ECLI:NL:RBLIM:2019:11511

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
03/659109-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere bedreigingen, belaging en beschadigingen van goederen door persoon die de feiten in verminderde mate kunnen worden toegerekend

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 19 december 2019, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, belaging en vernieling. De verdachte, geboren in 1992, werd bijgestaan door advocaten M.J. Rubberg en R. Engwegen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 december 2019, waarbij zowel de verdachte als zijn raadslieden aanwezig waren. De officier van justitie achtte alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op aangiftes en andere bewijsmiddelen.

De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen aan het adres van zijn moeder, [slachtoffer 2], en andere slachtoffers, alsook het vernielen van goederen zoals een rolluik en een auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, maar dat deze in verminderde mate aan hem konden worden toegerekend vanwege een autismespectrumstoornis en andere psychische problemen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en reclasseringstoezicht.

De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van strafbedreiging en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid tot behandeling en begeleiding. De benadeelde partij, [slachtoffer 3], kreeg gedeeltelijk gelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, terwijl ook de rehabilitatie van de verdachte centraal stond.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659109-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats/datum] 1992,
wonende te [adres verdachte] .
Verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Rubberg en mr. R. Engwegen, advocaten, beiden kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 december 2019. Verdachte en beide raadslieden zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2:een rolluik en/of voordeur heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt of weggemaakt;
feit 3:[slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 4:[slachtoffer 2] heeft belaagd;
feit 5:een auto heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 6:[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd;
feit 7:[slachtoffer 3] heeft mishandeld;
feit 8:[slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd;
feit 9:[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] heeft bedreigd;
feit 10:[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 9] heeft bedreigd;
feit 11:een (voor)deur heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 12:agent [slachtoffer 10] en/of agent [slachtoffer 11] heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, op basis van de zich in het procesdossier bevindende aangiftes, de daarbij behorende andere bewijsmiddelen met betrekking tot die feiten alsmede de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Raadsman mr. Rubberg heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Aangaande feit 1 heeft hij opgemerkt dat de door verdachte geuite woorden die feitelijk een bedreiging opleveren alleen in januari 2017 zijn gepleegd. Hij heeft gesteld dat de andere door verdachte gebezigde woorden niet de ten laste gelegde bedreiging inhouden. Om die reden is de ten laste gelegde periode te ruim.
De raadsman heeft ter zake van de feiten 2, 4 en 5 telkens vrijspraak van de verdachte bepleit, daartoe stellende dat die feiten niet wettig en overtuigend bewezen geacht kunnen worden.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat verdachte op
22 januari 2017 de door aangeefster [slachtoffer 2] gestelde deuken dan wel schade aan het rolluik van haar woning heeft gepleegd én dat uit de bewijsmiddelen helemaal niet blijkt dat er schade aan de voordeur van die woning is ontstaan. Volgens de verklaring van aangeefster waren er deuken in dat rolluik. De raadsman heeft op internet, via Google Maps, een beeld van de onderhavige woning aangetroffen van een oudere datum dan 22 januari 2017 en op dat beeld zijn ook een of meer deuken in dat rolluik zichtbaar, zodat niet vaststaat dat verdachte op 22 januari 2017 deuken in dat rolluik heeft veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat er weliswaar door verdachte vele e-mailberichten en sms-berichten aan zijn moeder mevrouw [slachtoffer 2] zijn gestuurd die een bedreigende inhoud hebben, maar verdachte heeft geen stelselmatige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van mevrouw [slachtoffer 2] . Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk niet dat zij tegenover verdachte, haar zoon, heeft aangegeven dat hij geen berichten meer aan haar mocht sturen.
Ten aanzien van feit 5 is aangevoerd dat uit de door getuige [naam 1] afgelegde verklaring en de beelden van de parkeerplaats weliswaar volgt dat verdachte op de betrokken parkeerplaats liep of zich bukte bij de onderhavige auto, maar uit die verklaring of beelden blijkt niet dat verdachte een kras op de auto met kenteken [nummer] heeft gemaakt of veroorzaakt.
Raadsman mr. Engwegen heeft zich ter zake van de feiten 6 en 8 tot en met 12 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 7 is vrijspraak bepleit, omdat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen geacht kan worden. Verdachte heeft ontkend dit feit gepleegd te hebben. Op de camerabeelden is niet te zien dat er door verdachte geslagen is en verder is op de foto’s van het slachtoffer geen letsel te zien.
Ten aanzien van feit 8 is opgemerkt dat de afgelegde verklaringen alleen overeenkomen voor wat betreft de woorden “ik maak jullie kapot”, zodat de overige woorden niet bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van feit 9 wordt betwijfeld of de door aangever en [slachtoffer 8] afgelegde verklaringen juist zijn met betrekking tot de dag van het gebeurde en de precieze woorden die door verdachte gezegd zouden zijn. De verklaringen zijn pas drie maanden na het gebeurde afgelegd.
Ten aanzien van feit 10 kan alleen bewezen worden de woorden “Kom maar mee naar het hoekje, dan steek ik je kapot” omdat de drie afgelegde verklaringen alleen op dat punt overeenstemmen.
Ten aanzien van feit 11 is gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet duidelijk blijkt hoe de deur is beschadigd of vernield.
Ten aanzien van feit 12 is opgemerkt dat de verdachte tijdens de zitting heeft verklaard dat juist is dat hij de beide agenten heeft bedreigd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de feiten 1 tot en met 5 [1] :
t.a.v. feit 1:[slachtoffer 1] heeft op 31 januari 2017 aangifte [2] gedaan van bedreiging tegenover
haar gedurende de periode vanaf 1 november 2016 tot en met 31 januari 2017 door [verdachte] , geboren op [geboorteplaats/datum] . Zij heeft verklaard dat zij als bewindvoerder werkzaam is bij Fidelis, gevestigd aan de [adres 2] , gemeente Sittard-Geleen, en dat zij vanaf 16 januari 2016 als bewindvoerder voor [verdachte] optreedt. Ongeveer op 1 november 2016 begon [verdachte] haar te bedreigen, zowel
via de mail als via de telefoon. Hij stuurde haar regelmatig mails met bedreigingen. Zij
heeft enkele mails uitgedraaid en meegenomen om bij de aangifte te voegen. [verdachte] heeft haar onder andere gestuurd (letterlijk overgenomen):
- Dus als je mij niet je woorden terugroept dan na de rechtzaal sla ik je helemaal naar de klote vrouw,
- niet voor de rechtbank neem mijn spullen mee kan ik gelijk blijven in de bajes, en
- dan de rest van je leven op wielen.Zij heeft niemand toestemming gegeven om haar te bedreigen. Zij zal nog printscreens maken om bij het proces-verbaal van deze aangifte te voegen.
Een bij dit proces-verbaal van aangifte gevoegde bijlage, te weten (een printscreen van) een e-mail [3] verstuurd op 1 januari 2017 door middel van het e-mailadres “ [emailadres 1] ” aan [slachtoffer 1] , te weten aangeefster [slachtoffer 1] voornoemd, onder meer inhoudende de tekst:
“Duz als jij er mij niet je woorden terugroept dan na de rechtzaal sla ik je helemaal naar de klote vrouw”.
Een bij dit proces-verbaal van aangifte gevoegde bijlage, te weten (een printscreen van) een e-mail [4] verstuurd op 2 januari 2017 door middel van het e-mailadres “ [emailadres 1] ” aan [slachtoffer 1] , te weten aangeefster [slachtoffer 1] voornoemd: “
Jij hebt me alles afgepakt en bent daar mede verantwoordelijk voor als ik nu 12 januari onder bewind staat wat jij had kunnen voorkomen heb ik niks meer te verliezen en ga ik zorgen dat ik de bak indraai en jij bent mijn slachtoffer dan!!!!!!!"
Verdachte heeft verklaard [5] dat hij tijdens de periode van 1 november 2016 tot en met
31 januari 2017 vaak e-mails gestuurd heeft naar zijn bewindvoerder mevrouw [slachtoffer 1] te Sittard. De onder feit 1 vermelde teksten zal hij via e-mails aan haar geschreven of gezegd hebben en het zal juist zijn dat zij zich daardoor bedreigd gevoeld heeft.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en wel op basis van de aard van alle (in de tenlastelegging opgenomen) door verdachte geuite bewoordingen – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten bedreiging met zware mishandeling van mevrouw [slachtoffer 1] in de gemeente Sittard meermalen gepleegd, zoals hierna onder 3.4 nader is vermeld.
t.a.v. feit 2:[slachtoffer 2] , wonende op het adres [adres 1] , heeft op
17 februari 2017 aangifte [6] gedaan van vernieling gepleegd op 22 januari 2017 tussen
23.3
en 23.38 uur. Zij heeft verklaard dat zij mede-eigenaar is van de woning op het adres [adres 1] in de gemeente Roermond. Zij bevond zich op 22 januari 2017 omstreeks 23.30 uur in haar woning. Zij keek toen op haar telefoon en zag een app van haar zoon [verdachte] die schreef dat hij eraan kwam. Na een paar minuten hoorde zij [verdachte] schreeuwen en zij hoorde dat hij tegen de rolluiken van de woonkamer sloeg, met heel veel gebonk. Door zijn gebonk op het rolluik is er schade ontstaan. Zij zag daarna namelijk deuken op het linker rolluik, gezien vanaf de voorzijde van de woning. Zij belde hierop de politie. Zij heeft camera's aan de woning. Zij heeft de beelden bekeken, waarop te zien is dat [verdachte] de vernieling pleegt. Zij stelt de beelden ter beschikking voor het onderzoek.
Verdachte heeft verklaard [7] dat het klopt dat hij op een dag in januari 2017, kort voor middernacht, op het rolluik van de woning van zijn ouders te Roermond heeft geslagen.
Verbalisant [naam 3] heeft verklaard [8] dat hij op 21 februari 2017 de door aangeefster
[slachtoffer 2] aan hem ter beschikking gestelde camerabeelden van haar woning heeft bekeken. Op die beelden zag hij een persoon bij die woning die hij herkende als [verdachte] , geboren op [geboorteplaats/datum] , wonende op het adres [adres 3] , gemeente Maasgouw, omdat hij als wijkagent van Maasgouw veel bemoeienis gehad had met deze persoon. Verbalisant verklaarde verder dat hij op die beelden zag dat deze [verdachte] op 22 januari 2017 omstreeks 23.34:14 uur (uur.minuten:seconden) met zijn rechter vuist op het rolluik van die woning sloeg en dat hij omstreeks 23.34:59 uur vijftien keer met zijn rechter elleboog op dat rolluik sloeg.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 2 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 22 januari 217 opzettelijk en wederrechtelijk een rolluik geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft beschadigd, zoals hierna onder 3.4 nader is vermeld.
De rechtbank overweegt, ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer, dat niet aannemelijk is geworden dat de door aangeefster [slachtoffer 2] genoemde deuken zich al voor 22 januari 2017 in dat rolluik bevonden.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de voordeur heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt of weggemaakt.
t.a.v. feit 3:
De rechtbank acht – gelet op de feiten en omstandigheden genoemd in de hierna te noemen bewijsmiddelen – het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 3.4 nader is vermeld, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van dat feit [9] , afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2019;
- de op 17 februari 2017 door [slachtoffer 2] gedane aangifte [10] .
t.a.v. feit 4:[slachtoffer 2] , wonende op het adres [adres 1] , heeft op
1 maart 2017 aangifte [11] gedaan van stalking jegens haar gepleegd tussen 1 januari 2017 te 10.00 uur en 17 februari 2017 te 10.00 uur door haar zoon [verdachte] . Zij verklaarde dat [verdachte] haar tijdens die periode veelvuldig met hinderlijke, beledigende en bedreigende
e-mails heeft bestookt en haar lastig heeft gevallen door haar heel veel te bellen. Het nummer waarmee [verdachte] haar belde was afgeschermd ofwel onbekend. Hij viel haar structureel lastig met e-mails en telefoongesprekken en dat was een inbreuk op haar privéleven. Het
e-mailadres van [verdachte] is [emailadres 1] Haar e-mailadres is [emailadres 2] .
[slachtoffer 2] heeft de e-mails en voicemail-berichten [12] die [verdachte] haar toen heeft gestuurd aan de wijkagent [naam 3] ter beschikking gesteld. Zij heeft bijgehouden wanneer [verdachte] haar heeft gebeld en/of sms-berichten heeft gestuurd, namelijk:
- op 2-1-2017 heeft hij gebeld tussen 22.00 en 23.00 uur;
- op 3-1-2017 heeft hij rond 14.45 uur gebeld;
- op 4-1-2017 heeft hij rond 13.20 uur telkens herhaaldelijk op haar huistelefoon en haar
mobiele telefoon gebeld;
- op 5-1-2017 heeft hij tussen 11.30 en 14.15 uur herhaaldelijk
op haar mobiele telefoon gebeld en stuurde hij herhaaldelijk sms-berichten naar haar;
- op 12-1-2017 heeft hij tussen 08.30 en 9.00 uur gebeld;
- op 22-1-2017 heeft hij rond 22.00 uur gebeld;
- op 23-1-2017 heeft hij rond 10.45 uur telkens herhaaldelijk op haar thuistelefoon en
mobiele telefoon gebeld en rond 12.15 uur nogmaals op haar thuistelefoon;
- op 23-1-2017 heeft hij haar ook sms-berichten gestuurd;
- op 29-1-2017 heeft hij ’s nachts veel gebeld op haar thuistelefoon en op haar mobiele
telefoon;
- op 30-1-2017 heeft hij om 19.00 uur en 19.03 uur gebeld;
- op 31-1-2017 heeft hij om 19.28 uur sms-berichten gestuurd;
- op 4-2-2017 heeft hij haar ’s middags acht maal gebeld op haar thuistelefoon, vijftien
maal op haar mobiele telefoon en haar veel sms-berichten gestuurd;
- op 13-2-2017 na 14.30 uur heeft hij haar herhaaldelijk gebeld; te weten vijftien maal op
haar mobiele telefoon en ook op haar huistelefoon. Ook heeft hij op deze dag veel
sms-berichten gestuurd en veel e-mails;
- op 14-2-2017 heeft hij een paar keer naar haar gebeld;
- op 15-2-2017 heeft hij haar een sms-bericht gestuurd;
- op17-2-2017 heeft hij haar een sms-bericht gestuurd;
- op 20-2-2017 heeft hij haar gebeld op haar mobiele telefoon;
- op 27-2-2017 heeft hij haar veel sms-berichten gestuurd en gedreigd langs te komen. Ook
heeft hij zestien maal gebeld op haar mobiele telefoon.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [13] dat het juist is dat hij in de periode van
1 januari tot en met 27 februari 2017 veelvuldig heeft gebeld naar [slachtoffer 2] , dat hij ook veelvuldig e-mails en sms-berichten aan mevrouw [slachtoffer 2] heeft gestuurd en dat hij tevens heeft ingesproken op haar voicemail. Verdachte verklaarde verder dat het best mogelijk is dat hij daarbij bedreigende woorden heeft geuit en bedreigende teksten heeft geschreven.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 4 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit, te weten belaging van mevrouw [slachtoffer 2] in de periode van 1 januari tot en met 27 februari 2017 in de gemeente Roermond heeft gepleegd, zoals hierna onder 3.4 nader is vermeld.
De stelling van de raadsman dat het gebruikelijk is dat een kind vaak berichten stuurt aan een ouder en dat moeder in dit geval om die reden voorafgaand aan het bellen dan wel sturen van sms-berichten of voicemail-berichten aan verdachte, haar zoon, had moeten melden dat zij dergelijke berichten of telefoontjes niet meer wilde ontvangen, vindt geen steun in het recht.
t.a.v. feit 5 [14] :
Aangever [slachtoffer 12] [15] heeft verklaard dat hij op 14 maart 2017 omstreeks 18.00 uur zijn blauwe Peugeot 407 met kenteken [nummer] parkeerde op de openbare parkeerplaats gelegen aan de Nieuwe Markt te Linne, en dat hij dat voertuig toen in onbeschadigde toestand achterliet. Op 15 maart 2017 omstreeks 17.30 uur ontdekte hij schade aan zijn auto. Hij zag krasschade op de achterklep en rechtsachter.
Verbalisant [naam 3] heeft verklaard [16] dat hij op 24 maart 2017 camerabeelden heeft bekeken die hem voor onderzoek beschikbaar waren gesteld, en wel van de camera die stond opgesteld op het dakterras van appartement 20 op de eerste verdieping van het appartementencomplex gelegen aan de Nieuwe Markt te Linne. Verbalisant verklaarde verder dat hij op die beelden zag dat op 15 maart 2017 omstreeks 02.57:04 uur een persoon naar de blauwe Peugeot 407 loopt en zich bukt aan de achterkant van de auto, dat die persoon daarna overeind komt en richting de centrale ingang van dat appartementencomplex loopt. Hij zag verder op de camerabeelden dat de persoon die dag omstreeks 03.36:48 uur vanuit genoemde centrale ingang over de parkeerplaats loopt, dat hij omstreeks 02.51:40 uur naar de blauwe Peugeot 407 loopt en erna bukt ter hoogte van de rechter achterkant van die auto en omstreeks 03.51:42 overeind komt en richting de centrale ingang loopt. Verbalisant verklaarde voorts dat hij de persoon op de camerabeelden herkende als de hem ambtshalve bekende [verdachte] , wonende op het adres [adres 3] , daar hij als wijkagent veel met hem van doen heeft gehad en hem herkende aan zijn lengte, zijn manier van lopen en zijn herkenbare jas met bontkraag.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 5 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 maart 2017 te Linne, opzettelijk en wederrechtelijk een auto met kenteken [nummer] die geheel aan een ander, te weten aan [slachtoffer 12] toebehoorde heeft beschadigd. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte tijdens de nacht van 15 maart 2017 tweemaal kort achter elkaar naar die betrokken blauwe auto is gegaan en zich telkens aan de achterzijde van die auto heeft gebukt, waaruit blijkt dat hij met opzet handelde. Daarbij komt dat de plaats waar verdachte zich achter die auto heeft gebukt precies overeenkomt met de door aangever gemelde plek van de krasschades op die auto.
met betrekking tot de feiten 6 tot en met 12 [17] :
t.a.v. feit 6:Aangever [slachtoffer 3] , wonende op het adres [adres 4] , heeft op
5 april 2016 aangifte [18] gedaan van bedreiging met zware mishandeling van hem en zijn vriendin [slachtoffer 4] op de Nieuwe Markt te Linne, gepleegd door hun buurjongen [verdachte] wonende op het adres [adres 3] . [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij en zijn vriendin op 3 april 2016 omstreeks 17.00 uur , buiten stonden voor het appartementencomplex waarin zij wonen. Hij zag toen dat [verdachte] op zijn balkon stond. Hij hoorde [verdachte] toen zeggen: "Ik ga jullie drie keer zwaarder mishandelen dan de afgelopen keer, ik kom zo meteen wel naar onder". Hierbij wees [verdachte] in de richting van hem en zijn vriendin. Genoemde [slachtoffer 3] verklaarde verder dat, door het feit dat hij al eerder door [verdachte] was mishandeld, er bij hem de redelijke vrees is ontstaan dat hij, of zijn vriendin, zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen door het toedoen van [verdachte] en dat zij zich beiden enorm bedreigd voelden.
[slachtoffer 4] , wonende op het adres [adres 4] , heeft verklaard [19] dat zij op 3 april 2016 omstreeks 17.00 uur met haar vriend [slachtoffer 3] buiten voor hun appartementencomplex stonden. Zij zag toen dat [verdachte] op het balkon van zijn woning stond en zij hoorde hem toen de woorden zeggen: "Ik ga jullie drie keer zwaarder mishandelen dan de afgelopen keer, ik kom zo meteen wel naar onder", of woorden van gelijke strekking. Zij zag dat [verdachte] heel agressief was.
Verdachte heeft verklaard [20] dat hij vanaf 2014 tot april 2017 woonde aan de [adres 3] .. Hij kent [slachtoffer 3] en diens vriendin omdat zij ook bewoners waren van hetzelfde appartementencomplex aan de Nieuwe Markt. Het klopt dat hij in 2016, terwijl hij op het balkon van zijn appartement stond, allerlei woorden naar [slachtoffer 3] en diens vriendin toe heeft geroepen terwijl zij daar op dat moment buiten stonden.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 6 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit ten laste gelegde feit heeft gepleegd, in die zin dat hij op
3 april 2016 te Linne genoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling.
t.a.v. feit 7:
Aangever [slachtoffer 3] heeft op 31 maart 2016 aangifte [21] gedaan van mishandeling die dag gepleegd op de Zwartbroekstraat te Roermond door [verdachte] wonende op het adres [adres 3] . [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 31 maart 2016 te 16.15 uur over de Zwartbroekstraat te Roermond liep en daar, op het moment dat hij voor de deur van de zaak Skunk stond, aangesproken werd door [verdachte] . Op een gegeven moment greep [verdachte] hem bij de keel. [verdachte] sloeg hem vervolgens met zijn rechtervuist in zijn gezicht. Hij kreeg de klap op zijn linker jukbeen. Hij voelde dat [verdachte] hem met kracht sloeg. Hij voelde dat de klap pijn deed en hij kreeg een stekend gevoel in zijn gezicht.
Verbalisant [naam 4] heeft verklaard [22] dat hij tijdens de op 31 maart 2016 door [slachtoffer 3] gedane aangifte zag dat deze aangever een rode vlek op zijn linker jukbeen en
een lichte zwelling had.
[slachtoffer 4] , heeft verklaard [23] dat zij zich op 31 maart 2016 omstreeks 17.00 uur in Roermond bevond. Zij zag even later dat haar vriend [slachtoffer 3] vanuit het centrum van Roermond naar haar toe gelopen kwam. Zij zag daar tevens [verdachte] , die met de fiets was, en zij hoorde [verdachte] schreeuwen.
Verbalisant [naam 5] heeft verklaard [24] dat hij op 31 maart 2016 de beelden heeft bekeken van de bewakingscamera van de gemeente Roermond gericht op de Zwartbroekstraat te Roermond, ter hoogte van het aldaar gelegen coffeeshop Skunk. Hij zag op die beelden dat omstreeks 17.15 uur twee personen voor de genoemde coffeeshop stonden en met elkaar in gesprek waren. Dit betrof een persoon met een beige kleurige jas met capuchon en een rugzak op zijn rug. De ander betrof een persoon met een zwarte broek en een licht kleurige geruite jas, vermoedelijk aangever [slachtoffer 3] . Hij zag dat de persoon in de beige jas zijn rechter arm ophief en uithaalde richting het hoofd van de persoon met de geruite jas. Hij zag dat de persoon met de beige jas op een fiets stapte en wegfietste.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 7 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft gepleegd, te weten mishandeling van genoemde [slachtoffer 3] op 31 maart 2016 in de gemeente Roermond door die [slachtoffer 3] in diens gezicht te slaan.
t.a.v. feit 8:[slachtoffer 5] heeft op 15 juni 2016 aangifte [25] gedaan van bedreiging gepleegd op 15 juni 2016 op het adres [adres 5] in de gemeente Maasgouw. Hij heeft verklaard dat hij op 15 juni 2016 omstreeks 16.00 uur in zijn kapsalon gelegen aan de [adres 5] was, waar toen ook zijn dochter [naam 6] en haar vriend [naam 7] aanwezig waren. Plotseling verscheen voor zijn kapperszaak de hem bekende [verdachte] , die op het adres Nieuwe Markt te Linne woont, in hetzelfde appartementencomplex als zijn dochter [naam 6] . Hij zag dat [verdachte] naar de ingang van de kapperszaak liep en dat hij woest en overstuur was. Hij zag dat [verdachte] fysiek met armen en benen aan het zwaaien en stampen was en hij kon aan zijn gezichtuitdrukking zien dat [verdachte] kwaad was. Hij hoorde [verdachte] woest roepen: "Ik maak jullie kapot". Tijdens deze bedreigingen duwde [verdachte] met kracht tegen de toegangsdeur van de kapsalon en hij probeerde zich met kracht de toegang tot de kapsalon te verschaffen. Aangever heeft samen met de vriend van zijn dochter met kracht teruggeduwd. Daardoor konden zij ter nauwer nood die deur weer sluiten. Hij heeft zich door [verdachte] enorm bedreigd gevoeld, zowel door zijn verbale bedreiging als zijn non verbale reacties. Hij achtte hem toen in staat om zijn woorden in daden om te zetten.
[naam 6] , wonende op het adres [adres 6] , heeft op 15 juni 2016 verklaard [26] dat zij die dag samen met haar vriend [naam 7] naar haar vader is gegaan, namelijk naar diens kapsalon op het adres [adres 5] ,. Zij zag daar op een gegeven moment [verdachte] buiten voor die kapsalon. Terwijl zij, haar vader en haar vriend binnen bij de glazen toegangsdeur stonden begon [verdachte] dreigementen te uiten. Hij riep onder meer: "Als er ook maar een aangifte wordt gedaan, dan maak ik jullie kapot” en hij zei tegen haar vader: "Jij bent de volgende". Zij had toen een afschuwelijke doodsangst. Zij dacht dat [verdachte] hen iets zou aandoen.
[slachtoffer 7] heeft op 15 juni 2016 verklaard [27] dat hij zich die dag omstreeks 16.00 uur, samen met zijn vriendin [naam 6] en haar vader [slachtoffer 5] , in de kapsalon van de vader van [naam 6] bevond. Hij zag op een gegeven moment [verdachte] voor de kapsalon en hij zag, aan diens blik in zijn ogen, schuim op zijn mond en zijn totale houding, dat [verdachte] opgefokt, agressief en uitdagend was. Hij zag dat [verdachte] naar de toegangsdeur van de kapsalon liep en riep: "Ik maak jullie kapot". Hij voelde zich daardoor behoorlijk bedreigd en was bang. Hij drukte daarom de deur van de kapsalon dicht. Hij verklaarde verder dat [verdachte] ook heeft gedreigd naar [naam 6] en haar vader. Hij is daardoor behoorlijk bang en continu op zijn hoede.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 8 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit ten laste gelegde feit heeft gepleegd, te weten dat verdachte op 15 juni 2016 te Linne, in gemeente Maasgouw [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. feit 9:[slachtoffer 3] heeft op 21 september 2016 aangifte [28] gedaan van bedreiging gepleegd op 16 juli 2016 op het adres [adres 4] , gemeente Maasgouw, door [verdachte] . Hij heeft verklaard dat hij die dag omstreeks 14.30 uur terugkwam bij zijn appartement op dat adres en samen met [slachtoffer 8] naar de ingang van het appartementencomplex liep. Hij zag daar toen medebewoner [verdachte] op het balkon staan. Hij zag toen dat [verdachte] , terwijl hij beledigende woorden naar hem toe riep, met zijn vinger een beweging langs diens keel maakte. Hij voelde zich hierdoor bedreigd. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
[slachtoffer 8] heeft op 29 oktober 2016 verklaard [29] dat hij op 16 juli 2016 om 15.00 uur samen met [slachtoffer 3] naar de woning van [slachtoffer 3] liep en daar [verdachte] zag op het balkon van diens woning aan de voorkant van dat gebouw. Hij zag dat [verdachte] , terwijl hij beledigende woorden naar [slachtoffer 3] en hem schreeuwde, met zijn duim een keelsteek beweging maakte bij zich zelf en daarna hun beiden aanwees. Hij
voelde zich daardoor bedreigd.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 9 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 juli 2016 te Linne, gemeente Maasgouw, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. feit 10:
[slachtoffer 3] , heeft op 21 september 2016 aangifte [30] gedaan van bedreiging gepleegd op 27 augustus 2016 op het adres [adres 3] door [verdachte] . Hij heeft verklaard dat hij op 27 augustus 2016 omstreeks 18:15 uur samen met zijn twee broers [naam 8] en [slachtoffer 9] naar de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex liep. Hij zag dat [verdachte] direct op hem afliep. Hij zag daarna dat [verdachte] provocerend voor zijn broer [slachtoffer 9] ging staan en hij hoorde dat [verdachte] zei: “Loop maar eens even mee het hoekje om, dan verbouw ik jou helemaal”, of woorden van gelijke strekking. Hij zag dat [verdachte] zich daarna tot hem wendde en hoorde dat deze riep: “Ik ga ervoor zorgen dat jij van de aardbodem verdwijnt” of woorden van gelijke strekking.
[slachtoffer 9] heeft op 29 september 2016 verklaard [31] dat hij zich op 27 augustus 2016 omstreeks 18.15 uur samen met zijn broers [slachtoffer 3] en [naam 8] bij de ingang van het appartementen complex van [slachtoffer 3] bevond, op het adres [adres 4] . Hij zag toen dat een lange man achter hen kwam staan. Hij zag dat die man dreigend naar [slachtoffer 3] liep en op enkele centimeters afstand stond van [slachtoffer 3] . Hij zag daarop dat die man dreigend naar hem kwam en vlak voor hem ging staan. Hij zag dat die man grote ogen had en met diens hele lichaam bewoog. Die man riep daarna met dreigende houding en met luide stem tegen hem: "Kom maar mee om het hoekje". Hij vond dit eng. Hij zag en hoorde dat die man door bleef gaan met bedreigingen en provoceren. Hij hoorde dat die man met luide stem riep: “Kom maar mee om het hoekje, dan steek ik je kapot” of woorden van gelijke strekking. Hij voelde dat zijn adrenaline begon te stijgen. [slachtoffer 3] vertelde hem daarna dat die man bovenbuurman [verdachte] was.
[naam 8] heeft op 5 oktober 2016 verklaard [32] dat hij op 27 augustus 2016 omstreeks 18.15 uur samen met zijn broers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] bij de hoofdingang van het appartementen complex van [slachtoffer 3] stond, op het adres [adres 4] . Hij zag daar een manspersoon aan komen lopen. Die jongen kwam dreigend op hen af. Hij zag dat die jongen vlak voor [slachtoffer 3] ging staan, heel dichtbij. Hij hoorde dat die jongen dreigend met luide stem tegen zijn broer [slachtoffer 9] riep: "Kom maar mee het hoekje om, dan steek ik je neer". We liepen daarna naar binnen. Hij zag dat [slachtoffer 3] de deur wilde sluiten. Op dat moment hield die jongen de deur tegen met zijn hand en hij hoorde toen die jongen schreeuwen: "Ik maak je kapot” of woorden van gelijke strekking. Hij hoorde dat die jongen dit meerdere malen herhaald heeft. [slachtoffer 3] vertelde hem toen dat die jongen [verdachte] was, die in het appartementen complex schuin boven [slachtoffer 3] woont.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van de hiervoor ten aanzien van feit 10 genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 augustus 2016 te Linne, gemeente Maasgouw, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. feit 11:De rechtbank acht – gelet op de feiten en omstandigheden genoemd in de hierna te noemen bewijsmiddelen het onder feit 11 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van dat feit, afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2019 [33] , en
- de op 2 november 2016 door [slachtoffer 5] gedane aangifte [34] .
De rechtbank is van oordeel dat door het handelen van de verdachte de voordeur is beschadigd en onbruikbaar gemaakt, omdat krassen op die deur waren ontstaan en tevens het slot van die deur ontzet was.
t.a.v. feit 12:De rechtbank acht – gelet op de feiten en omstandigheden genoemd in de hierna te noemen bewijsmiddelen het onder feit 12 ten laste gelegde feit bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van dat feit, afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2019 [35] , voor zover inhoudende dat hij erkent dat hij begin november 2016, tijdens een verhoor op het politiebureau in Roermond bedreigende woorden naar twee politieagenten toe heeft gezegd, namelijk dat hij toen tegen beiden heeft gezegd: “Als je bij mijn deur komt schiet ik je door je flikker”, of dergelijke woorden.
- de op 3 november 2016 door [slachtoffer 10] , agent van politie eenheid Limburg, gedane aangifte [36] en
- de op 3 november 2016 door [slachtoffer 11] , (hoofd)agent van politie eenheid Limburg, gedane aangifte [37] .
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
feit 1.
in de periode van 1 november 2016 tot en met 31 januari 2017 in de gemeente Sittard
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen per mail (onder andere) de tekst gestuurd: "Jij hebt me alles afgepakt en bent daar mede verantwoordelijk voor als ik nu 12 januari onder bewind staat wat jij had kunnen voorkomen heb ik niks meer te verliezen en ga ik zorgen dat ik de bak indraai en jij bent mijn slachtoffer dan!!!!!!!" en "Duz als jij er mij niet je woorden terugroept dan na de rechtzaal sla ik je helemaal naar de klote vrouw” of “niet voor de rechtbank neem mijn spullen mee kan ik gelijk blijven in de bajes" en "En dan de rest van je leven.....op wielen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 2.
op 22 januari 2017 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een rolluik, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] heeft beschadigd;
feit 3.
op 14 februari 2017 in de gemeente Roermond [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend per mail en tekstberichten (onder andere) gestuurd:
"Ik ga dit morgen ook eerlijk aangeven dat ik je graag wil vermoorden en mezelf aan me psycholoog" en "Dat kan je niet voorstellen ben verbitterd wil wraak wil bloed zien wil jouw gewoon dood hebben ik wil dat jij niet meer leeft jij verdient het niet jij hebt mensen alleen pijn gedaan levens verwoest dit moet stoppen ik ga daarvoor zorgen [naam 2] dit is een belofte k ben bloedserieus ik vlucht niet meer dit is mijn huis voorgoed tot me dood dat zweer ik je echt waar dat zweer ik je!!!! Want nu na deze sms en weer dit gedrag mij woest maken laat ik jouw nooit meer met rust en nu ga ik ervoor zorgen dat jij dit nooit meer bij niemand kan doen voorgoed" en "Heb mooi jachtgeweer gevonden op marktplaats.12 een kanon 500 euro schiedt je iemand ze kop ermee af kan je nog de loop afzagen dan is die nog praktisch ook mooi ding heb een mail gestuurd dat ik hem kan komen testen en bekijken en dan leg ik hem wel ergens neer natuurlijk niet in mijn huis tot ik weer boos ben op jouw!!!!!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 4.
in de periode van 1 januari 2017 tot en met 27 februari 2017 in de gemeente Roermond wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- het veelvuldig (met een anoniem nummer) bellen naar voornoemde [slachtoffer 2] en
- het veelvuldig toezenden van e-mails (waaronder e-mails met dreigende teksten) naar voornoemde [slachtoffer 2] en
- het veelvuldig sturen van sms-berichten naar voornoemde [slachtoffer 2] en
- het veelvuldig inspreken van de voicemail (waaronder voicemailberichten met dreigende teksten) van voornoemde [slachtoffer 2] ;
feit 5.
op 15 maart 2017 te Linne, in de gemeente Maasgouw, opzettelijk en wederrechtelijk een auto met kenteken [nummer] , die geheel aan een ander, te weten aan [slachtoffer 12] toebehoorde, heeft beschadigd;
feit 6.
op 3 april 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga jullie drie keer zwaarder mishandelen dan de afgelopen keer, ik kom zo meteen wel naar onder", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 7.
op 31 maart 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] in diens gezicht te slaan;
feit 8.
op 15 juni 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en Vanderheijden dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jullie kapot" of "Als er ook maar een aangifte wordt gedaan, dan maak ik jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 9.
op 16 juli 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] een snijdend en/of stekend gebaar naar zijn, verdachtes, keel gemaakt;
feit 10.
op 27 augustus 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] dreigend de woorden toegevoegd :"Loop maar even mee het hoekje om, dan verbouw ik jou helemaal" en/of "Kom maar mee naar het hoekje, dan steek ik je kapot" en/of "Ik ga ervoor zorgen dat jij van de aardbodem verdwijnt" en/of "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 11.
op 2 november 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een voordeur, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5]
, heeft beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
feit 12.
op 3 november 2016, in de gemeente Roermond, [slachtoffer 10] (agent van politie) en
[slachtoffer 11] (agent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 10] en [naam 3] dreigend de woorden toegevoegd : "Nu praat je nog zo. Maar wat als je volgende keer met lood in je
flikker zit? Ik maai jullie allemaal neer. En jou schiet ik een kogel door je kop. Ik krijg je wel en als ik vrij kom dan ga jij eraan" en "Als jullie de volgende keer bij mij aan de deur zijn, dan ben ik voorbereid. Ik neem jullie mee. Ik druk dan op een knop. Ik gebruik dan een handgranaat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:
belaging;
feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen;
feit 6:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 7:
mishandeling;
feit 8:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 9:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 10:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 11:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen en onbruikbaar maken;
feit 12:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater [naam 9] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 6 april 2017 en op 22 mei 2017 een rapport uitgebracht. Door deze gedragsdeskundige wordt in beide rapporten onder meer aangegeven dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis (ASS), narcistische en antisociale kenmerken in zijn persoonlijkheid en van een stoornis in cannabisgebruik, ook ten tijde van de feiten. Geadviseerd wordt om hem de feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich voor wat betreft de problematiek van verdachte met voormelde bevindingen en neemt die over. De rechtbank is daarom van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank houdt hiermee rekening bij het opleggen van de straf.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte en de onredelijk lange termijn van strafbedreiging, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 65 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Raadsman mr. Rubberg heeft aangevoerd dat de feiten bijna 3 jaren tot ruim 3½ jaar geleden hebben plaatsgevonden, reden waarom de redelijke termijn van strafbedreiging van twee jaren, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, fors overschreden is. Hij heeft verzocht bij het bepalen van de straf hiermee rekening te houden door een lagere straf op te leggen. Verder heeft hij gesteld dat verdachte de afgelopen twee jaren niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Tijdens de zitting is gebleken dat verdachte nog vele frustraties heeft maar dat hij inmiddels heeft geleerd zijn frustraties niet meer tegenover anderen te uiten. Verdachte verblijft in RIBW-instelling de Vliet en hij heeft geen contact meer met aangevers.
Door raadsman mr. Rubberg is verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gesteld is tevens dat verdachte begeleiding en behandeling voor zijn problematiek nodig heeft en dat verdachte bereid is deze voorwaarden na te komen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van 4½ maand veelvuldig schuldig gemaakt aan strafbare feiten, te weten: het meermalen bedreigen van zijn bewindvoerder, beschadiging van een rolluik, bedreiging van zijn moeder, belaging van zijn moeder, beschadiging van een auto, bedreiging van twee buren, mishandeling van een buurman, bedreiging van een buurvrouw en twee bekenden van haar, bedreiging van een buurman en een andere bekende, bedreiging van een buurman en diens broer, het beschadigen en onbruikbaar maken van een voordeur alsmede bedreiging van twee politieagenten.
Verdachte heeft door die vele bedreigingen en die belaging bij de slachtoffers van die feiten gevoelens van onveiligheid veroorzaakt en daardoor ieder slachtoffer telkens leed aangedaan. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten geen respect getoond voor de integriteit van al deze personen. Daar komt bij dat de verdachte geen enkel oog heeft gehad voor de schade die telkens door hem aan de betrokken slachtoffers (van de feiten 2, 5 en 11) is toegebracht. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf, als uitgangspunt, aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van de onderhavige feiten.
De rechtbank heeft betreffende de persoon van verdachte verder rekening gehouden met hetgeen naar voren is gekomen uit zijn justitiële documentatie van 12 november 2019, uit de Pro Justitia rapporten van 6 april en 22 mei 2017 opgemaakt door psychiater [naam 9] , en uit de reclasseringsrapporten van 28 november 2018 en 26 november 2019.
Uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt, in zijn voordeel, dat verdachte voorafgaand aan de feiten niet voor een strafbaar feit veroordeeld was.
Uit genoemde rapporten van de psychiater volgt dat er bij verdachte sprake is van een matig tot hoog recidiverisico ten aanzien van geweld (vernieling, bedreiging). Uit het laatste rapport van genoemde psychiater volgt dat de problematiek van verdachte hardnekkig is en dat verdachte zoveel mogelijk autonomie wil behouden. De stap naar begeleid wonen is reeds gezet en het is zeer van belang deze te continueren. Daarnaast is er ambulante behandeling nodig waarin verdachte behandeld wordt met cognitieve gedragstherapie vanwege de waanachtige ideeën van hem richting (met name) zijn moeder en om zijn impulscontrole te vergroten. Hierin zijn medicatie (een antipsychoticum of een antidepressivum) ondersteunend en aangewezen om zo de cannabis verder af te kunnen bouwen en te stoppen. Cannabis gebruikt verdachte als zelfmedicatie, maar uiteindelijk kan dit achterdocht versterken en zelfcontrole verminderen. Het is dus van belang dat verdachte zijn cannabisgebruik blijvend gaat staken. De behandeling dient verder gericht te zijn op het vergroten van zijn vertrouwen, waardoor hij zijn minderwaardige gevoelens minder op anderen zal projecteren. Ondersteuning bij het verbreden van zijn sociale netwerk is zinvol. Het is van belang dat hij een zinvolle dagbesteding krijgt die hem structuur en zingeving geeft. Indien er sprake is van stabiliteit in de situatie van verdachte kan een persoonlijkheidsonderzoek overwogen worden om daaruit nog eventueel verdere handvatten voor de behandeling te verkrijgen. Een dergelijke behandeling kan plaatsvinden door een forensisch FACT.
Geadviseerd wordt een behandeling als hiervoor op te leggen als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. Daarnaast wordt geadviseerd om een verplicht reclasseringscontact op te leggen.
Uit het recente reclasseringsrapport van 26 november 2019 komt over de persoon van verdachte naar voren dat het risico op recidive en het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog. Verder komt daarin naar voren dat verdachte een groot rechtvaardigheidsgevoel heeft en dat hij vanuit zijn autismespectrumstoornis een starre kijk op de wereld heeft. Hij zal vaker tegen dergelijke situaties aanlopen en kan hier niet goed mee omgaan. Verdachte blijkt wel leerbaar maar kan het geleerde nog moeilijk omzetten in de praktijk als hij in een dergelijke situatie belandt. Vanaf 17 maart 2016 ontvangt verdachte ondersteuning vanuit het ForFACT team van FPP de Horst. Verdachte woont inmiddels bij RIBW-instelling de Vliet, onderdeel van de Rooyse Wissel. Als beschermende factor kan het beschermd wonen gezien worden, in combinatie met de behandeling vanuit FPP de Horst. Ook een reclasseringstoezicht is beschermend. Verdachte werkt met alle betrokken begeleiders goed samen. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden, zoals in het rapport nader is aangegeven.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 5 december 2019 verklaard dat zijn verblijf bij de instelling de Vliet en ook zijn contact met de heer [naam 10] , de toezichthouder van de reclassering, hem goed bevalt. Verdachte heeft verder verklaard dat hij bereid is de door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te komen en dat hij de geadviseerde begeleiding, behandeling en beschermd wonen of maatschappelijk opvang nog nodig heeft.
De rechtbank heeft verder bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de volgende persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten:
- de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend en voorts
- de omstandigheid dat de verdachte zich inmiddels op een positieve wijze inzet en gemotiveerd is om te werken aan een verbetering van zijn persoonlijke situatie.
De rechtbank is verder van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Volgens de uitleg die de Hoge Raad in haar jurisprudentie aan de redelijke termijn heeft gegeven, geldt voor de behandeling van een zaak in eerste aanleg een termijn van twee jaren. Die termijn is in de zaak met parketnummer 03/659413-16 (dit betreft de feiten 1 tot en met 5) aangevangen op 2 november 2016, namelijk de dag waarop verdachte in die zaak in verzekering is gesteld. Genoemde termijn is in de zaak met parketnummer 03/659413-16 (dit betreft de feiten 6 tot en met 12) aangevangen op 15 maart 2017, eveneens de dag waarop verdachte in die zaak in verzekering is gesteld. Daarna zijn geen opsporingshandelingen meer verricht.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van strafbedreiging voor verdachte zonder enige (aanwijsbare) reden met ruim negen maanden is overschreden. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf, en wel door die straf te verlagen en hierdoor geen gevangenisstraf langer dan het voorarrest op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest (te weten 55 dagen), waarvan 65 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. Deze straf houdt in dat de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer hoeft te ondergaan. Met oplegging van deze straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank acht het vooral van belang dat verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Gelet daarop vindt de rechtbank nu begeleiding en behandeling van verdachte van groter belang dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met het opleggen van de bijzondere voorwaarden wordt aan verdachte een stevig kader verschaft in het belang van een goede ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
De rechtbank zal aan de Reclassering Nederland opdracht verlenen aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de aan de voorwaardelijke veroordeling te verbinden voorwaarden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van in totaal €504,-- voor immateriële schade door hem geleden, te weten ter zake van feit 7 (de mishandeling op 31 maart 2016) voor een bedrag van €304,-- en ter zake van feit 10 (de bedreiging van hem met enig misdrijf tegen het leven gericht op 27 augustus 2016) voor een bedrag van €200,--.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door de benadeelde partij gevraagde schade geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toe te wijzen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Raadsman mr. Engwegen heeft de vordering van genoemde benadeelde partij betwist.
Hij heeft primair verzocht, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor feit 7, de benadeelde partij ter zake van het gevorderde bedrag van €304,-- voor de mishandeling op
31 maart 2016 niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft hij verzocht een lager bedrag toe te wijzen, daartoe stellende dat hem uit de stukken niet blijkt dat de benadeelde partij ten gevolge van de mishandeling een blauw oog had.
De raadsman heeft zich ter zake van het gevorderde bedrag van €200,-- voor de bedreiging op 27 augustus 2016 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
t.a.v. feit 7:De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat door verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] ten gevolge van de mishandeling op 31 maart 2016 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, en wel tot een bedrag door de rechtbank naar redelijkheid begroot op €200,--. Benadeelde had namelijk ten gevolge van dat feit een gezwollen gezicht, door de zwelling zat een oog dicht en hij had pijn aan zijn kaak en oor, welke pijn zeker vier dagen heeft aangehouden. De rechtbank zal daarom dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van die schade, te weten vanaf 31 maart 2016. De rechtbank zal benadeelde voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaren.
t.a.v. feit 10:De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij ten gevolge van de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht op 27 augustus 2016 immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot die immateriële schade naar redelijkheid op €100,--. De rechtbank overweegt daartoe dat door deze bedreiging – volgend op de hiervoor genoemde door verdachte gepleegde mishandeling van hem – sprake was van een aantasting van de persoon van benadeelde. De aantasting van de persoon van benadeelde was zodanig dat benadeelde toen besloten heeft zijn woning in het appartementencomplex aan de Nieuwe Markt te Linne (waar verdachte toentertijd ook woonde) tijdelijk te verlaten met zijn gezin in het belang van zijn veiligheid en de veiligheid van de andere gezinsleden. De rechtbank zal daarom ook dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van die schade, namelijk vanaf
27 augustus 2016.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, de vordering van benadeelde (deels) toewijzen tot een bedrag van in totaal €300,--. De rechtbank zal de vordering van benadeelde voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaren.
Teneinde te bevorderen dat de door benadeelde geleden schade door verdachte zal worden vergoed en om de incasso door deze benadeelde van het toe te wijzen bedrag te vereenvoudigen, zal de rechtbank tevens aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
(algemene voorwaarden:)
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel
  • de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. meldplicht bij reclassering:dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet blijven melden bij de toezichthouder van de Reclassering Nederland en op andere afspraken met de reclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
b. ambulante behandeling:dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling moet stellen van FPP de Horst, of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijke problematiek, en zich moet houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
c. begeleid wonen of maatschappelijke zorg:dat veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, moet verblijven in RIBW De Vliet, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering, en dat verdachte zich moet houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
d. meewerken aan middelencontrole:
dat veroordeelde, indien de reclassering dat nodig vindt, dient mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek ter controle op het gebruik van alcohol en/of verdovende middelen;
- geeft
opdracht aan de Reclassering Nederlandtoezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , wonende te Linne, gemeente Maasgouw, gedeeltelijk toe, namelijk tot een totaalbedrag van €300,-- zoals hierna is vermeld;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van:
- €200,-- ter zake van immateriële schade ten gevolge van feit 7, te vermeerderen met
de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 maart 2016 tot aan de dag van
de volledige voldoening, en tevens
- €100,-- ter zake van immateriële schade ten gevolge van feit 10, te vermeerderen met
de wettelijke rente te berekenen over de periode van 27 augustus 2016 tot aan de dag
van de volledige voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
  • veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • verklaart de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van de heer [slachtoffer 3] , voornoemd,
van een bedrag van in totaal €300,--, bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door 6 dagen hechtenis, zoals hierna is vermeld, namelijk:
- €200,-- ( tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade ten gevolge van
feit 7, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
31 maart 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening en
- €100,-- ( honderd euro) ter zake van immateriële schade ten gevolge van
feit 10, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
27 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
  • verstaat dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.B.J. Driessen en mr. D.D. Kock, rechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 31 januari 2017 in de gemeente Roermond en/of Sittard, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal, per mail (onder andere) de tekst gestuurd: "Jij hebt me alles afgepakt en bent daar mede verantwoordelijk voor als ik nu
12 januari onder bewind staat wat jij had kunnen voorkomen heb ik niks meer te verliezen en ga ik zorgen dat ik de bak indraai en jij bent mijn slachtoffer dan!!!!!!!" en/of "Duz als jij er mij niet je woorden terugroept dan na de rechtzaal sla ik je helemaal naar de klote vrouw of niet voor de rechtbank neem mijn spullen mee kan ik gelijk blijven in de bajes" en/of "En dan de rest van je leven.....op wielen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
(proces-verbaalnummer 2017016854)
2.
hij, op of omstreeks 22 januari 2017 in de gemeente Roermond, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een rolluik en/of een voordeur, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(proces-verbaalnummer 2017018214)
3.
hij, op of omstreeks 14 februari 2017 in de gemeente Roermond, althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend per mail en/of tekstberichten (onder andere) gestuurd:
"Ik ga dit morgen ook eerlijk aangeven dat ik je graag wil vermoorden en mezelf aan me psycholoog" en/of "Dat kan je niet voorstellen ben verbitterd wil wraak wil bloed zien wil jouw gewoon dood hebben ik wil dat jij niet meer leeft jij verdient het niet jij hebt mensen alleen pijn gedaan levens verwoest dit moet stoppen ik ga daarvoor zorgen [naam 2] dit is een belofte k ben bloedserieus ik vlucht niet meer dit is mijn huis voorgoed tot me dood dat zweer ik je echt waar dat zweer ik je!!!! Want nu na deze sms en weer dit gedrag mij woest maken laat ik jouw nooit meer met rust en nu ga ik ervoor zorgen dat jij dit nooit meer bij niemand kan doen voorgoed" en/of "Heb mooi jachtgeweer gevonden op marktplaats.12 een kanon 500 euro schiedt je iemand ze kop ermee af kan je nog de loop afzagen dan is die nog praktisch ook mooi ding heb een mail gestuurd dat ik hem kan komen testen en bekijken en dan leg ik hem wel ergens neer natuurlijk niet in mijn huis tot ik weer boos ben op jouw!!!!!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(proces-verbaalnummer 2017025773)
4.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 27 februari 2017, in de gemeente Roermond, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- het (veelvuldig) (met een anoniem nummer) bellen naar voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het (veelvuldig) toezenden van e-mails (waaronder e-mails met dreigende teksten) naar voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het (veelvuldig) sturen van SMS-berichten naar voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het (veelvuldig) inspreken van de voicemail (waaronder voicemailberichten met dreigende teksten) van voornoemde [slachtoffer 2] ;
(proces-verbaalnummer 2017027052)
5.
hij, op of omstreeks 15 maart 2017 te Linne, in de gemeente Maasgouw, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (met kenteken [nummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 12] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(proces-verbaalnummer 2017044820)
6.
hij, op of omstreeks 03 april 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga jullie drie keer zwaarder mishandelen dan de afgelopen keer, ik kom zo meteen wel naar onder", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 03-659413-16) (aangiftes pag. 43 en 46 procesdossier)
7.
hij, op of omstreeks 31 maart 2016, in de gemeente Roermond, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] (in diens gezicht) te slaan;
(parketnummer 03-659413-16) (aangifte pag. 50 procesdossier)
8.
hij, op of omstreeks 15 juni 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of Vanderheijden dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jullie kapot" en/of "Als er ook maar een aangifte wordt gedaan, dan maak ik jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 03-659413-16) (aangiftes pag. 86, 88 en 90 procesdossier)
9.
hij, op of omstreeks 16 juli 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] een snijdend en/of stekend gebaar naar zijn, verdachtes, keel gemaakt;
(parketnummer 03-659413-16) (aangiftes pag. 109 en 111 procesdossier)
10.
hij, op of omstreeks 27 augustus 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw,
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 9] dreigend de woorden toegevoegd :"Loop maar even mee het hoekje om, dan verbouw ik jou helemaal" en/of "Kom maar mee naar het hoekje, dan steek ik je kapot" en/of "Ik ga ervoor zorgen dat jij van de aardbodem verdwijnt" en/of "Ik maak je
kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 03-659413-16) (aangiftes pag. 25 en 27 procesdossier)
11.
hij op of omstreeks 02 november 2016 te Linne, in de gemeente Maasgouw, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een (voor)deur, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(parketnummer 03-659413-16) (aangifte pag. 129 procesdossier)
12.
hij, op of omstreeks 03 november 2016, in de gemeente Roermond, [slachtoffer 10] (agent van politie) en/of [slachtoffer 11] (agent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 10] en/of [naam 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Dan wordt de jongen helemaal gek en bij wijze van spreken kan ik dan op een agent springen en een granaat los trekken" en/of "Nu praat je nog zo. Maar wat als je volgende keer met lood in je
flikker zit? Ik maai jullie allemaal neer. En jou schiet ik een kogel door je kop. Ik krijg je wel en als ik vrij kom dan ga jij eraan" en/of "Als jullie de volgende keer bij mij aan de deur zijn, dan ben ik voorbereid. Ik neem jullie mee. Ik druk dan op een knop. Ik gebruik dan een handgranaat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 03-659413-16) (aangiftes pag. 156 en 158 procesdossier)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg nummer PL2300-2017025773, gesloten d.d. 24 april 2017, op doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 73.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 januari 2017, op pagina’s 24 en 25.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een print van een e-mail d.d. 1 januari 2017, op pagina 35.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een print van een e-mail d.d. 1 januari 2017, op pagina 34.
5.De door verdachte ter terechtzitting van 5 december 2019 afgelegde verklaring.
6.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2017, op pagina’s 55 en 56.
7.De door verdachte ter terechtzitting van 5 december 2019 afgelegde verklaring.
8.Het proces-verbaal onderzoek aangifte vernieling d.d. 30 februari 2017 (deze datum is een kennelijke misslag), op pagina’s 64 tot en met 67.
9.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2019.
10.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2017, op pagina’s 69 en 70.
11.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 maart 2017, op pagina’s 3 tot en met 6.
12.De bij het hiervoor genoemd proces-verbaal van aangifte gevoegde schriftelijke bescheiden, te weten e-mails van de verdachte aan aangeefster, op pagina’s 8 tot en 157, en twee voicemail-berichten d.d. 27 februari 2017 op pagina 160.
13.De door verdachte ter terechtzitting van 5 december 2019 afgelegde verklaring.
14.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg nummer PL2300-2017044820, gesloten d.d. 24 april 2017, op doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 24.
15.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2017, op pagina 3 van het hiervoor onder 11 genoemd proces-verbaal.
16.Het proces-verbaal onderzoek vernieling meerdere auto’s d.d. 29 maart 2017, op pagina’s 13, 15, 17, 18 en 20.
17.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg nummer PL2300-2016202775 Z, gesloten d.d. 6 november 2016, op doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 184.
18.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2016, op pagina’s 43 en 44 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 juli 2016, op pagina’s 46 en 47 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
20.De door verdachte ter terechtzitting van 5 december 2019 afgelegde verklaring.
21.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2016, op pagina’s 50 en 51 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
22.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2016, op pagina 51 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 juli 2016, op pagina’s 46 en 47 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
24.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juli 2016, op pagina 55 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
25.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juni 2016, op pagina 86 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 juni 2016, op pagina 88 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
27.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 juni 2016, op pagina 90 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
28.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 september 2016, op pagina 109 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
29.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 oktober 2016, op pagina 111 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
30.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 september 2016, op pagina’s 25 en 26 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
31.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 september 2016, op pagina’s 27 en 28 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
32.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2016, op pagina’s 29 en 30 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
33.De door verdachte ter terechtzitting van 5 december 2019 afgelegde verklaring.
34.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2016, op pagina 129 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
35.De door verdachte ter terechtzitting van 5 december 2019 afgelegde verklaring.
36.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2016, op pagina’s 156 en 157 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.
37.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2016, op pagina’s 158 en 159 van het hiervoor onder 16 genoemd proces-verbaal.