Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de tussenbeschikking van 10 oktober 2019,
- de brief namens verzoeksters met bijlagen, zoals ontvangen op 19 november 2019.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de herroeping van een ontbindingsbesluit van een besloten vennootschap. Verzoeksters, de aandeelhouders van de vennootschap, stelden dat de vennootschap bij aandeelhoudersbesluit van 10 november 2013 was ontbonden per 31 december 2013 en dat deze ontbinding was ingeschreven in het handelsregister door de Kamer van Koophandel. De verzoeksters vroegen de rechtbank om te verklaren dat het herroepingsbesluit rechtskracht heeft en dat de uitspraak in het handelsregister dient te worden ingeschreven.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de vereisten voor toewijzing van het verzoek. Deze vereisten zijn onder andere dat de besloten vennootschap nog niet is opgehouden te bestaan, dat het herroepingsbesluit rechtsgeldig is genomen, en dat er inzicht moet zijn in de vermogenstoestand van de vennootschap op de datum van ontbinding en herroeping. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeksters in de gelegenheid zijn gesteld om hun verzoek aan te vullen en dat de aangeleverde informatie voldeed aan de gestelde vereisten.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het besluit van de aandeelhouders tot ontbinding van de vennootschap rechtsgeldig is herroepen en heeft de griffier gelast om deze beschikking in te schrijven in het register waar de vennootschap is ingeschreven. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beschikking is gegeven door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken.