In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 13 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn zoontje. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.L.J.M. Wilhelmus, verzocht om contact met zijn kind, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde geen omgangsregeling vast te stellen, omdat de vader kennelijk ongeschikt was tot omgang. Dit advies was gebaseerd op eerdere rapportages en de bevindingen dat de vader zijn behandeling bij Mondriaan vroegtijdig had afgebroken en niet voldeed aan de voorwaarden voor veilige omgang. De rechtbank oordeelde dat de vader onvoldoende inzicht had in zijn problematiek en dat er een groot risico op agressiedoorbraken bestond. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M.M. Mikkers, steunde het advies van de raad en benadrukte de noodzaak van behandeling van de vader voordat er sprake kon zijn van contact. De rechtbank concludeerde dat de belangen van het kind zwaarwegend waren en dat omgang op dat moment niet in het belang van het kind was. De vader werd aangespoord om zijn behandeling te hervatten en zich aan de voorwaarden van de hulpverlening te houden. De rechtbank wees het verzoek van de vader af en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten droeg.