In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de kantonrechter op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen die samen een woning huurden. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.W.M. van Doorn, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, de huurovereenkomst niet langer zou voortzetten na de beëindiging van hun affectieve relatie. De partijen, die samen een zoon hebben, hebben hun relatie eind mei/begin juni 2018 beëindigd. Na de breuk heeft de eiseres tijdelijk bij haar ouders verbleven, terwijl de gedaagde in de woning bleef wonen. De eiseres vorderde ontruiming van de woning, waarbij de belangen van hun kind en de investeringen in de woning door beide partijen een belangrijke rol speelden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen investeringen in de woning hebben gedaan en dat de eiseres financieel zwakker is. De rechter heeft ook overwogen dat het in het belang van het kind is dat hij in een rustige omgeving kan verblijven. Gezien de omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eiseres de huur met uitsluiting van de gedaagde kan voortzetten. De gedaagde is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te verlaten en zich uit te schrijven op het huuradres, met een dwangsom van € 100,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 5.000,00. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 628,64 zijn begroot.