Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[onderbewindgestelde],
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 24 oktober 2019 met producties
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling ter zitting van 11 november 2019.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding over een vordering tot ontruiming van een woning. De eiser, die het appartementencomplex in eigendom heeft verkregen, vorderde ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die zich niet als een goed huurder zou hebben gedragen. De eiser stelde dat de onderbewindgestelde illegaal stroom aftapte, water afnam via een brandslang en overlast veroorzaakte door voertuigen in de hal te stallen en huisdieren te houden, wat in strijd was met de huurovereenkomst. De onderbewindgestelde voerde verweer en stelde dat zij in een noodsituatie verkeerde.
De kantonrechter oordeelde dat er niet voldoende bewijs was dat de onderbewindgestelde in ernstige mate tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De rechter concludeerde dat het niet zeker was dat de bodemrechter voldoende grond zou vinden voor ontbinding van de huurovereenkomst, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. Ook was er geen spoedeisend belang van de eiser bij de gevraagde ontruiming, aangezien de tekortkomingen niet meer voortduurden. Daarom werd de vordering van de eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder.