ECLI:NL:RBLIM:2019:2454

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
15 maart 2019
Zaaknummer
7563802 CV EXPL 19-1336
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een kamer in een woongemeenschap wegens betalingsachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woon-Werkgemeenschap Hartelstein en een bewoner, aangeduid als [gedaagde]. Hartelstein vorderde de ontruiming van de kamer van [gedaagde] wegens een betalingsachterstand in de verblijfskosten. De bewoner was sinds 24 januari 2018 in de woongemeenschap en had een overeenkomst getekend waarin hij zich verplichtte tot betaling van € 435,00 per maand. Hartelstein stelde vast dat [gedaagde] niet alle verschuldigde kosten had betaald, met een achterstand van ongeveer viereneenhalve maand, wat neerkomt op € 2.160,00. Ondanks meerdere sommaties en gesprekken, waaronder een aangifte van bedreiging door [gedaagde], heeft hij geen gehoor gegeven aan de verzoeken om te betalen of de woongemeenschap te verlaten.

De kantonrechter oordeelde dat Hartelstein voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen. De rechter verwierp het verweer van [gedaagde] dat hij contante betalingen had gedaan, omdat hij dit niet kon onderbouwen. De rechter oordeelde dat [gedaagde] de achterstand moest betalen, evenals de verblijfskosten vanaf de datum van dagvaarding tot de ontruiming. De rechter wees de vordering van Hartelstein om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld om zijn kamer binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de achterstallige betalingen te voldoen. De kosten van het geding werden ook aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7563802 CV EXPL 19-1336
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 15 maart 2019
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOON-WERKGEMEENSCHAP HARTELSTEIN,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.W. van Putten,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Hartelstein en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling op 14 maart 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hartelstein ondersteunt mensen die vanuit een situatie van dak- en thuisloosheid met de bijbehorende psychosociale problematiek terug willen keren in de maatschappij. Hartelstein biedt daartoe verblijf gedurende een periode van drie jaar aan binnen een woon-werkgemeenschap waarbij zij de bewoners structuur probeert te bieden door middel van een zinvolle daginvulling in een huiselijke omgeving. Hartelstein heeft de beschikking over vijftien kamers aan het adres [adres] te [vestigingsplaats] . Momenteel zijn er dertien of veertien bewoners.
2.2.
[gedaagde] is sinds 24 januari 2018 één van de bewoners. Aan hem is kamer 8 ter beschikking gesteld door Hartelstein. Hartelstein heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten op 24 april 2018. Op grond van die overeenkomst is [gedaagde] een vergoeding voor de verblijfskosten van € 435,00 per maand (prijspeil per 1 juli 2018) bij vooruitbetaling verschuldigd. [gedaagde] is voorts akkoord gegaan met de inhoud van het aan hem verstrekte Huishoudelijke reglement Stichting woon-werkgemeenschap Hartelstein en de Woonregels.
2.3.
[gedaagde] heeft tot op heden niet alle verschuldigde verblijfskosten aan Hartelstein betaald.
2.4.
Hartelstein heeft camera’s geplaatst in het door haar geëxploiteerde pand waar de bewoners verblijven.
2.5.
In december 2018 heeft [naam beheerder] (hierna: [naam beheerder] ), beheerder en coördinator binnen Hartelstein, [gedaagde] aangesproken over de niet betaalde verblijfskosten.
2.6.
Op 10 januari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] , [naam beheerder] en de door Hartelstein aangestelde maatschappelijk werker [naam maatschappelijk werker] (hierna: [naam maatschappelijk werker] ).
2.7.
Bij brief van 18 januari 2019 heeft Hartelstein [gedaagde] gesommeerd om per direct de woon-werkgemeenschap te verlaten. Als reden daarvoor heeft Hartelstein hem medegedeeld dat hij het huishoudelijk reglement niet meer nakomt, zich schuldig maakt aan zwaar storende gedragingen en de bijdrage van december 2018 nog niet betaald heeft.
2.8.
Op 18 januari 2019 heeft [naam bestuurder] , bestuurder van Hartelstein (hierna: [naam bestuurder] ), namens Hartelstein bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] van [naam beheerder] en [naam maatschappelijk werker] . [naam beheerder] is naar aanleiding hiervan op 31 januari 2019 door de politie verhoord.
2.9.
Op 23 januari 2019 heeft [naam beheerder] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] .
2.10.
Bij brief van 7 februari 2019 heeft Hartelstein [gedaagde] gesommeerd binnen drie werkdagen zijn kamer te ontruimen en de woon-werkgemeenschap te verlaten.
2.11.
[gedaagde] heeft aan de sommaties van Hartelstein geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Hartelstein vordert bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen;
tot betaling van € 2.160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim;
tot betaling van € 435,00 per ingegane maand vanaf de datum van dagvaarding tot het tijdstip van de ontruiming,
tot betaling van € 375,00 aan buitengerechtelijke kosten;
tot betaling van de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen heeft Hartelstein voldoende aannemelijk gemaakt.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een achterstand heeft laten ontstaan in de verschuldigde verblijfskosten. Volgens Hartelstein is er een achterstand van ongeveer viereneenhalve maand, gelijk aan € 2.160,00. Hartelstein heeft daartoe verwezen naar het betalingsoverzicht dat zij als productie 8 heeft overgelegd. Het enige wat [gedaagde] hier tegen heeft aangevoerd, is dat er in het overzicht geen rekening mee is gehouden dat hij twee maal de verblijfskosten van € 435,00 contant betaald heeft. Dit verweer wordt verworpen. Hartelstein betwist namelijk dat [gedaagde] die contante betalingen verricht heeft en [gedaagde] heeft die betalingen niet aannemelijk kunnen maken. Hieruit volgt dat [gedaagde] aan Hartelstein in ieder geval nog een bedrag van € 2.160,00 verschuldigd is. Dat [gedaagde] gerechtigd was de betaling op te schorten kan niet worden vastgesteld, nu hij deze stelling niet heeft onderbouwd. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de achterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van voldoening. Verder zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de verblijfskosten van € 435,00 vanaf de dag van dagvaarding (1 maart 2019) tot de dag van ontruiming (zie hieronder 4.5.), want het is aannemelijk dat [gedaagde] niet vrijwillig aan die verplichting zal voldoen.
4.3.
Naast de huurachterstand verwijt Hartelstein [gedaagde] ook dat hij niet deelneemt aan sociale en gezamenlijke activiteiten binnen Hartelstein, terwijl [gedaagde] daar op grond van de overeenkomst wel toe verplicht is. [gedaagde] voer daartegen aan dat hij door Hartelstein juist is uitgesloten van deelname aan dergelijke activiteiten. Hartelstein heeft vervolgens haar verwijt niet nader onderbouwd, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. In dit kort geding valt daardoor niet vast te stellen of Hartelsteins verwijt terecht is.
4.4.
Als derde tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst voert Hartelstein aan dat [gedaagde] gedrag getuigt van slecht huurderschap. Zij wijst erop dat [gedaagde] ernstige bedreigingen heeft geuit, heeft getracht camera’s te vernielen en negatief gedrag tentoonspreidt. Ook deze verwijten heeft [gedaagde] uitgebreid betwist. Hartelstein heeft geprobeerd haar stellingen op dit punt te onderbouwen met de opgemaakte processen-verbaal van de aangiftes en van het verhoor van [naam beheerder] . Hiermee is echter in dit kort geding niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat de stellingen van Hartelstein op dit punt juist zijn. Vooralsnog is het Hartelsteins woord tegen dat van [gedaagde] , zeker nu Hartelstein niet heeft ontkend dat de aangiftes zijn geseponeerd.
4.5.
Op grond van voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat in een eventueel nog door Hartelstein aan te spannen bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid de overeenkomst tussen partijen ontbonden zal worden wegens de achterstallige betaling van € 2.160,00. Vooruitlopend daarop kan nu de vordering van Hartelstein om [gedaagde] te veroordelen zijn kamer te ontruimen en Hartelstein te verlaten worden toegewezen. De termijn waarbinnen [gedaagde] dit dient te doen zal worden bepaald op de gebruikelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis. Hartelstein bepleit tevergeefs een veel kortere termijn van drie dagen met het betoog dat er sprake is van een onhoudbare situatie. Zij verwijst daarbij naar de verwijten die zijn besproken in 4.3. en 4.4. De kantonrechter verwerpt dit betoog aangezien in dit kort geding onvoldoende zekerheid bestaat dat die verwijten terecht zijn.
4.6.
De vordering van Hartelstein om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 375,00 buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Dit onderdeel van de vordering is namelijk niet onderbouwd nu Hartelstein niet eens heeft gesteld dat [gedaagde] is aangemaand op de wijze als is bepaald in art. 6:96 lid 6 BW.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Hartelstein tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 83,52
  • griffierecht € 121,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 924,52

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde ( [adres] , kamer 8, [woonplaats] ) binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Hartelstein te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Hartelstein van € 2.160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Hartelstein van € 435,00 per ingegane maand vanaf 1 maart 2019 tot de dag van ontruiming,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Hartelstein tot op heden begroot op € 924,52,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW