Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 480,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.T.L.J. Jongen, betaling van achterstallige huurpenningen door de gedaagde, de stichting Katharina Kasper, vertegenwoordigd door mr. L. Isenborghs. De eiser stelt dat de gedaagde tekortschiet in haar betalingsverplichtingen op basis van de huurovereenkomsten, met een huurachterstand van in totaal € 33.335,00 over de maanden januari tot en met september 2019. De gedaagde voert verweer en stelt dat zij de huurpenningen niet volledig heeft voldaan vanwege ernstige gebreken aan het gehuurde, die door de eiser niet zijn hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van ernstige gebreken die haar verplichtingen tot betaling van de huurpenningen beïnvloeden. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, contractuele incassokosten en proceskosten. De rechter benadrukt dat de gedaagde geen recht heeft op opschorting of verrekening van de huurpenningen, aangezien de Algemene Bepalingen van de huurovereenkomsten dit uitsluiten, tenzij de tegenvordering door de rechter is vastgesteld. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op huurprijsvermindering of verrekening van kosten, en dat de vordering van de eiser toewijsbaar is.