ECLI:NL:RBLIM:2019:2930

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
6439082 CV EXPL 17-8183
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrageplicht aan herstel/vervangingskosten van mede-eigenaren m.b.t. een mandelige, gevaarzettende tuinmuur

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 27 maart 2019, gaat het om de bijdrageplicht van mede-eigenaren aan de herstel- of vervangingskosten van een mandelige tuinmuur die als gevaarzettend is beoordeeld. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H.J.M. Stassen, vorderde een verklaring voor recht dat de muur mandelig is en veroordelingen tot betaling van herstelkosten aan de gedaagden, die vertegenwoordigd werden door respectievelijk mr. I.K. Decupere en mr. H.T.L. Janssen. De procedure volgde op een tussenvonnis van 4 juli 2018, waarin de kantonrechter had vastgesteld dat de muur mandelig was en dat de kosten van herstel in een bepaalde verhouding verdeeld moesten worden. De deskundige had geadviseerd dat de muur vervangen moest worden, met een kostenraming van € 16.405,93. De gedaagden betwistten de hoogte van deze kosten en de verplichting om voorafgaand aan de werkzaamheden te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiser tot betaling van de herstelkosten niet kon worden toegewezen, omdat mede-eigenaren gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de kosten van gemeenschappelijk eigendom. De kantonrechter verklaarde wel dat de muur mandelig is, maar wees de overige vorderingen van de eiser af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6439082 CV EXPL 17-8183
Vonnis van de kantonrechter van 27 maart 2019
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.H.J.M. Stassen,
tegen:

1.de inmiddels overleden [gedaagde sub 1] ,voor zijn overlijden wonend te [woonplaats 2] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 3] ,
gemachtigde mr. I.K. Decupere,

3.[gedaagde sub 3] ,

4.
[gedaagde sub 4],
beiden wonend te [woonplaats 2] ,
gemachtigde mr. H.T.L. Janssen,
gedaagde partijen.
Eisende partij zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden sub 1. en 2. zullen hierna [gedaagden sub 1 en 2] genoemd worden en gedaagden sub 3. en 4. [gedaagden sub 3 en 4] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure na het tussenvonnis van 4 juli 2018 blijkt uit:
  • de brief van 18 juni 2018 waarin mr. Decupere de kantonrechter heeft geïnformeerd over het overlijden van [gedaagde sub 1]
  • de brief van 25 oktober 2018 waarin mr. Decupere de kantonrechter verzoekt [gedaagde sub 1] niet meer als formele procespartij in deze procedure aan te merken en/of te vermelden
  • het deskundigenrapport van 17 november 2018
  • de conclusies na deskundigenbericht van [gedaagden sub 3 en 4] en [gedaagden sub 1 en 2]
  • de conclusie na deskundigenbericht tevens akte vermeerdering van eis van [eiser]
  • de antwoordaktes vermeerdering van eis van [gedaagden sub 3 en 4] en [gedaagden sub 1 en 2] .
1.2.
Ten slotte is weer vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Procespartijen
2.1.
mr. Decupere heeft de kantonrechter verzocht [gedaagde sub 1] niet meer als procespartij aan te merken. In de conclusie na deskundigenbericht staat verder
“Nu gedaagde sub 1a is overleden, en dus geen partij (meer) is in deze procedure, van welk feit uw rechtbank ook genoegzaam in kennis is gesteld, concludeert ondergetekende bij deze enkel namens gedaagde sub 1b (…).”
2.2.
Artikel 225 lid 1 Rv bepaalt dat de dood van een partij grond kan zijn voor schorsing van een geding. Bij gebreke van schorsing – die plaatsvindt door betekening van de schorsingsgrond dan wel een akte ter rolle – wordt het geding op grond van lid 2 op naam van de oorspronkelijke partij voortgezet. Nu het geding niet is geschorst, is de procedure voortgezet, conform het bepaalde in artikel 225 lid 2 Rv mede op naam van de inmiddels overleden [gedaagde sub 1] . Het verzoek van mr. Decupere kan dan ook niet worden toegewezen.
Mandeligheid
2.3.
In het tussenvonnis van 4 juli 2018 heeft de kantonrechter overwogen dat de tuinmuur tussen de tuinen van [eiser] , [gedaagden sub 1 en 2] en [gedaagden sub 3 en 4] mandelig is (r.o. 4.6.). Tijdens de comparitie heeft Ing. F.M.J. Feron van Eff Eff Bouwpathologie (hierna: de deskundige) de muur beoordeeld en gevaarzettend bevonden. Partijen betwisten deze beoordeling niet. De muur moet dus worden hersteld dan wel vervangen. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis overwogen dat partijen aan de kosten van vervanging dan wel herstel in de volgende verhouding zullen moeten bijdragen (r.o. 4.9.):
  • [eiser] : 50%
  • [gedaagden sub 1 en 2] : 31,5%
  • [gedaagden sub 3 en 4] : 18,5%.
Deskundigenbericht en de door partijen sindsdien genomen aktes en conclusies
2.4.
Onduidelijk was echter of de muur vervangen dan wel hersteld moet worden en wat de kosten hiervan bedragen. De deskundige heeft hierover gerapporteerd. Volgens hem is de muur kwalitatief te zwak om deze slechts plaatselijk te steunen met grondankers of steunberen. Vervanging van de muur geeft te veel risico op afkalving van de percelen van [gedaagden sub 1 en 2] en [gedaagden sub 3 en 4] . Hij adviseert daarom op het perceel van [eiser] een nieuwe muur op te richten, de ruimte tussen de nieuwe en oude muur op te vullen met beton en de nieuwe en oude muur aan elkaar te verankeren. De kosten hiervan bedragen volgens de deskundige € 16.405,93. Volgens de deskundige is er een bandbreedte van 30-40% naar boven en 5%-10% naar beneden mogelijk.
2.5.
Volgens [gedaagden sub 3 en 4] zijn de herstelkosten onnodig hoog geschat. Aan de [adres 1] zou een soortgelijke klus zijn uitgevoerd, tegen aanzienlijk lagere kosten. Verder voert hij aan dat hij niet kan worden verplicht kosten aan [eiser] te vergoeden, omdat hij enkel betaling verschuldigd is voor onderhoud/vernieuwing die daadwerkelijk wordt/is uitgevoerd.
2.6.
[gedaagden sub 1 en 2] kan zich erin vinden dat de muur conform het rapport van de deskundige wordt hersteld, maar is er wel van geschrokken dat een afwijking van 30%-40% naar boven mogelijk is. [gedaagden sub 1 en 2] vraag zich af hoe waarschijnlijk dit is. Volgens hem zullen partijen het eens moeten worden over de opdracht aan en uitvoering van het werk door een aannemer en moeten zij gezamenlijk de opdracht verstrekken. De medewerking van alle partijen zal zijn vereist. [gedaagden sub 1 en 2] is het eens met de overweging van de kantonrechter dat [gedaagden sub 1 en 2] 31,5% moet bijdragen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een offerte die alle partijen hebben geaccordeerd en het werk wordt uitgevoerd door een aannemer die in opdracht van alle partijen gezamenlijk werkt.
2.7.
[eiser] kan instemmen met de inhoud van het deskundigenrapport. [eiser] vorderde bij dagvaarding:
een verklaring voor recht dat de tuinmuur een mandelige muur is,
veroordeling van zowel [gedaagden sub 1 en 2] als [gedaagden sub 3 en 4] tot betaling van € 1.600,- exclusief btw (te weten 1/3e van het offertebedrag van [naam] ) oftewel € 1.936,- inclusief btw aan [eiser] ,
veroordeling van zowel [gedaagden sub 1 en 2] als [gedaagden sub 3 en 4] tot betaling van € 829,05 aan [eiser] [te weten ieder de helft van de volgende bedragen: € 508,20 (kosten constructief advies) + € 450,- (kosten grensreconstructie) + € 34,80 (kosten uittreksel Kadaster) + € 665,40 (buitengerechtelijke incassokosten)],
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden sub 1 en 2] en [gedaagden sub 3 en 4] in de proceskosten.
Eiservermeerdering 1: gelet op de begroting van de deskundige vermeerdert [eiser] zijn vordering onder 2. aldus dat hij nu veroordeling van [gedaagden sub 1 en 2] tot betaling van € 5.167,87 (31,5% van € 16.405,93) vordert, en veroordeling van [gedaagden sub 3 en 4] tot betaling van € 3.035,09 (18,5% van € 16.405,93).
Eiservermeerdering 2: [eiser] heeft drie aannemers een offerte gevraagd, maar zij gaven te kennen geen werk te kunnen aannemen vanwege de drukte en niet te staan te springen om op de betreffende locatie aan het werk te gaan. Volgens [eiser] zal dit een prijsverhogend effect hebben, reden waarom hij – in het geval ten minste drie door [eiser] geraadpleegde aannemers gemotiveerd schriftelijk te kennen hebben gegeven dat de betreffende werkzaamheden niet voor een bedrag van € 16.405,93 inclusief btw uitgevoerd kunnen worden – vordert dat [gedaagden sub 1 en 2] zal worden veroordeeld 31,5% en [gedaagden sub 3 en 4] 18,5% van de laagste van de drie verstrekte aanneemsommen van de drie geraadpleegde aannemers aan [eiser] te voldoen.
2.8.
[gedaagden sub 1 en 2] heeft hierop als volgt gereageerd. [gedaagden sub 1 en 2] kan niet worden veroordeeld om een geldbedrag aan [eiser] te voldoen. Betaling overeenkomstig een door de kantonrechter vastgestelde verdeelsleutel is enkel mogelijk nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Anders bestaat het risico dat de muur niet wordt gerepareerd of dat toch voor een goedkopere manier van herstel wordt gekozen. Het gaat om een bijdrageplicht van alle mede-eigenaren in de herstelkosten, niet om een betalingsverplichting van de ene mede-eigenaar aan de andere. Mandeligheid van de muur betekent dat alle mede-eigenaren evenveel zeggenschap hebben over het herstel van de muur; niet dat [eiser] als enige zou kunnen bepalen door wie, op welke wijze en voor welk bedrag de muur uiteindelijk hersteld zal worden.
2.9.
[gedaagden sub 3 en 4] voert aan dat opvalt dat [eiser] geen vermindering toezegt indien de begrotingen lager uitvallen. [gedaagden sub 3 en 4] was en is bereid de muur op gezamenlijke kosten te vernieuwen of te herstellen, zodat [eiser] geen belang heeft bij zijn vorderingen. [eiser] kan niet eenzijdig bepalen of en zo ja onder welke voorwaarden het herstel zal plaatsvinden. [eiser] vordert een abstracte schadevergoeding, die deels bestaat uit de schade die [gedaagden sub 3 en 4] zelf lijdt, wat ook niet kan.
De kantonrechter
2.10.
De vordering onder 1. ligt voor toewijzing gereed. [gedaagden sub 1 en 2] betwistte en betwist dat de muur mandelig is. Weliswaar betwist en betwistte [gedaagden sub 3 en 4] de mandeligheid niet, maar dit maakt niet dat bij een vaststelling van de mandeligheid in rechte geen belang bestaat, zoals aangevoerd door [gedaagden sub 3 en 4] . Zonder een verklaring voor recht zou immers in de toekomst, bijvoorbeeld wanneer [gedaagden sub 3 en 4] zijn woning zou verkopen, een nieuw geschil kunnen ontstaan met de nieuwe bewoners. De kantonrechter zal de gevorderde verklaring voor recht derhalve uitspreken.
2.11.
De vordering onder 2. (zowel voor als na eisvermeerderingen) komt niet voor toewijzing in aanmerking. De wet biedt geen basis om mede-eigenaren te veroordelen om
voorafeen vergoeding te betalen aan een andere mede-eigenaar voor nog uit te voeren werkzaamheden aan een gemeenschappelijk eigendom. Mede-eigenaren/deelgenoten zijn gezamenlijk draagplichtig voor de herstelkosten. Uitgangspunt is dat alles gebeurt door de gezamenlijke deelgenoten (artikel 3:170 BW). Voor zover het herstel geen uitstel kan lijden en er daarom door één van de deelgenoten kosten
zijn gemaakt, kunnen de andere deelgenoten op terugbetaling van hun deel worden aangesproken. Hiervan kan slechts sprake zijn indien er reëel gevaar is voor ernstige schade, en een beslissing van de rechter dus niet kan worden afgewacht. In alle andere gevallen zal voorafgaand aan de werkzaamheden een gang naar de rechter nodig zijn, bijvoorbeeld door te vorderen dat de mede-eigenaar bepaalde werkzaamheden moeten gehengen en gedogen of te verzoeken een beheersregeling als bedoeld in artikel 3:168 lid 2 BW vast te stellen. Partijen zullen dus gezamenlijk moeten beslissen hoe de muur moet worden hersteld en opdracht moeten geven tot herstel. Zij moeten vervolgens naar rato van hun aandeel bijdragen aan de kosten hiervan. De vordering onder 2. zal dus worden afgewezen.
2.12.
In het tussenvonnis is al overwogen dat de vordering onder 3. zal worden afgewezen. De kantonrechter blijft hierbij.
2.13.
Partijen zijn alle deels in het ongelijk gesteld: er zal immers voor recht worden verklaard dat de muur tussen de tuinen mandelig is, maar de overige vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Daarom zal de kantonrechter de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De kosten van het deskundigenbericht zijn op basis van artikel 195 Rv kosten van [eiser] . Omtrent deze kosten is dus geen aparte beslissing nodig.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat de muur, gelegen aan de achterzijde van het perceel, in eigendom toebehorend aan [eiser] , aan de [adres 2] en grenzend aan het perceel, in eigendom toebehorend aan [gedaagden sub 1 en 2] , gelegen te [woonplaats 2] aan de [adres 3] , alsmede grenzend aan het perceel, in eigendom toebehorend aan [gedaagden sub 3 en 4] aan de [adres 4] te [woonplaats 2] , een mandelige muur is,
3.2.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD
coll: