ECLI:NL:RBLIM:2019:1672

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
22 februari 2019
Zaaknummer
C/03/260551 / KG ZA 19-66
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vorderingen tegen de burgemeester wegens verkeerde procespartij in kort geding

In deze zaak, die op 22 februari 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben de eiseressen, bestaande uit vier besloten vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen de burgemeester van de gemeente Roermond. De eiseressen vorderden primair de feitelijke uitvoering van een sluiting van hun panden te staken, die door de burgemeester was opgelegd op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had hen een last onder bestuursdwang opgelegd, die leidde tot sluiting van hun sauna voor een jaar. De eiseressen stelden dat de burgemeester onterecht had gehandeld en dat de sluiting niet kon worden uitgevoerd zonder een wettelijk vereiste besluit.

De rechtbank oordeelde dat de eiseressen niet ontvankelijk waren in hun vorderingen, omdat zij de gemeente Roermond als rechtspersoon hadden moeten dagvaarden in plaats van de burgemeester als bestuursorgaan. De voorzieningenrechter verduidelijkte dat in het privaatrecht alleen rechtspersonen en natuurlijke personen als rechtssubjecten kunnen optreden, en dat de burgemeester niet zelfstandig kan worden aangeklaagd in een civiele procedure. De rechtbank verwees naar relevante jurisprudentie die deze hoofdregel ondersteunt en concludeerde dat de eiseressen hun vorderingen niet tegen de juiste procespartij hadden ingesteld.

Als gevolg hiervan werden de eiseressen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en werden zij veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.930,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het correct aanwijzen van procespartijen in civiele procedures en de rol van bestuursorganen in het privaatrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/260551 / KG ZA 19-66
Vonnis in kort geding van 22 februari 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YIN YANG EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Roermond,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOCU B.V.,
gevestigd te Roermond,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CS HORECA B.V.,
gevestigd te Roermond,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CS SAUNA B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseressen,
advocaat mr. F.J.H.M. Berndsen,
tegen
DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ROERMOND,
kantoorhoudende te Roermond,
gedaagde,
advocaat mr. M.G.G. van Nisselroij en mr. J.D.E. van den Heuvel.
Eisers zullen hierna gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) Yin Yang c.s. genoemd worden en gedaagde: de burgemeester.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met (nagezonden) producties 1 tot en met 16
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Yin Yang c.s.
  • de pleitnota van de burgemeester.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van 23 februari 2017 heeft de burgemeester Yin Yang c.s. een last onder bestuursdwang opgelegd, als gevolg waarvan tot een sluiting van de sauna voor de duur van een jaar zal worden overgegaan. Partijen hebben met betrekking tot dit besluit tot aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling) geprocedeerd.
2.2.
Bij uitspraak van 16 januari 2019 heeft de Afdeling beslist dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid tot sluiting van de panden gebruik heeft kunnen maken. De afdeling heeft het door de burgemeester ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 november 2017 vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.3.
De burgemeester heeft vervolgens op 6 februari 2019 aangekondigd dat zij ter uitvoering van haar besluit van 23 februari 2017 met ingang van maandag 25 februari 2019 zal overgaan tot sluiting van de opstallen aan het perceel Heinsbergerweg 230, 6045 CL te Roermond, voor de duur van 12 maanden.

3.Het geschil

3.1.
Yin Yang c.s. vordert:
primair:
de feitelijke uitvoering van de sluiting van Yin Yang c.s. per 25 februari 2019 te staken en gestaakt te houden, zolang het daartoe wettelijk vereiste besluit ontbreekt;
subsidiair:
indien het schrijven van 6 februari 2019 van de burgemeester als een appellabel besluit in de zin van artikel 1.3 Awb wordt aangemerkt de feitelijke uitvoering van de sluiting van de Yin Yang c.s. per 25 februari 2019 te staken en gestaakt te houden tot zes weken na de datum van de dagtekening van deze uitspraak.
primair en subsidiair:
veroordeling van de burgemeester in de proceskosten.
3.2.
De burgemeester voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest vergaande verweer van de burgemeester houdt (samengevat) in dat Yin Yang c.s. niet de burgemeester, maar de gemeente had moeten dagvaarden, zodat Yin Yang c.s. niet kan worden ontvangen in haar vorderingen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter slaagt dit verweer. Daarvoor is het volgende van belang.
4.2.
In het privaatrecht geldt als uitgangspunt dat alleen natuurlijke personen en rechtspersonen rechtssubject kunnen zijn. Voor natuurlijke personen volgt dit uit artikel 1:1 lid 1 BW, voor rechtspersonen volgt dit uit artikel 2:5 BW waarin is bepaald dat een rechtspersoon wat het vermogensrecht betreft gelijk staat met een natuurlijke persoon. Dit brengt voor de overheid mee dat in het privaatrecht alleen publiekrechtelijke rechtspersonen dragers van rechten en verplichtingen zijn en niet de tot hen behorende bestuursorganen, zoals een burgemeester. Dat betekent dat in het privaatrecht de rechtspersoon waarvan het bestuursorgaan deel uitmaakt (in dit geval de gemeente) bevoegd is om als formele procespartij in een civiele procedure op te treden. Dat is dus anders dan in het bestuurs(proces)recht waar die bevoegdheid is voorbehouden aan het bestuursorgaan (zoals bijvoorbeeld de burgemeester).
4.3.
Voornoemde hoofdregel laat volgens de Hoge Raad evenwel ruimte voor uitzonderingen (ECLI:NL:HR:1983:AG4696). Namelijk (i) indien de wet aan een orgaan, niet zijnde een natuurlijk persoon of rechtspersoon, procesbevoegdheid verleent (bijvoorbeeld artikel 3 lid 2 Invorderingswet 1990), (ii) indien het niet aannemen van procesbevoegdheid tot een “niet aanvaardbaar gebrek aan rechtsbescherming” leidt en (iii) indien sprake is van een “procedurele fout” die gelet op de stellingen van partijen gerepareerd zou kunnen worden, zonder benadeling van (een van) partijen.
4.4.
Voor zover Yin Yang c.s. heeft betoogd dat sprake is van een uitzondering onder (i) omdat artikel 13b van de Opiumwet procesbevoegdheid aan de burgemeester geeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit niet kan worden gevolgd. Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester weliswaar de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen, maar uit de jurisprudentie volgt (samengevat) dat het voor het aannemen van procesbevoegdheid onvoldoende is dat een wettelijke bepaling aan een orgaan de bevoegdheid toekent om bepaalde rechtshandelingen te verrichten danwel om een rechtspersoon te vertegenwoordigen (ECLI:NL:HR:AD7995 en ECLI:NL:HR:2014:3653). Verder geeft artikel 171 van de Gemeentewet de burgemeester weliswaar de bevoegdheid om de gemeente in en buiten rechte te vertegenwoordigen, maar op grond van dit artikel kan de burgemeester niet zelfstandig als eiser(es) of gedaagde in een burgerlijk geding optreden.
4.5.
Nu verder niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een uitzondering genoemd onder (ii) en (iii) is de voorzieningenrechter van oordeel dat zich in dit geval geen uitzondering op de hoofdregel voor doet. Aldus gaat de hoofdregel op en had Yin Yang c.s. dus haar vorderingen moet instellen tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Roermond. Nu dit niet is gebeurd, zal zij niet ontvankelijk worden verklaard in haar primaire en subsidiaire vorderingen.
4.6.
Yin Yang c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de burgemeester worden begroot op:
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 2.930,00
4.7.
De vordering tot veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de rechtbank dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De rechtbank zal de nakosten toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart Yin Yang c.s. niet-ontvankelijk in hun vorderingen jegens de burgemeester,
5.2.
veroordeelt Yin Yang c.s. hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de burgemeester tot op heden begroot op € 2.930,00,
5.3.
veroordeelt Yin Yang c.s. hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 indien Yin Yang c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan én betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van voornoemde termijn,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.2 en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Krens en in het openbaar uitgesproken op
22 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: