ECLI:NL:RBLIM:2019:11772

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
C/03/271368 / JE RK 19-2734
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen minderjarige en grootouders in kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 december 2019 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen een minderjarige, geboren in 2005, en zijn grootouders. De zaak werd behandeld in het kader van een ondertoezichtstelling, waarbij de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om een omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de minderjarige en zijn grootouders, wat in overeenstemming is met artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kinderrechter concludeert dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om de huidige omgangsregeling vast te leggen, waarbij de minderjarige op dinsdag en woensdag na school bij de grootouders verblijft en elk weekend van vrijdag na school tot zondag 20.00 uur. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is. De moeder van de minderjarige heeft aangegeven dat zij geen problemen heeft met de huidige regeling, maar dat zij ook graag tijd met haar kind wil doorbrengen in het weekend. De kinderrechter heeft aangegeven dat de moeder haar wensen tijdig moet voorleggen aan de GI, die zal beoordelen of dit in het belang van de minderjarige is. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens : C/03/271368 / JE RK 19-2734
datum uitspraak: 11 december 2019

beschikking vaststellen omgangsregeling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDECLASSERING,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
Als informanten:
[informant 1] en [informant 2] ,
hierna te noemen de grootouders vaderszijde, ook te noemen: de grootouders,
beiden wonende te [woonplaats 3] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 november 2019, ingekomen bij de griffie op
21 november 2019.
Op 11 december 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de grootouders,
- een vertegenwoordigster van de GI.
De vader is niet ter zitting verschenen. Hij heeft bij brief van 8 december 2019 bericht dat
hij vanwege zijn werk niet ter zitting aanwezig kan zijn.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 24 juli 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 31 juli 2020.
[minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De GI heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen [minderjarige] en de grootouders.
[minderjarige] gaat op dinsdag na school naar de grootouders en woensdag na school gaat hij naar de moeder. Verder verblijft [minderjarige] van vrijdag na school tot zondag 20.00 uur bij de grootouders. De vakanties worden in onderling overleg geregeld.
Bij [minderjarige] is sprake van forse kindfactoren welke invloed hebben op het gezinsleven en de draagkracht van de moeder. [minderjarige] is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, autisme spectrum stoornis en vertoond kenmerken van ADHD waarvoor hij medicatie krijgt. Vanwege de complexe kindfactoren heeft [minderjarige] behoefte aan structuur, voorspelbaarheid en is hij sterk afhankelijk van volwassenen. De grootouders zijn zeer betrokken en ondersteunen de moeder in het opvoeden van [minderjarige] . De contacten tussen de moeder en grootmoeder zijn wisselend doordat de grootmoeder vaker haar zorgen uitspreekt over de opvoeding van [minderjarige] bij de moeder. De GI voorziet dat, indien de ondertoezichtstelling in de toekomst komt te vervallen, ook de contactmomenten tussen [minderjarige] en de grootouders wegvallen als de grootmoeder haar zorgen uit over de opvoeding van [minderjarige] bij de moeder. Dat maakt dat er duidelijkheid nodig is voor alle betrokkenen.
De GI heeft ter zitting nog aangegeven dat de moeder, waar [minderjarige] het grootste deel van de week verblijft, heeft aangegeven dat ze [minderjarige] niet bij de grootouders wil weghouden. De vrees is echter dat als de moeder kritiek krijgt van de grootouders, de moeder anders zal handelen. Dat is niet in het belang van [minderjarige] , die gebaat is bij de huidige situatie. De GI heeft aangegeven dat als de moeder [minderjarige] in het weekend een keer bij zich wil hebben, zij dat twee weken tevoren kan voorleggen aan de GI, die vervolgens beoordeeld of dat in het belang van [minderjarige] is.

De standpunten ter zitting

De moeder heeft aangegeven dat zij met de huidige verdeling op zichzelf geen problemen heeft, behalve waar dit betekent dat [minderjarige] dan nooit in het weekend bij haar is. Daartegen maakt de moeder bezwaar. Eerder werd door de GI aangegeven dat [minderjarige] tijdelijk bij de grootouders in het weekend zou verblijven om de moeder te ontlasten. Anders dan de grootouders nu aangegeven heeft [minderjarige] bij de moeder aangegeven dat hij iets anders wenst. De moeder herkent zich niet in het verhaal van de grootouders dat zij enkel moeite doet om het voor [minderjarige] goed te laten verlopen als er een ondertoezichtstelling is. [minderjarige] zit tussen twee vuren en de moeder wil opkomen voor haar eigen rechten. Als [minderjarige] bij haar is heeft zij de hulp van ITB en dagbesteding. De moeder pleit voor een regeling waar [minderjarige] drie weekenden bij de grootouders is en een weekend bij haar zodat zij ook iets met [minderjarige] in het weekend kan ondernemen. Deze regeling geeft [minderjarige] ook duidelijkheid.
De grootouders hebben aangegeven dat het belangrijk is dat de huidige situatie in het belang van [minderjarige] wordt vastgelegd. Zij hebben – samengevat en zakelijk weergegeven – gesteld dat het niet afhankelijk van de relatie tussen de grootouders en de moeder moet zijn, of de huidige situatie in gevaar komt. De grootmoeder heeft soms in het belang van [minderjarige] kritiek op de moeder, waar de moeder niet blij mee is. [minderjarige] moet er op kunnen vertrouwen dat de huidige situatie voortduurt en niet ter discussie staat. Als de moeder met [minderjarige] in het weekend iets wil ondernemen, dan is dat voor de grootouders geen enkel bezwaar. Voorwaarde is wel dat de grootouders dat tijdig weten, zodat ze daar rekening mee te kunnen houden en zij [minderjarige] , die gebaat is bij structuur en duidelijkheid, daarop kunnen voorbereiden.
De vader heeft schriftelijk laten weten dat [minderjarige] bij de grootouders op zijn plek zit. De vader heeft contact met [minderjarige] die bij hem komt maar niet bij de vader wil blijven slapen.

De beoordeling

Nauwe persoonlijke betrekking/omgangsrecht grootouders
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling, voor zover hier relevant, een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De kinderrechter overweegt dat artikel 1:265g, eerste lid, BW niet bepaalt ten aanzien van wie het recht op omgang met de minderjarige kan worden vastgesteld. Gelet op artikel 1:265g, tweede lid, BW, dat terug verwijst naar het eerste lid, kunnen daaronder de met gezag belaste ouder als ook “de omgangsgerechtigde” worden begrepen. De
categorie omgangsgerechtigden is niet nader bepaald.
De kinderrechter is van oordeel dat - analoog aan het bepaalde in artikel 1:377a BW - een minderjarige, onder meer, een recht op omgang heeft met degenen tot wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat. In beginsel kunnen dat de grootouders zijn. In het concrete geval zal moeten worden bezien of er daadwerkelijk sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de minderjarige en de grootouders.
In het onderhavige geval, waar [minderjarige] een groot deel van de week bij de grootouders verblijft, de grootouders al van jongs af aan betrokken zijn bij de zorg en opvoeding van [minderjarige] (waaronder ook bij artsbezoeken en school), de grootouders goed kunnen aansluiten bij [minderjarige] met zijn kindeigen problematiek, [minderjarige] feitelijk ook graag bij de grootouders verblijft, is de kinderrechter van oordeel dat vastgesteld kan worden dat er een nauwe persoonlijke betrekking is tussen [minderjarige] en de grootouders. In casu kan naar het oordeel van de kinderrechter zelfs nog gesproken worden van family life in de zin van artikel 8 EVRM tussen [minderjarige] en de grootouders.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kinderrechter een omgangsregeling kan vaststellen tussen de grootouders en [minderjarige] .
Vervolgens moet de vraag beantwoordt worden of het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang tussen de grootouders en [minderjarige] vast te stellen.
De kinderrechter overweegt dat het verzoek neerkomt op vastleggen van de huidige bestendige praktijk. De kinderrechter is van oordeel dat gezien de onderbouwing van de GI en wat daarover ter zitting naar voren is gekomen, het vastleggen van de huidige feitelijke omgang tussen [minderjarige] en de grootouders in het belang van [minderjarige] is. Immers, voor [minderjarige] is het, gezien zijn problematiek, van groot belang dat hij weet waar hij aan toe is en hij er op mag vertrouwen dat de huidige situatie, waar hij zich goed bij voelt, niet doorbroken wordt. De kinderrechter begrijpt de moeder in haar wens dat [minderjarige] af en toe in het weekend bij haar kan zijn. Het is dan wel in het belang van [minderjarige] dat de moeder haar wens daartoe twee weken tevoren kenbaar maakt aan de GI en de GI daarmee instemt.
De kinderrechter zal, gelet op het vorenstaande, een omgangsregeling vastleggen tussen de grootouders en [minderjarige] , nu dit in het belang van [minderjarige] wordt geacht.

De beslissing

De kinderrechter:
bepaalt als omgangsregeling tussen de grootouders en de minderjarige
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] :
  • Op dinsdag na school tot woensdag na school (na school op woensdag gaat [minderjarige] dan naar de moeder),
  • elke weekend van vrijdag na school tot zondag 20.00 uur;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.W. Nobis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2019 en op schrift gesteld op 19 december 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch