In deze zaak, die op 22 februari 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderden de besloten vennootschappen Yin Yang Exploitatie B.V., VOCU B.V., CS Horeca B.V. en CS Sauna B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Yin Yang c.s.) een voorlopige voorziening tegen de gemeente Roermond. De aanleiding voor de vordering was een besluit van de burgemeester van Roermond, dat op 23 februari 2017 was genomen, waarbij aan Yin Yang c.s. een last onder bestuursdwang was opgelegd, resulterend in de sluiting van hun panden voor een periode van een jaar. Yin Yang c.s. stelde dat de sluiting niet langer gerechtvaardigd was, omdat de sluitingsperiode inmiddels was verstreken en er geen wettelijk besluit was genomen om de sluiting te verlengen.
De rechtbank oordeelde dat de civiele voorzieningenrechter niet bevoegd was om te oordelen over de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester, aangezien deze bevoegdheid toekomt aan de bestuursrechter. De rechtbank verklaarde Yin Yang c.s. niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat zij niet konden aantonen dat er een bodemprocedure aanhangig was, en de vorderingen te onbepaald waren. De gemeente werd in het gelijk gesteld en Yin Yang c.s. werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.930,00 werden begroot. De rechtbank benadrukte dat de subsidiaire vordering van Yin Yang c.s. ook niet toewijsbaar was, omdat de beoordeling van de mededeling van de burgemeester als een appellabel besluit eveneens aan de bestuursrechter toekwam.
Het vonnis werd uitgesproken door mr. G.J. Krens en is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis onderstreept de scheiding tussen civiel en bestuursrecht en de noodzaak voor eiseressen om hun vorderingen bij de juiste rechter aan te brengen.