdachte, die lijdt aan een complexe persoonlijkheidsproblematiek en beperkte neuropsychologische functies, heeft zich op 7 januari 2018 onttrokken aan de behandeling en is pas zes dagen later door de politie opgepakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboden structuur en begeleiding in de kliniek niet voldoende waren om een langdurige onttrekking te voorkomen. De deskundige A. Posthuma heeft verklaard dat de behandeling van de verdachte meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende termijn bij een verlenging van één jaar. De rechtbank heeft daarom besloten de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/860773-08 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 16 oktober 2018
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De vordering houdt in dat de rechtbank beslist op de op 20 augustus 2018 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans verblijvende te Groningen, in PFC Dr. S. van Mesdag,
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsvrouw is mr. S.C. Sassen, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering verlenging terbeschikkingstelling met verpleging van de officier van justitie d.d. 20 augustus 2018;
  • het verlengingsadvies d.d. 30 juli 2018 van F. de Greef, GZ-psycholoog en behandelcoördinator, en H.J. Beintema, psychiater, directeur behandelzaken en plaatsvervangend hoofd van de inrichting, beiden verbonden aan FPC Dr. S. van Mesdag;
  • de omtrent [verdachte] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode van 9 juni 2016 tot en met 26 september 2017;
  • het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 23 mei 2011, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg d.d. 30 mei 2017 waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar is verlengd;
  • het persoonsdossier van [verdachte] .
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal verlengen voor de duur van twee jaar.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 23 mei 2011 is [verdachte] ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en belaging, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste.
De hiervoor genoemde delicten waren gericht tegen en veroorzaakten gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 29 september 2012.
De terbeschikkingstelling is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank d.d. 30 mei 2017 met twee jaar verlengd. De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank op 2 oktober 2018. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [verdachte] , zijn raadsvrouw en, als deskundige, A. Posthuma, GZ-psycholoog en behandelcoördinator van [verdachte] bij FPC Dr. S. van Mesdag.

3.Het standpunt van de inrichting

In het verlengingsadvies van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
“Betrokkene is een 52-jarige man met een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken die functioneren op een zwakbegaafd intelligentieniveau. Er is tevens sprake van alcoholmisbruik in langdurig volledige (gedwongen) remissie. (…) Uit neuropsychologisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een ernstige geheugenstoornis, waarbij sprake is van een inprentings- en consolidatiestoornis gepaard gaande met confabulatie en mogelijk ook met simulatie”. (pag. 2)
“De psychiatrische problematiek is zeer complex en rigide gebleken. Een extra complicerende factor in de behandeling is het beperkte neuropsychologisch functioneren. (…) Door de problematiek zijn de behandeleffecten beperkt gebleven. In de behandeling wordt nu ingezet op het laten inslijten van positief, wenselijk gedrag”. (pag. 2)
“Vanaf januari 2017 beschikte betrokkene over een machtiging onbegeleid verlof. Op 17 februari 2017 is betrokkene overgeplaatst naar de uitstroomunit Helperdiep 3, een unit gericht op het leren omgaan met meer vrijheden, toetsen van vaardigheden en de mate waarin iemand in staat is zelfstandig zijn delictfactoren te managen, dan wel om hulp te vragen. Betrokkene werkte buiten de kliniek en bezocht met netwerkleden het centrum en ging regelmatig naar zijn partner in Breda. (…) Tijdens de behandelplanbespreking van september 2017 werd besloten om transmuraal verlof aan te vragen en te koersen richting een FPA in de regio van de woonplaats van zijn partner. Nog voordat de aanvraag voor transmuraal verlof was opgesteld heeft betrokkene zich op 7 januari 2018 onttrokken tijdens een onbegeleid verlof. Op 13 januari 2018 werd betrokkene opgepakt door de politie en een dag later teruggebracht naar het FPC. (…) Omdat betrokkene langer dan 24 uur ongeoorloofd afwezig is geweest, is zijn verlofmachtiging van rechtswege komen te vervallen en kan een jaar geen verlof worden aangevraagd”. (pag. 2)
“Er is besloten ondersteunende therapie op te starten, waarin onder andere een incidentenanalyse van de onttrekking gaat worden opgesteld. Intramuraal worden er weinig behandeleffecten meer verwacht. De komende maanden gaat worden gebruikt om te onderzoeken of het opnieuw vormgeven van een risicomanagementplan en resocialisatietraject mogelijk is. Wanneer het binnen dit traject mogelijk is, zal opnieuw verlof worden aangevraagd. De totale behandelduur tot en met transmuraal verlof voor betrokkene schatten wij, bij positief verloop, op minimaal twee jaar”. (pag. 3)
“Structureel diagnostisch is er sprake van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur. Om grip te houden op zijn emoties heeft betrokkene de neiging om sterke controle te willen uitoefenen op zijn (sociale) omgeving. Dit gebeurt vooral in relaties die intiem van aard zijn. Bij betrokkene is sprake van een vroege en daardoor diepgewortelde verlatingsangst. Hierdoor zijn de partnerrelaties van betrokkene zeer belangrijk voor hem en versmelt hij als het ware met de ander. Betrokkene voelt zich relatief veilig binnen een relatie, hij durft in die gevallen iemand ook dichter toe te laten en lijkt zich veilig te voelen in de structuur die van een relatie (of een gezin) uitgaat. Hiermee structureert hij de chaos in zichzelf en heeft daardoor ook de geborgenheid binnen een relatie nodig. (…) Hij zal vervolgens tot het uiterste gaan om de controle te herpakken. Hij maakt de ander als het ware tot een verlengstuk van zichzelf en heeft deze vervolgens nodig om zichzelf te structureren”. (pag. 7)
“Met name op het gebied van geheugen en informatieverwerking zijn er grove verstoringen aanwezig. (…) De ernst van deze geheugenproblemen beïnvloedt de behandelbaarheid en leerbaarheid van betrokkene”. (pag. 20)
“Betrokkene kan geen verantwoordelijkheid nemen voor zijn gedrag (t.a.v de onttrekking). Na gesprekken over de onttrekking geeft betrokkene aan dat de reden van zijn onttrekking gelegen is in het feit dat het verlof eerder was ingetrokken en er veel gebeurde in zijn netwerk. Ook zegt betrokkene dat zijn behandelcoördinator betrokkenes dochter heeft verteld over zijn misbruikverleden. Tijdens het verlof werd betrokkene meerdere keren gebeld door de sociotherapie, terwijl de afspraak is dat er één controle is. Daarop geeft hij aan dat hij besloot weg te gaan. Betrokkene zegt dat de spanning zo hoog was dat hij zelfmoord zou hebben gepleegd als hij niet was weggelopen, dus hij vindt dat hij een goede keuze heeft gemaakt door zich te onttrekken. In de beginperiode lukt het betrokkene niet een dagstructuur vol te houden, dit verloopt nu beter. De spanning en frustraties liepen in de beginperiode dusdanig hoog op, dat er sprake was van verbaal grensoverschrijdend gedrag. Betrokkene heeft op dergelijke momenten geen zicht op frustratieopbouw”. (pag. 22)
“Recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging: matig- hoog. Recidiverisico in geval van beëindiging van toezicht of maatregel: hoog”. (pag. 25)
“De geboden structuur, toezicht en begeleiding binnen de uitstroomafdeling in de kliniek is niet afdoende gebleken om een langdurige onttrekking te voorkomen. Betrokkene is niet in staat om op een adequate manier zijn emoties te reguleren in contact met belangrijke netwerkleden, waarna hij zich onttrekt. Er is geen sprake van probleembesef of -inzicht (…). Omdat de intramurale fase van de behandeling de termijn van een jaar zal overschrijden, is een verlenging van de maatregel met tbs met dwangverpleging met twee jaren vereist”. (pag. 30)
De kliniek heeft geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar.
Ter zitting heeft A. Posthuma (GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij FPC Dr. S. van Mesdag) als deskundige onder meer verklaard dat [verdachte] op de afdeling redelijk teruggetrokken is. Het contact met medewerkers verloopt goed, maar is beperkt. Er moet eerst een incidentenanalyse van de onttrekking op papier komen, alvorens de kliniek een nieuwe verlofaanvraag zal voorleggen aan de verloftoetsingscommissie. Een goede analyse is belangrijk voor het maken van een risicomanagementplan. De verwachting van de deskundige is dat de verlofaanvraag zich in het begin zal beperken tot begeleid verlof. Er is vastgesteld dat [verdachte] neurologische problemen heeft bij het onthouden van zaken uit zowel het verleden als het heden. Het gaat beter met zijn agressieregulatie, alhoewel een aantal maanden geleden een incident heeft plaatsgevonden waarbij [verdachte] erg boos is geworden. De inschatting van de kliniek is dat onbegeleid verlof zeker risico’s met zich meebrengt. [verdachte] geeft weinig openheid van zaken waarom hij dingen doet en bepaalde keuzes maakt.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar. Hiertoe heeft zij verwezen naar het verlengingsadvies van FPC Dr. S. van Mesdag.

5.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw

[verdachte] heeft naar voren gebracht dat hij graag zou zien dat de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd. Hij verklaart dat de periode voorafgaand aan de onttrekking goed is verlopen in de kliniek. [verdachte] vindt dat hij een zware sanctie voor de onttrekking heeft gekregen.
De raadsvrouw heeft verzocht de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het vanaf 2013 goed is gegaan in FPC Dr. S. van Mesdag. Tijdens de behandelplanbespreking van september 2017 is besloten transmuraal verlof aan te vragen en te koersen richting een FPA. Echter door de onttrekking van [verdachte] is zijn verlofmachtiging van rechtswege komen te vervallen. Een zware sanctie die zorgt voor vertraging in het opnieuw aanvragen van verlof. [verdachte] heeft zich herpakt en werkt weer.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat een verlenging van twee jaar uitzichtloos is. [verdachte] wil zich het komende jaar bewijzen en openheid van zaken geven in de gesprekken. Ook voor zijn zelfvertrouwen is het belangrijk om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Ondanks het feit dat het aan [verdachte] zelf te wijten is dat de verlofmachtiging van rechtswege is ingetrokken, is het de vraag of hem dat op die manier verweten kan worden nu [verdachte] een kwetsbare man met beperkingen is.

6.De beoordeling

De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank verenigt zich met het verlengingsadvies van de kliniek en met de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige Posthuma. De rechtbank overweegt dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van misdrijven die waren gericht tegen en gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De rechtbank dient te beoordelen of het gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt verlengd.
Uit het verlengingsadvies volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er bij [verdachte] sprake is van een complexe persoonlijkheidsproblematiek. Een extra complicerende factor is het beperkte neuropsychologisch functioneren. Door de problematiek zijn de behandeleffecten beperkt gebleven. Het recidiverisico in geval van beëindiging van de maatregel wordt ingeschat als hoog. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Omtrent de vraag met welke termijn de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te worden verlengd overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte] heeft zich op 7 januari 2018 onttrokken tijdens een onbegeleid verlof. Pas op 13 januari 2018 is [verdachte] opgepakt door de politie. Vanwege deze onttrekking is de verlofmachtiging van rechtswege komen te vervallen en kan een jaar geen verlof worden aangevraagd. De rechtbank is van oordeel dat het aan het handelen van [verdachte] zelf te wijten is dat de verlofmachtiging is ingetrokken en dat dit niet geheel buiten zijn invloedssfeer heeft gelegen. De geboden structuur, toezicht en begeleiding binnen de uitstroomafdeling in de kliniek zijn niet afdoende gebleken om een langdurige onttrekking te voorkomen. Op korte termijn zal ondersteunende therapie worden gestart waarin onder andere een delictanalyse van de onttrekking wordt opgesteld. Intramuraal worden er weinig behandeleffecten meer verwacht. De komende periode zal onderzocht worden of het opnieuw vormgeven van een risicomanagementplan en resocialisatietraject mogelijk is. Uit het verlengingsadvies en de verklaring van de deskundige ter zitting is gebleken dat de intramurale fase van de behandeling de termijn van een jaar zal overschrijden.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar dient te worden verlengd, indien op het moment van de beslissing vaststaat dat de behandeling na één jaar nog niet is afgerond, althans dat dit niet wordt verwacht. Aannemelijk is geworden dat de behandeling van [verdachte] meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Met de deskundige en de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat de terbeschikkingstelling met twee jaar dient te worden verlengd. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2018.
Buiten staat:
Mr. R.A.M.M. Gijselaers en mr. D.C.I. van Delft zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.