ECLI:NL:RBLIM:2019:1935

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
7238191 CV 18-6092
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning met betrekking tot huurachterstand en incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Weller Wonen en twee gedaagden, die een huurovereenkomst hadden voor een woning en garage. Weller Wonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurprijs bedroeg € 391,72 per maand, inclusief een garagebox. De gedaagden waren in gebreke gebleven met hun betalingsverplichtingen, wat leidde tot een huurachterstand van € 1.923,37 tot en met december 2018.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van deze omvang de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd een deel van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar een ander deel werd afgewezen omdat de verhuurder bepaalde betalingen niet correct had toegerekend. De kantonrechter wees de gedaagden ook in de proceskosten, die op € 937,81 werden begroot.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Weller Wonen direct kan overgaan tot ontruiming indien de gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen. Dit vonnis benadrukt de rechten van verhuurders bij huurachterstanden en de noodzaak voor huurders om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7238191 CV EXPL 18-6092
Vonnis van de kantonrechter van 27 februari 2019
in de zaak van:
de stichting
STICHTINGweller wonen,
gevestigd en kantoorhoudend te Heerlen,
eiseres,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. D.M. Gijzen.
Partijen worden hierna Weller Wonen en gedaagden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de aanvullende producties van Weller Wonen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 19 december 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Weller Wonen is met gedaagden een huurovereenkomst aangegaan, uit hoofde waarvan zij de woning en garage met aanhorigheden aan de [adres] te [woonplaats] aan hen heeft verhuurd. De huurprijs bedroeg laatstelijk (inclusief huur voor de garagebox ad € 12,60) € 391,72 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.

3.Het geschil

3.1.
Weller Wonen vordert bij dagvaarding om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en gedaagden te veroordelen om de woning en de garagebox binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en onder afgifte van de sleutels te vrije beschikking van Weller Wonen te stellen;
  • gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.360,69 (zijnde € 1.540,- aan achterstallige huurpenningen tot en met september 2018 en € 470,69 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw, minus een betaling van gedaagden van € 650,-), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2018 (dag van dagvaarden) tot aan de dag van algehele betaling;
  • gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 379,12 voor de woning en € 12,60 voor de garagebox voor iedere maand (een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand) vanaf 1 oktober 2018 dat zij de woning respectievelijk de garagebox in gebruik hebben tot aan het tijdstip van ontruiming;
  • gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Weller Wonen legt aan haar vorderingen ten grondslag dat gedaagden tekortschieten in de nakoming van hun betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst.

4.De beoordeling

4.1.
Weller Wonen heeft tijdens de comparitie een overzicht ter onderbouwing van de actuele huurachterstand overgelegd. Uit dat overzicht blijkt dat de huurachterstand (inclusief garagebox) tot en met december 2018 € 1.923,37 bedraagt, wat ter comparitie niet door gedaagden is betwist. Dit bedrag is daarom toewijsbaar.
4.2.
Op grond van art. 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding en haar gevolgen niet rechtvaardigt. Een huurachterstand van deze omvang rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De door gedaagden bij antwoord aangevoerde omstandigheden maken dit niet anders. De ontruimingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De gebruiksvergoeding zal op hierna te bepalen wijze worden toegewezen.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat de zogenoemde veertiendagenbrieven voldoen aan de wettelijke vereisten, zodat de hierin aangezegde buitengerechtelijke incassokosten in beginsel kunnen worden toegewezen, tenzij binnen de gegeven termijn alsnog is betaald. Op de veertiendagenbrief van 4 januari 2018 betreffende de huurachterstand van november en december 2017 en januari 2018 is geen betaling binnen de gegeven termijn gevolgd. Het hierin aangezegde bedrag van € 210,36 kan daarom worden toegewezen. Op de veertiendagenbrief van 2 februari 2018 betreffende de huurachterstand van februari 2018 is wel een betaling binnen de gegeven termijn gevolgd. De vraag is dan op welke schuld die in mindering komt. Volgens Weller Wonen is dit de schuld genoemd in de veertiendagenbrief van 4 januari 2018. Dit standpunt komt echter niet overeen met het bepaalde in artikel 6:43 BW. De schuld genoemd in de veertiendagenbrief van 2 februari 2018 was het meest bezwarend, omdat bij niet-betaling van de huurachterstand van februari 2018 € 70,12 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zou worden. De kantonrechter oordeelt daarom dat de betaling in mindering strekte op de huurachterstand gevorderd in de brief van 2 februari 2018. Het hierin aangezegde bedrag van € 70,12 zal daarom worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de veertiendagenbrief van 7 mei 2018 betreffende de huurachterstand van april en mei 2018. Binnen de gegeven termijn is een betaling gevolgd, die precies overeenstemt met het in die brief gevorderde bedrag. Het bedrag van € 140,24 zal daarom ook worden afgewezen. Op de veertiendagenbrief van 22 augustus 2018 betreffende de huurachterstand van juli en augustus 2018 is geen betaling binnen de termijn gevolgd, zodat het hierin aangezegde bedrag van € 142,19 zal worden toegewezen. Kortom, de kantonrechter zal € 352,55 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen en de vordering voor het overige afwijzen.
4.4.
Gedaagden moeten als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk te worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Die proceskosten worden (met inachtneming voor de nieuwe liquidatietarieven kanton die gelden voor zaken waarin na 1 januari 2019 vonnis wordt gewezen) tot op vandaag begroot op:
- exploot van dagvaarding: € 101,81
- griffierecht: € 476,00
- salaris gemachtigde: €
360,00(2 x tarief € 180,00)
Totaal: € 937,81.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de woning met aanhorigheden en garagebox (‘box 56’) aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt gedaagden om die woning met aanhorigheden en die garagebox binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al de hunnen en al het hunne te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Weller Wonen te stellen;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan Weller Wonen van:
- € 2.275,92 aan achterstallige huurpenningen tot en met december 2018 en de buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2018 (dag van dagvaarden) tot aan de dag van algehele betaling;
- € 391,72 per maand voor iedere ingegane maand vanaf 1 januari 2019 tot het tijdstip van ontruiming;
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van Weller Wonen tot op vandaag begroot worden op € 937,81;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.