Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
te [woonplaats 2] gekocht van [naam verkoper] . Dit appartement was verhuurd aan [gedaagde] (hierna: het gehuurde). De rechten en plichten uit hoofde van de huurovereenkomst tussen [naam verkoper] en [gedaagde] zijn overgegaan op [eiser] . Een schriftelijke huurovereenkomst is niet overgelegd. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 750,--, exclusief voorschot stookkosten.
3.Het geschil
€ 321,-- inclusief btw;
4.De beoordeling
gehelemaandelijkse huurpenningen zou hebben gerechtvaardigd. Evenmin is door [gedaagde] - indien hij van mening was dat het verminderde huurgenot door die beweerde gebreken voor rekening van [eiser] als nieuwe verhuurder zou moeten komen - een vordering tot huurprijsvermindering op de voet van art. 7:207 BW ingesteld.
- salaris gemachtigde: €
480,00