ECLI:NL:RBLIM:2019:3105

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
03/659126-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal met geweld in woningoverval met gebruik van wapens

Op 4 mei 2018 heeft de verdachte samen met medeverdachten een woningoverval gepleegd in Heerlen, waarbij geweld is gebruikt tegen de bewoners, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft geprobeerd hen te doden door hen te slaan met een ploertendoder en hen te wurgen. De overval was gericht op het stelen van goederen, waaronder een televisie en laptops. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de woning binnendrongen en geweld gebruikten om hun doel te bereiken. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd over de diefstal en het gebruik van geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat niet is komen vast te staan dat hij opzet had op de dood van de slachtoffers. Wel is bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van wapens, waaronder een stroomstootwapen en amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659126-18, 702647-18 (gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.L. Antonides, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De reeds gevoegde zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. Tevens is verschenen de raadsvrouw van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , mr. A.P.M. Janssen, advocaat kantoorhoudende te Kerkrade.
De officier van justitie, de verdediging en de raadsvrouw van de benadeelde partijen hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging, zoals nader omschreven ter terechtzitting van 14 augustus 2018 en gewijzigd ter terechtzitting op 26 oktober 2018 en op 20 maart 2019, is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/659126-18
Feit 1:samen met anderen geprobeerd heeft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te doden en daarbij een diefstal heeft gepleegd, dan wel samen met anderen een diefstal met geweld of een afpersing heeft gepleegd;
Feit 2:een stroomstootwapen aanwezig heeft gehad;
Feit 3:28 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/702647-18
een ploertendoder aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] hebben aangifte gedaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat drie mannen hun woning binnen kwamen gestormd toen zij de deur open maakte. Zij en [slachtoffer 1] hebben de verdachte herkend. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat een van de andere mannen met een Pools of Russisch accent sprak. Dit betreft medeverdachte [medeverdachte] . Beide aangevers hebben voorts verklaard dat de man met het accent hen sloeg met een ploertendoder en dat hun keel is dichtgeknepen. De mannen vroegen om geld of drugs. De man met het accent heeft goederen in een tas, zak of kussensloop gestopt.
In het strafdossier bevinden zich foto’s van de ravage in de woning en het letsel van de aangevers, evenals medische stukken over dat letsel.
Een bloedspoor op de kop van de ploertendoder is onderzocht en komt overeen met het DNA van aangeefster [slachtoffer 1] . Er is sprake van voorwaardelijke opzet op de dood van aangevers. Op het hoofd slaan met een hard voorwerp, in combinatie met het andere geweld dat de verdachten hebben toepast, levert immers de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden.
De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd over de diefstal van een televisie en andere goederen uit de woning van de aangevers. Hij was van plan om midden in de nacht binnen te dringen in de woning om goederen mee te nemen ter compensatie van geld dat hij tegoed zou hebben van de aangevers. [medeverdachte] wist dat de verdachte een schuld wilde innen en is met hem midden in de nacht meegegaan. [medeverdachte] kon ervan uitgaan dat er geweld zou worden gebruikt. Er is sprake van onderlinge gelijkwaardigheid in het handelen van de verdachten. Er is door meerdere personen geweld gebruikt. Het letsel van de aangevers komt overeen met wat zij over het op hen uitgeoefende geweld hebben verklaard. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is sprake van medeplegen.
In de auto van de verdachte heeft de politie wapens, laptops van aangever [slachtoffer 1] en een portemonnee met pasjes op naam van [slachtoffer 1] aangetroffen. Op de kleding van de verdachte zijn bloedsporen aangetroffen die een DNA-match opleveren met medeverdachte [medeverdachte] .
Het beroep op noodweer en noodweerexces dient te worden verworpen. Zelfs indien [slachtoffer 1] als eerste zou hebben geslagen, dan nog zijn de verdachten de agressors geweest door de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] binnen te dringen. [slachtoffer 1] had het recht om zich daartegen te verdedigen, waardoor de verdachte geen beroep op noodweer toekomt.
De verdachte heeft verklaard dat hij, om zelf niet in gevaar te komen, anderen meenam naar de woning. Hij ging immers een schuld innen. Er is daardoor sprake van culpa in causa.
Voor noodweerexces is een hevige gemoedstoestand vereist en daarvan blijkt niet uit de handelingen van de verdachten volgend op de door hen gestelde noodweersituatie. De verdachten hebben na de geweldsexplosie nog naar spullen gezocht in de woning en hebben onder meer een televisie meegenomen, die zij nog dezelfde nacht hebben verkocht.
De raadsman heeft ter terechtzitting berichten overgelegd waaruit van dreigementen richting de verdachte zou blijken. Door het late tijdstip van overleggen kan het Openbaar Ministerie niet verifiëren of die berichten daadwerkelijk aan de verdachte zijn gericht en wat precies in die berichten wordt bedoeld. [slachtoffer 1] is een kleine, tengere vrouw. Het is niet aannemelijk dat de verdachte zich door haar bedreigd zou voelen.
Ook het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en een ploertendoder en het aanwezig hebben van amfetamine kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte had deze goederen bij zich bij zijn aanhouding.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Over het primair ten laste gelegde
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
De verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] zijn op essentiële punten tegenstrijdig. Er bestaat discrepantie tussen hun verklaringen bij de politie en de latere verklaringen bij de rechter-commissaris. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door de drie mannen, die de woning binnen kwamen, is mishandeld. [slachtoffer 1] heeft echter verklaard dat de derde dader meteen na het binnenkomen naar boven is gegaan. Voorts heeft [slachtoffer 1] bij de politie verklaard dat bloed over het hoofd van een van de daders sijpelde. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij geen bloed heeft gezien bij één van de daders. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de daders geen letsel hebben opgelopen. Ook verschillen de verklaringen van aangevers over waar [slachtoffer 1] zou zijn geslagen.
Indien de rechtbank bewezen zou achten dat de verdachte [slachtoffer 1] of [slachtoffer 1] heeft geslagen dan is van opzet op de dood van de aangevers, ook in voorwaardelijke zin, geen sprake. De verdachte heeft niet geschopt. In het dossier bevinden zich geen verklaringen dat hij met de ploertendoder heeft geslagen.
Slaan met de vuisten of met een ploertendoder levert niet zonder meer de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer op, zoals blijkt uit jurisprudentie over het slaan met een ijzeren staaf (Rechtbank Noord Nederland d.d. 11 maart 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:914). Het is onduidelijk met welke kracht is geslagen.
De verdachte heeft niet de keel van de aangevers dicht gedrukt of geknepen. De verklaring van [slachtoffer 1] dat hij op dat moment eten is zijn mond had is ongeloofwaardig, want dan zou hij eten in zijn mond moeten hebben gehad vanaf het moment dat hij opstond van de bank totdat hij weer op de grond zat naast de bank, inclusief de tijd dat hij sloeg en werd geslagen met de ploertendoder. Dit terwijl [slachtoffer 1] chronisch neuspatiënt is.
Ook het dichtknijpen van de keel levert niet zonder meer de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer op, zoals blijkt uit jurisprudentie (Rechtbank Limburg d.d. 17 mei 2013, LJN CA0914). In casu is die kans niet aanmerkelijk nu niet vaststaat met welke intensiteit en hoe lang de keel is dichtgeknepen. Een medisch expert heeft vastgesteld dat [slachtoffer 1] het bewustzijn niet heeft verloren.
Van medeplegen is geen sprake. De verdachte heeft vooraf of tijdens het incident niets besproken met anderen, er was geen taakverdeling. Er is geen voorbereiding geweest van het geweld. Het was aangever [slachtoffer 1] die klaar stond met de ploertendoder. Geen van de verdachten had een wapen bij zich. [medeverdachte] heeft de ploertendoder afgepakt en heeft daarmee geslagen. Vanwege de korte tijdspanne heeft de verdachte zich niet kunnen onttrekken aan het geweld. Louter het zich niet distantiëren van het geweld levert geen medeplegen op. Mocht de rechtbank medeplegen bewezen achten dan is de verdachte alleen aansprakelijk voor de diefstal en niet voor het toegepaste geweld, omdat hij op dit laatste geen opzet had.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer dan wel noodweerexces.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft geraakt met de ploertendoder. Daarmee was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte. Zijn verdediging daartegen was noodzakelijk en geboden. Het handelen van de verdachte voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er was voor de verdachte geen andere mogelijkheid om zich aan de situatie te onttrekken. Indien niet aan deze vereisten zou zijn voldaan, dan is sprake van noodweerexces. De verdachte handelde in een hevige gemoedsbeweging als gevolg van het plotselinge slaan met de ploertendoder door [slachtoffer 1] .
Het feit dat de verdachte naar de woning toe ging om geld op te halen, staat een beroep op noodweer(exces) niet in de weg.
De verdachte heeft voorafgaand aan het incident bedreigende Facebookmessenger- berichten ontvangen, die ter terechtzitting zijn overgelegd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het mogelijk is dat de verdachte zich door haar bedreigd voelde.
Over het subsidiair ten laste gelegde
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] niet meermalen geslagen, geschopt of hun kelen dicht geknepen of gedrukt.
Over feit 2
Naar de rechtbank begrijpt, betreft dit een verweer tegen het feit met parketnummer 03/702647-18, waarin aan de verdachte het voorhanden hebben van een ploertendoder tenlaste is gelegd. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De verdachte heeft de ploertendoder niet gebruikt of aangeraakt. Dit blijkt uit het dossier. Het enkele feit dat de ploertendoder in zijn auto is aangetroffen, maakt niet dat hij deze voorhanden heeft gehad. De verdachte had geen wetenschap van de ploertendoder in zijn auto.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van hetgeen in de zaak met parketnummer 03/659126-18 onder feit 2 (voorhanden hebben van een stroomstootwapen) ten laste is gelegd.
Over feit 3
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 4 mei 2018 omstreeks 2:00 uur ’s nachts de deur van haar woning aan de [adres] in Heerlen open heeft gemaakt nadat werd geklopt. Drie personen hebben haar aan de kant geduwd en zijn binnen gestormd. [slachtoffer 1] is overmeesterd en meegesleurd. [slachtoffer 1] bevond zich in de woonkamer. Hij is gegrepen en naast de bank op de grond gegooid en is geslagen met een ploertendoder. Een van de mannen is door [slachtoffer 1] herkend als [verdachte] , zijnde de verdachte. Een van de andere daders, een blanke man met een smal postuur, donker kort haar en met een Pools of Russisch accent, heeft [slachtoffer 1] meerdere keren met volle kracht met een ploertendoder op het hoofd geslagen. [2]
Ter terechtzitting op 20 maart 2019 heeft de rechtbank waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte] voldoet aan het door [slachtoffer 1] gegeven signalement van één van de daders van de overval (hierna te noemen: de man met het accent).
[slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat de man met het accent tweemaal met de ploertendoder naar haar hoofd heeft geslagen. De verdachte en de man met het accent hebben [slachtoffer 1] op de armen geslagen toen hij zich probeerde af te weren. De verdachte heeft de keel van [slachtoffer 1] ongeveer 10 seconden dicht geknepen. Zij kreeg geen lucht en was bang om te stikken. De verdachte en de man met het accent hebben met elkaar gesproken over waar moest worden gekeken en gezocht naar spullen. De verdachte zei tegen [slachtoffer 1] : “Geef, geef, geef, geld, drugs”. De verdachte is naar boven gelopen en heeft daar gezocht. De man met het accent heeft de woonkamer doorzocht en spullen in een zak gestopt. [slachtoffer 1] heeft een zakje speed aan de verdachte gegeven. De verdachte heeft een Samsung televisie onder zijn arm mee naar buiten genomen. Verder zijn onder meer twee laptops meegenomen. [3]
Tijdens zijn verhoor door de politie heeft de verdachte verklaard dat hij met twee anderen in de woning is geweest en naar zijn spullen en geld heeft gevraagd. Hij heeft ter compensatie twee laptops, een televisie en amfetamine meegenomen. [4] Bij het tactische onderzoek aan de auto, waarin de verdachte is aangehouden, heeft de politie verschillende voorwerpen inbeslaggenomen, waaronder een portemonnee met daarin een ponskaart met de naam [slachtoffer 1] . [5] [slachtoffer 1] heeft deze portemonnee herkend als de portemonnee die uit zijn woning is gestolen. [6]
Ook [slachtoffer 1] heeft bij de overval de verdachte als een van de daders herkend. Hij heeft een van de andere daders omschreven als een man met een Pools of Russisch accent. Nadat [slachtoffer 1] de deur had opengemaakt, heeft hij gestommel gehoord. Hij hoorde dat [slachtoffer 1] zijn naam riep. Vervolgens heeft hij de verdachte en de man met het accent in de deuropening van de woonkamer gezien. De verdachte heeft [slachtoffer 1] naar achteren geduwd, de kamer in. Er is meteen een handgemeen ontstaan tussen [slachtoffer 1] en de man met het accent, waarbij over en weer is geslagen. [slachtoffer 1] is door de man met het accent op zijn hoofd en armen geslagen met een ploertendoder. [slachtoffer 1] heeft gezien dat ook [slachtoffer 1] door deze man met de ploertendoder is geslagen. De verdachte heeft [slachtoffer 1] om diens nek vast gepakt en gewurgd waardoor deze amper lucht kreeg. Ook heeft de verdachte hem geschopt en tegen het hoofd, de ribben en heupen geslagen. [slachtoffer 1] heeft hevige pijn aan zijn hoofd, heupen en ribben ervaren. [slachtoffer 1] heeft de verdachte horen schreeuwen om geld en coke. Hij heeft daar diverse keren naar gevraagd. De man met het accent heeft diverse keren gedreigd dat hij opnieuw zou slaan. [7]
Het letsel van [slachtoffer 1] is op 4 mei 2018 onderzocht in het Zuyderland ziekenhuis. Een arts heeft bij [slachtoffer 1] onder meer een forse zwelling op de kruin met een wijkende wond van 4 centimeter en diverse hematomen, onder meer op de linkerhand, het achterhoofd en bovenop het hoofd, vastgesteld. [8]
Vrijspraak medeplegen poging doodslag
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van een poging tot doodslag. Zij overweegt daartoe als volgt.
Noch uit het dossier noch uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen is gebleken dat de verdachte opzet had op de dood van aangevers. De verdachte is met twee mannen naar de woning van de aangevers gegaan met de intentie om een schuld te innen en niet om aangevers te doden.
Ook van voorwaardelijk opzet is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangevers – kan worden aangenomen indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De verdachte heeft de keel van [slachtoffer 1] circa 10 seconden dichtgeknepen. Ook heeft hij dat bij [slachtoffer 1] gedaan, maar hoe lang dat heeft geduurd is onbekend. Het is ook niet bekend met welke kracht de verdachte dit bij aangevers heeft gedaan. Er is geen letsel aan de kelen van de aangevers geconstateerd.
Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] , onder meer door te slaan met een ploertendoder, onder andere op hun hoofden. Het is echter onbekend hoe hard de verdachte en [medeverdachte] hebben geslagen en hoe zwaar de kop van de ploertendoder was. Het letsel van [slachtoffer 1] is beperkt gebleven tot een (weliswaar forse) verwonding aan de schedelhuid en letsel aan de linkerhand. De schedel zelf is ongeschonden gebleven. Er is geen hersenletsel opgetreden. Het is onbekend welk letsel [slachtoffer 1] heeft opgelopen, omdat zij zich niet heeft willen laten onderzoeken.
De rechtbank is gelet op bovengenoemde onduidelijkheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat ten gevolge van het door (een van) de verdachten op de aangevers uitgeoefende geweld, er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangevers als gevolg daarvan zouden komen te overlijden.
Medeplegen diefstal met geweld
De rechtbank acht gelet op de voornoemde bewijsmiddelen wel bewezen dat de verdachten een diefstal hebben gepleegd en daarbij geweld tegen de aangevers hebben gebruikt. De verdachte was initiatiefnemer van deze overval. Hij wilde bij de aangevers een schuld, in geld of goederen, innen. [medeverdachte] wist dit en is midden in de nacht met de verdachte meegegaan. Vervolgens zijn zij samen met een derde, onbekend gebleven man, de woning binnengedrongen en hebben beiden geweld gebruikt tegen de aangevers. De verdachte en [medeverdachte] hebben de woning van de aangevers doorzocht en goederen gestolen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Voorhanden hebben van stroomstootwapen en ploertendoder en aanwezig hebben van amfetamine
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 4 mei 2018 in Heerlen in vereniging een diefstal met geweld heeft gepleegd waarbij een ploertendoder is gebruikt. Kort na dit incident is de verdachte door de politie aangehouden. Tijdens de veiligheidsfouillering heeft de politie een taser in de vorm van een zaklamp aangetroffen. Tijdens de insluitingsfouillering heeft de politie in de schoudertas van de verdachte een zakje met een witte poederachtige substantie aangetroffen. [9] Een monster van deze substantie is voorzien van kenmerk AAKB5583NL [10] . Het NFI heeft geconcludeerd dat het monster amfetamine bevat. [11] Op de terechtzitting van 20 maart 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij 28 gram amfetamine uit de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] heeft weggenomen.
Tijdens het onderzoek aan de auto van de verdachte heeft de politie in de kofferbak een ploertendoder aangetroffen. [12]
De politie heeft het onder de verdachte aangetroffen stroomstootwapen onderzocht en geconcludeerd dat het een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie II sub 5, van de Wet wapen en munitie betreft. [13]
De politie heeft eveneens de onder de verdachte aangetroffen ploertendoder onderzocht en heeft geconcludeerd dat het een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I, sub 3, van de Wet wapens en munitie betreft. [14]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 2 en 3 in de zaak met parketnummer 03/659126-18 en het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/702647-18 wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/659126-18
feit 1 subsidiair
op mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de
[adres] in Heerlen), heeft weggenomen een TV en laptops en een portemonnee (met inhoud), die toebehoorden aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft/hebben geduwd
en/of gegooid en
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen (met gebalde vuisten en/of met een ploertendoder) tegen het hoofd en het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft/hebben
gepakt en/of (vervolgens) de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] geen adem/lucht kreeg/kregen en
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Geef, geef, geef, geld, drugs";
feit 2
op 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen en Roermond een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen en Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de gevoegde zaak met parketnummer 702647-18
op 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen en Roermond, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03/659126-18 onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer dan wel noodweerexces. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank stelt voorop dat niet is vast te stellen wie als eerste met de ploertendoder heeft geslagen. De verklaringen van de verdachten en de verklaringen van aangevers zijn op dat punt tegenstrijdig. Gelet hierop zal de rechtbank, bij de beoordeling van het beroep op noodweer, uitgaan van het voor de verdachte meest gunstige scenario dat [slachtoffer 1] als eerste met de ploertendoder heeft geslagen en dat de verdachte pas daarna geweld heeft gebruikt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte samen met [medeverdachte] en een derde onbekende man midden in de nacht de woning van aangevers zijn binnengestormd nadat [slachtoffer 1] de deur heeft opengedaan. [slachtoffer 1] , die klein van postuur en zeer tenger gebouwd is, was op dat moment alleen in de gang aanwezig. Zij werd overlopen door drie mannen. Zij heeft in paniek om [slachtoffer 1] geroepen. De verdachten hadden op dat moment al kunnen en ook moeten weten dat zij niet welkom waren in de woning. Echter zij zijn toen niet direct uit de woning vertrokken.
Als het al zo is dat [slachtoffer 1] direct na de binnenkomst van de verdachten met een ploertendoder naar de hal is gekomen en daarmee [medeverdachte] en de verdachte heeft geslagen, dan is dat naar het oordeel van de rechtbank te beschouwen als een reactie op het – met overmacht – wederrechtelijk binnendringen van de woning van aangevers door de verdachte en zijn mededaders en de onmiddellijk bedreigende situatie voor hemzelf en voor [slachtoffer 1] . Met andere woorden, het was [slachtoffer 1] die uit noodweer handelde. Dat maakt dat zijn handelen tegenover [medeverdachte] en de verdachte niet beschouwd kan worden als een
wederrechtelijkeaanranding als bedoeld in artikel 41 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en daarom reeds kan het beroep van de verdachte op noodweer niet slagen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/659126-18 feit 1 subsidiair:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/659126-18 feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/659126-18 feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/702647-18:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03/659126-18 onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake was van een noodweerexcessituatie. De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat geen sprake was van een noodweersituatie. Aan de voorwaarden voor de aanwezigheid van een noodweerexcessituatie wordt dan met nog meer kracht niet voldaan. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweerexces.
De verdachte is strafbaar omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een straf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overstijgt. Hij heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
De reclassering heeft positief contact met de verdachte. De reclassering heeft eerder geadviseerd de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen. De rechtbank heeft dat advies opgevolgd. De verdachte heeft zich aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij heeft zijn medewerking verleend aan het opstellen van rapporten door de reclassering en een psycholoog. De verdachte is naar Groningen vertrokken vanwege het opgelegde locatieverbod en om weg te zijn van negatieve factoren. De verdachte staat onder elektronisch toezicht. Hij is bezig met het zoeken naar zelfstandige huisvesting en naar werk. Hij wil weer contact hebben met zijn kind. Al deze positieve ontwikkelingen worden doorkruist bij een terugkeer in detentie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde man [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] midden in de nacht overvallen in hun eigen woning. De verdachten waren erop uit om goederen of geld te halen, die de verdachte meende tegoed te hebben. Daarbij is fors geweld toegepast, onder meer door te slaan met een ploertendoder en door de keel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] dicht te knijpen. [slachtoffer 1] heeft door dit geweld letsel opgelopen. De woning van de slachtoffers is doorzocht. Toen de verdachten geen geld konden vinden, hebben zij onder meer een televisie, laptops en een portemonnee meegenomen.
Een woningoverval met bruut geweld is voor de slachtoffers – zo leert de ervaring – een heftige en traumatische gebeurtenis. Dat blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen. [slachtoffer 1] heeft nog steeds last van een tennisarm en krachtverlies in zijn linkerhand, ten gevolge van het letsel dat hij opliep toen hij de slagen met de ploertendoder probeerde af te weren. Hij is doodsbang sinds het feit, heeft moeite met slapen en ervaart hevige schrikreacties. Ook [slachtoffer 1] heeft angstgevoelens, slaapt slecht en durft de deur van haar woning niet meer open te maken. Zij heeft hevige pijnklachten aan haar pols.
De slachtoffers hebben niet alleen zelf klappen gekregen en daardoor letsel opgelopen, zij hebben ook moeten aanzien hoe hun partner werd geslagen. Zij hebben gevreesd voor hun eigen leven en dat van hun geliefde.
Kennelijk hebben de verdachte en zijn mededaders hun ogen voor dergelijke gevolgen gesloten en hebben zij zich louter laten leiden door hebzucht. Zij hebben hiermee blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de slachtoffers. Een feit als het onderhavige pleegt de rechtsorde ernstig te schokken en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De schijnbare koelbloedigheid waarmee de verdachte en zijn mededader, na het uitgeoefende geweld en terwijl beide slachtoffers bloedend op de grond lagen, spullen uit de woning hebben verzameld en meegenomen om die dezelfde nacht nog te verkopen, heeft ook de rechtbank geschokt.
Daarnaast heeft de verdachte, naast de bij de overval gebruikte ploertendoder, ook nog een stroomstootwapen en bij de overval meegenomen drugs in zijn bezit gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 2 januari 2019, 20 december 2018 en van 10 augustus 2018. In dit laatstgenoemde advies adviseert de reclassering een gevangenisstraf op te leggen, waarbij in het kader van re-integratie kan worden begonnen met behandeling/begeleiding, met een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en het meewerken aan middelencontrole.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van GZ-psycholoog J.H.M. Gommans van 20 juni 2018. De verdachte heeft gedeeltelijk aan het opstellen van dit rapport meegewerkt. Hij heeft een positief beeld van zichzelf willen schetsen. De psycholoog heeft geen uitspraken gedaan over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en heeft geen strafadvies gegeven.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het LOVS gaat uit van drie jaar gevangenisstraf voor een woningoverval met licht geweld en/of bedreiging met geweld en vijf jaar gevangenisstraf voor een woningoverval met ander geweld. Een samenwerkingsverband geldt als een strafverzwarende omstandigheid.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat er geen vooropgezet plan was om fors geweld te gebruiken.
Behalve aan de woningoverval acht de rechtbank de verdachte ook schuldig aan het voorhanden hebben van een ploertendoder en van een stroomstootwapen en van het aanwezig hebben van 28 gram amfetamine. In het geheel van de bewezenverklaring en de straftoemeting beschouwd, ziet de rechtbank in deze feiten geen reden voor een strafverhoging.
De rechtbank acht, alles overwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Zij zal deze straf dan ook aan de verdachte opleggen.
De rechtbank acht, gelet op de bewezenverklaring en de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf, termen aanwezig om ambtshalve de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte te bevelen. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte die aanleiding hebben gegeven tot de schorsing van de voorlopige hechtenis, prevaleren niet langer boven het belang van de samenleving dat na een veroordelend vonnis waarbij een substantiële gevangenisstraf wordt opgelegd, de verdachte de verdere gang van zaken in vrijheid zou mogen afwachten.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert primair een schadevergoeding van € 2.989,= De gevorderde schade bestaat uit € 2.500,= aan smartengeld en € 489,= aan materiële schadevergoeding betreffende de gestolen televisie. Subsidiair vordert de benadeelde partij een in goede justitie vast te stellen bedrag aan schadevergoeding.
De benadeelde partij vordert de verdachte hoofdelijk te veroordelen en het toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2018 en vordert voorts oplegging van de schademaatregel.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert primair een schadevergoeding van € 2.000,= aan smartengeld. Subsidiair vordert de benadeelde partij een in goede justitie vast te stellen bedrag aan schadevergoeding.
De benadeelde partij vordert de verdachte hoofdelijk te veroordelen en het toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en vordert voorts oplegging van de schademaatregel.
De raadsvrouw van de benadeelde partijen heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] voldoende is onderbouwd middels een verklaring van hun huisarts en de foto’s van het letsel in het dossier. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partijen zich in oktober 2018 bij hun huisarts hebben gemeld met aanhoudende klachten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd de gehele vorderingen van beide benadeelde partijen toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schademaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat de beoordeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft hij verzocht de vorderingen af te wijzen dan wel te matigen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schadevergoeding dient te worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De overgelegde aankoopbon ziet niet immers op een televisie maar op een telefoon.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] door verdachtes handelen fysiek letsel heeft opgelopen, waaronder een barstwond aan het hoofd van circa 4 centimeter, waarvoor hij is behandeld in het ziekenhuis. Hierna heeft hij zich onder behandeling gesteld van een huisarts. De rechtbank acht daarom voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 1] door het feit rechtstreeks immateriële schade heeft opgelopen. Op grond hiervan zal de rechtbank de vordering toekennen tot een billijk te achten bedrag van € 1.250,= en voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu nader onderzoek naar de exacte hoogte van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schadevergoeding is onderbouwd middels een aankoopbon. De stelling van de raadsman dat de aankoopbon betrekking heeft op een telefoon en niet op de gestolen televisie, is onvoldoende onderbouwd. Op de aankoopbon is naast een telefoon ook een ander product ter waarde van € 489,= opgenomen. Het gevorderde bedrag van € 489,= komt de rechtbank redelijk voor. Nu de televisie is gestolen binnen één jaar volgend op de aankoop, zal de rechtbank geen rekening houden met afschrijvingskosten. Zij zal de materiële schadevergoeding toewijzen als verzocht.
De hiervoor toe te wijzen vordering van [slachtoffer 1] zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2018, de datum van de onrechtmatige daad. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] door verdachtes handelen fysiek letsel heeft opgelopen. Hierna heeft zij zich onder behandeling gesteld van een huisarts. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 1] als gevolg van het feit rechtstreeks immateriële schade heeft opgelopen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding rekening met de omstandigheid dat het letsel van [slachtoffer 1] minder ernstig is dan dat van [slachtoffer 1] . Op grond het voorgaande zal de rechtbank de vordering toekennen tot een billijk te achten bedrag van € 1.000,= en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren nu nader onderzoek naar de exacte hoogte van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De hiervoor toegewezen vordering van [slachtoffer 1] zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2018, de datum van de onrechtmatige daad. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De verdachte zal worden veroordeeld tot hoofdelijke betaling van de hiervoor vastgestelde bedragen aan schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente. De verdachte en [medeverdachte] zijn immers beiden aansprakelijk voor de gevolgen van dit strafbare feit, waaraan zij als medepleger hebben deelgenomen.

8.Het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen handschoenen verbeurd te verklaren, de inbeslaggenomen ploertendoder en het stroomstootwapen te onttrekken aan het verkeer en de inbeslaggenomen kleding en het schoeisel terug te geven aan de rechthebbende(n).
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen ploertendoder en het stroomstootwapen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer op grond van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte heeft verklaard dat de inbeslaggenomen handschoenen gebruikt zijn bij het plegen van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit, om geen sporen achter te laten. Derhalve zijn deze handschoenen vatbaar voor verbeurdverklaring ingevolge artikel 33a, lid 1, sub c, van het Wetboek van Strafrecht.
De inbeslaggenomen kleding en het schoeisel zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 03/659126-18 onder feit 1 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 03/659126-18 onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 en het in de zaak met parketnummer 03/702647-18 bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in haar vordering
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op 2 punten à € 210,=, in totaal € 420,=;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in haar vordering
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op 1 punt à € 180,=;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 2.00 STK Handschoen, 1068895;
  • 1.00 STK Handschoen, 1068921;
  • 1.00 STK Handschoen LAIMBOCK, 1068920;
  • 1.00 STK Handschoen, 1068922;
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1.00 STK PLOERTENDODER, 1068924;
  • 1.00 STK Wapenstok, 1068947 (de rechtbank begrijpt: het stroomstootwapen);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
  • 1.00 STK Jas, 1068951
  • 1.00 STK Schoeisel NIKE REAX, 1068687
  • 1.00 STK Broek, 1068689
  • 1.00 STK Shirt GILDAN, 1068697
  • 1.00 STK Vest PEAKSTONE, 1068699
Voorlopige hechtenis
- beveelt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging, zoals gewijzigd ter terechtzitting op 20 maart 2019
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] van het
leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]
meermalen (met kracht):
- ( met gebalde vuisten en/of met een ploertendoder) in/op/tegen het hoofd
en/of (een ander deel van) het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die
[slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- in/op/tegen het hoofd en/of (een ander deel van) het lichaam heeft/hebben
geschopt, terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen
en/of
- bij de keel heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens) de keel heeft/hebben
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] geen adem/lucht kreeg/kregen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal en/of afpersing van
een TV en/of portemonnee en/of laptop(s) en/of geld en/of (een) (andere)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of die
[slachtoffer 1] ,
en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit (die diefstal en/of afpersing) gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het
wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres] in Heerlen), heeft weggenomen een TV en/of (meerdere)
laptops en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere
deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft/hebben geduwd
en/of gegooid en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen (met gebalde
vuisten en/of met een ploertendoder) in/op/tegen het hoofd en/of (een ander
deel van) het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen in/op/tegen het hoofd en/of
(een ander deel van) het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft/hebben
gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) de keel heeft/hebben dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]
geen adem/lucht kreeg/kregen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Geef, geef, geef, geld, drugs", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
of
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een TV en/of
(meerdere) laptops en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer 2]
en/of die [slachtoffer 1] , welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft/hebben geduwd
en/of gegooid en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen (met gebalde
vuisten en/of met een ploertendoder) in/op/tegen het hoofd en/of (een ander
deel van) het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen in/op/tegen het hoofd en/of
(een ander deel van) het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft/hebben
gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) de keel heeft/hebben dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]
geen adem/lucht kreeg/kregen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Geef, geef, geef, geld, drugs", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen en/of Roermond een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, zijnde
een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden
worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen en/of Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 702647-18
1.
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen en/of Roermond, een
wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft
gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in deze weergave verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad, proces-verbaalnummer LB2R018049, gesloten d.d. 20 juni 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 192.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 mei 2018 door [slachtoffer 2] , p. 48-53.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 mei 2018 door [slachtoffer 2] , p. 48-53.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 24 augustus 2018, proces-verbaalnummer LB2R018049-39.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2018, p. 92.
6.Proces-verbaal herkenning gestolen goederen, ongedateerd, p. 57.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 4 mei 2018, p. 32-39.
8.Schriftelijk bescheid d.d. 8 mei 2018 van het Zuyderland ziekenhuis, afdeling spoedeisende hulp, p. 44-45.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2018, p. 84-86.
10.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 mei 2018, p. 140.
11.Rapport Identificatie veelvoorkomende drugs door het NFI d.d. 7 juni 2018.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2018, p. 92.
13.Proces-verbaal onderzoek wapen van districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R01049-38 d.d. 24 juli 2018, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R01049-41 d.d. 29 augustus 2018.
14.Proces-verbaal van de Eenheid Limburg, divisie regionale recherché, team forensische opsporing, expertise wapens, munitie en explosieven, proces-verbaalnummer 2018065517-42 d.d. 6 juni 2018.