ECLI:NL:RBLIM:2019:3106

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
03/700358-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal met geweld tijdens woningoverval in Heerlen

Op 4 mei 2018 vond een woningoverval plaats in Heerlen, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de woning binnendrongen. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden met geweld bedreigd en mishandeld. De verdachte en zijn medeverdachten eisten geld en drugs, waarbij geweld werd gebruikt met een ploertendoder. De rechtbank behandelde de zaak op 20 maart 2019, waarbij de verdachte werd bijgestaan door mr. N.C.M.L. Bloebaum. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag en diefstal met geweld. De verdediging voerde aan dat er geen opzet op de dood was en dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor poging tot doodslag, maar dat de diefstal met geweld wel bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700358-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
ingeschreven [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N.C.M.L. Bloebaum, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. Tevens is verschenen de raadsvrouw van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , mr. A.P.M. Janssen, advocaat kantoorhoudende te Kerkrade.
De officier van justitie, de verdediging en de raadsvrouw van de benadeelde partijen hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
samen met anderen geprobeerd heeft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te doden en daarbij een diefstal heeft gepleegd, dan wel samen met anderen een diefstal met geweld of een afpersing heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben aangifte gedaan. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat drie mannen hun woning binnen kwamen gestormd toen zij de deur open maakte. Zij en [slachtoffer 1] hebben de medeverdachte [medeverdachte] herkend. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat een van de andere mannen met een Pools of Russisch accent sprak. Dit betreft de verdachte. Beide aangevers hebben voorts verklaard dat de man met het accent hen sloeg met een ploertendoder en dat hun keel is dichtgeknepen. De mannen vroegen om geld of drugs. De man met het accent heeft goederen in een tas, zak of kussensloop gestopt.
In het strafdossier bevinden zich foto’s van de ravage in de woning en het letsel van de aangevers, evenals medische stukken over dat letsel.
Een bloedspoor op de kop van de ploertendoder is onderzocht en komt overeen met het DNA van aangeefster [slachtoffer 2] . Er is sprake van voorwaardelijke opzet op de dood van aangevers. Op het hoofd slaan met een hard voorwerp, in combinatie met het andere geweld dat de verdachten hebben toepast, levert immers de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft een bekennende verklaring afgelegd over de diefstal van een televisie en andere goederen uit de woning van de aangevers. Hij was van plan om midden in de nacht binnen te dringen in de woning om goederen mee te nemen ter compensatie van geld dat hij tegoed zou hebben van de aangevers. De verdachte wist dat [medeverdachte] een schuld wilde innen en is met hem midden in de nacht meegegaan. De verdachte kon ervan uitgaan dat er geweld zou worden gebruikt. Er is sprake van onderlinge gelijkwaardigheid in het handelen van de verdachten. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is sprake van medeplegen.
In de auto van de medeverdachte [medeverdachte] heeft de politie wapens, laptops van aangever [slachtoffer 1] en een portemonnee met pasjes op naam van [slachtoffer 1] aangetroffen. Op de kleding van de medeverdachte [medeverdachte] zijn bloedsporen aangetroffen die een DNA-match opleveren met de verdachte.
Het beroep op noodweer en noodweerexces dient te worden verworpen. Zelfs indien [slachtoffer 1] als eerste zou hebben geslagen, dan nog zijn de verdachten de agressors geweest door de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnen te dringen. [slachtoffer 1] had het recht om zich daartegen te verdedigen, waardoor de verdachte geen beroep op noodweer toekomt.
Voor noodweerexces is een hevige gemoedstoestand vereist en daarvan blijkt niet uit de handelingen van de verdachten volgend op de door hen gestelde noodweersituatie. De verdachten hebben toen immers in de woning naar spullen gezocht en hebben onder meer een televisie meegenomen, die zij nog dezelfde nacht hebben verkocht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Over het primair ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
Er was bij de verdachte geen sprake van voorwaardelijke opzet op de dood van de aangevers. Met een hard voorwerp op het hoofd slaan levert niet zonder meer een poging doodslag op, zo blijkt uit de jurisprudentie (Rechtbank Noord Nederland d.d. 11 maart 2019, 2019:914, Rechtbank Oost-Brabant d.d. 4 augustus 2016, 2016:4196 en Gerechtshof Amsterdam d.d. 7 november 2014, 2014:5903). [slachtoffer 1] had een barstwond in de schedelhuid van circa 4 centimeter en dat letsel is niet voldoende voor een poging tot doodslag.
Ook het dichtknijpen van de keel levert niet de aanmerkelijke kans op de dood op, gelet op de jurisprudentie (Rechtbank Limburg d.d. 17 mei 2013, 2013:CA0914 en Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 18 september 2012, 2012:BX8579). Er is geen letsel aan de hals van de aangevers geconstateerd. Er is niks bekend over de intensiteit en de duur van het dichtknijpen van de keel.
Er bestaat onvoldoende bewijs dat de verdachte de aangevers tegen het hoofd heeft geschopt. Schoppen tegen het lichaam levert niet de aanmerkelijke kans op de dood op.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer dan wel noodweerexces. De verdachte werd direct na binnenkomst in de woning hard met een ploertendoder op zijn hoofd geslagen. Daardoor was sprake van een wederrechtelijke aanranding van het lichaam van de verdachte. De verdachte zag dat [medeverdachte] werd aangevallen. Hij wilde [medeverdachte] beschermen. Het terugslaan met de ploertendoder was een proportionele reactie.
Van eigen schuld van de verdachte is geen sprake, hij had niets te maken met eerdere bedreigingen tussen [medeverdachte] en de aangevers. Hij had ook geen wapen meegenomen naar de woning.
Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat niet aan de proportionaliteitseis is voldaan, dan komt de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toe. Door de harde en onverwachte klap op zijn hoofd raakte de verdachte in paniek en was hij gedesoriënteerd. Hij bloedde hevig. Hij zag dat [slachtoffer 1] bleef doorslaan op [medeverdachte] . Dat bracht een hevige gemoedsbeweging teweeg bij de verdachte. Het slaan met de ploertendoder is daarvan het rechtstreekse gevolg.
Over het subsidiair ten laste gelegde
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer dan wel noodweerexces, op de hiervoor reeds genoemde gronden.
Voorts heeft zij aangevoerd dat medeplegen van het feit niet kan worden bewezen. De verdachte ontkent dat hij goederen heeft weggenomen. Van samenwerking tijdens de diefstal is geen sprake. De verdachte was bezig met het stelpen van zijn bloed terwijl medeverdachte [medeverdachte] spullen meenam en in zijn auto legde. [medeverdachte] heeft bekend dat hij de televisie en laptops heeft meegenomen. Onbekend is wie de portemonnee heeft meegenomen. Omdat de goederen zijn meegenomen, betreft het geen afpersing. De aangevers hebben wisselende verklaringen afgelegd over wie met een zak heeft rondgelopen. Van een onderlinge taakverdeling is geen sprake. [medeverdachte] had zelf bedacht om spullen weg te nemen ter compensatie van een schuld. Hij had dit vantevoren niet met de verdachte afgesproken. Er was geen sprake van een plan of voorbereiding. De verdachte had geen belang bij diefstal met geweld of afpersing.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte geen deugdelijke toegang heeft gehad tot rechtsbijstand gedurende de eerste periode van zijn voorarrest. Dat is een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Op grond hiervan dient de verklaring die de verdachte tijdens zijn verhoor op 12 september 2018 heeft afgelegd te worden uitgesloten van het bewijs.
Het onderzoek naar bloedsporen op de ploertendoder is onzorgvuldig uitgevoerd. Het NFI heeft niet alle aangetroffen sporen onderzocht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 4 mei 2018 omstreeks 2:00 uur ’s nachts de deur van haar woning aan de [adres] in Heerlen open heeft gemaakt nadat werd geklopt. Drie personen hebben haar aan de kant geduwd en zijn binnen gestormd. [slachtoffer 2] is overmeesterd en meegesleurd. [slachtoffer 1] bevond zich in de woonkamer. Hij is gegrepen en naast de bank op de grond gegooid en geslagen met een ploertendoder. Een van de mannen is door [slachtoffer 2] herkend als [medeverdachte] . Een van de andere daders, een blanke man met een smal postuur, donker kort haar en met een Pools of Russisch accent, heeft [slachtoffer 1] meerdere keren met volle kracht met een ploertendoder op het hoofd geslagen. [2]
Ter terechtzitting op 20 maart 2019 heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte voldoet aan het door [slachtoffer 2] gegeven signalement van één van de daders van de overval (hierna te noemen: de man met het accent).
[slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat de man met het accent tweemaal met de ploertendoder naar haar hoofd heeft geslagen. [medeverdachte] en de man met het accent hebben [slachtoffer 1] op de armen geslagen toen hij zich probeerde af te weren. [medeverdachte] heeft de keel van [slachtoffer 2] ongeveer 10 seconden dicht geknepen. Zij kreeg geen lucht en was bang om te stikken. [medeverdachte] en de man met het accent hebben met elkaar gesproken over waar moest worden gekeken en gezocht naar spullen. [medeverdachte] zei tegen [slachtoffer 2] : “Geef, geef, geef, geld, drugs”. [medeverdachte] is naar boven gelopen en heeft daar gezocht. De man met het accent heeft de woonkamer doorzocht en spullen in een zak gestopt. [slachtoffer 2] heeft een zakje speed aan [medeverdachte] gegeven. [medeverdachte] heeft een Samsung televisie onder zijn arm mee naar buiten genomen. Verder zijn onder meer twee laptops meegenomen. [3]
Tijdens zijn verhoor door de politie heeft [medeverdachte] verklaard dat hij naar zijn spullen en geld heeft gevraagd. Hij heeft ter compensatie twee laptops, een televisie en amfetamine meegenomen. [4] Bij het tactisch onderzoek in de auto van [medeverdachte] , na diens aanhouding, heeft de politie verschillende voorwerpen aangetroffen, waaronder een portefeuille. [5] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de daders van de overval op 4 mei 2018 deze portemonnee hebben meegenomen. [6]
Ook [slachtoffer 1] heeft bij de overval [medeverdachte] als een van de daders herkend. Hij heeft een van de andere daders omschreven als een man met een Pools of Russisch accent. Nadat [slachtoffer 2] de deur had opengemaakt, heeft hij gestommel gehoord. Hij hoorde dat [slachtoffer 2] zijn naam riep. Vervolgens heeft hij [medeverdachte] en de man met het accent in de deuropening van de woonkamer gezien. [medeverdachte] heeft [slachtoffer 2] naar achteren geduwd, de kamer in. Er is meteen een handgemeen ontstaan tussen [slachtoffer 1] en de man met het accent, waarbij over en weer is geslagen. [slachtoffer 1] is door de man met het accent op zijn hoofd en armen geslagen met een ploertendoder. [slachtoffer 1] heeft gezien dat ook [slachtoffer 2] door deze man met de ploertendoder is geslagen. [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] om diens nek vast gepakt en gewurgd waardoor deze amper lucht kreeg. Ook heeft [medeverdachte] hem geschopt en tegen het hoofd, de ribben en heupen geslagen. [slachtoffer 1] heeft hevige pijn aan zijn hoofd, heupen en ribben ervaren. [7]
Het letsel van [slachtoffer 1] is op 4 mei 2018 onderzocht in het Zuyderland ziekenhuis. Een arts heeft bij [slachtoffer 1] onder meer een forse zwelling op de kruin met een wijkende wond van 4 centimeter en diverse hematomen, onder meer op de linkerhand, het achterhoofd en bovenop het hoofd, vastgesteld. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting op 20 maart 2019 verklaard dat hij ’s nachts met [medeverdachte] meeging omdat [medeverdachte] geld wilde ophalen dat anderen hem schuldig waren. Hij heeft hier geen vragen over gesteld. Hij heeft na binnenkomst een confrontatie gekregen met [slachtoffer 1] en heeft deze op het hoofd geslagen met een ploertendoder. Later diezelfde nacht heeft de verdachte samen met [medeverdachte] de televisie die uit de woning van aangevers was meegenomen, op straat verkocht in Roermond.
Vrijspraak medeplegen poging doodslag
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van een poging tot doodslag. Zij overweegt daartoe als volgt.
Noch uit het dossier noch uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen is gebleken dat de verdachte opzet had op de dood van aangevers. De verdachte is met [medeverdachte] meegegaan met de intentie om een schuld te innen en niet om aangevers te doden.
Ook van voorwaardelijk opzet is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangevers – kan worden aangenomen indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De verdachte heeft geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , onder meer door hen op het hoofd te slaan met een ploertendoder. Het is echter onbekend hoe hard de verdachte heeft geslagen en hoe zwaar de kop van de ploertendoder was. Het letsel van [slachtoffer 1] is beperkt gebleven tot een (weliswaar forse) verwonding aan de schedelhuid. De schedel zelf is ongeschonden gebleven. Er is geen hersenletsel opgetreden. De ernst van het letsel van [slachtoffer 2] is onbekend, omdat zij zich niet heeft willen laten onderzoeken.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft de keel van [slachtoffer 2] circa 10 seconden dichtgeknepen. Ook zou hij dat bij [slachtoffer 1] hebben gedaan, maar hoe lang dat heeft geduurd is onbekend. Het is ook niet bekend met welke kracht [medeverdachte] dit bij aangevers heeft gedaan. Er is geen letsel aan de kelen van de aangevers geconstateerd.
De rechtbank is gelet op bovengenoemde onduidelijkheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat ten gevolge van het door de verdachten op de aangevers uitgeoefende geweld, er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangevers als gevolg daarvan zouden komen te overlijden.
Medeplegen diefstal met geweld
De rechtbank acht gelet op de voornoemde bewijsmiddelen wel bewezen dat de verdachten een diefstal hebben gepleegd en daarbij geweld tegen de aangevers hebben gebruikt. [medeverdachte] was initiatiefnemer van deze overval. Hij wilde bij de aangevers een schuld, in geld of goederen, innen. De verdachte wist dit en is midden in de nacht met [medeverdachte] meegegaan. Vervolgens zijn zij samen met een derde, onbekend gebleven man, de woning binnengedrongen en hebben beiden geweld gebruikt tegen de aangevers. De verdachte en [medeverdachte] hebben de woning van de aangevers doorzocht en goederen gestolen. Later op de avond hebben zij gezamenlijk een uit de woning gestolen televisie verkocht.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte, de tenlastelegging verbeterd gelezen,
op 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de
[adres] in Heerlen), heeft weggenomen een TV en laptops en een portemonnee (met inhoud), die toebehoorden aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft/hebben geduwd
en/of gegooid en
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen met gebalde vuisten en met een ploertendoder tegen het hoofd en het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft/hebben
gepakt en/of (vervolgens) de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] geen adem/lucht kreeg/kregen en
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geef, geef, geef, geld, drugs".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte, bij bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer dan wel noodweerexces. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank stelt voorop dat niet is vast te stellen wie als eerste met de ploertendoder heeft geslagen. De verklaringen van de verdachten en de verklaringen van aangevers zijn op dat punt tegenstrijdig. Gelet hierop zal de rechtbank, bij de beoordeling van het beroep op noodweer, uitgaan van het voor de verdachte meest gunstige scenario dat [slachtoffer 1] als eerste met de ploertendoder heeft geslagen en dat de verdachte pas daarna geweld heeft gebruikt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte samen met [medeverdachte] en een derde onbekende man midden in de nacht de woning van aangevers zijn binnengestormd nadat [slachtoffer 2] de deur heeft opengedaan. [slachtoffer 2] , die klein van postuur en zeer tenger gebouwd is, was op dat moment alleen in de gang aanwezig. Zij werd overlopen door drie mannen. Zij heeft in paniek om [slachtoffer 1] geroepen. De verdachten hadden op dat moment al kunnen en ook moeten weten dat zij niet welkom waren in de woning. Echter zij zijn toen niet direct uit de woning vertrokken.
Als het al zo is dat [slachtoffer 1] direct na de binnenkomst van de verdachten met een ploertendoder naar de hal is gekomen en daarmee de verdachte heeft geslagen, dan is dat naar het oordeel van de rechtbank te beschouwen als een reactie op het – met overmacht – wederrechtelijk binnendringen van de woning van aangevers door de verdachte en zijn mededaders en de onmiddellijk bedreigende situatie voor hemzelf en voor [slachtoffer 2] . Met andere woorden, het was [slachtoffer 1] die uit noodweer handelde. Dat maakt dat zijn handelen tegenover de verdachte niet beschouwd kan worden als een
wederrechtelijkeaanranding als bedoeld in artikel 41 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en daarom reeds kan het beroep van de verdachte op noodweer niet slagen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken., terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten. Het beroep op noodweerexces wordt verworpen omdat er, zoals hiervoor reeds is overwogen, van een noodweersituatie geen sprake was.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in geval van een veroordeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde man [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] midden in de nacht overvallen in hun eigen woning. De verdachten waren erop uit om goederen of geld te halen, dat [medeverdachte] meende tegoed te hebben. Daarbij is fors geweld toegepast, onder meer door te slaan met een ploertendoder en door de keel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dicht te knijpen. [slachtoffer 1] heeft door dit geweld ernstig letsel opgelopen. De woning van de slachtoffers is doorzocht. Toen de verdachten geen geld konden vinden, hebben zij onder meer een televisie, laptops en een portemonnee meegenomen.
Een woningoverval met bruut geweld is voor de slachtoffers – zo leert de ervaring – een heftige en traumatische gebeurtenis. Dat blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen. [slachtoffer 1] heeft nog steeds last van een tennisarm en krachtverlies in zijn linkerhand, ten gevolge van het letsel dat hij opliep toen hij de slagen van de ploertendoder probeerde af te weren. Hij is doodsbang sinds het feit, heeft moeite met slapen en ervaart hevige schrikreacties. Ook [slachtoffer 2] heeft angstgevoelens, slaapt slecht en durft haar deur niet meer open te maken. Zij heeft hevige pijnklachten aan haar pols.
De slachtoffers hebben niet alleen zelf klappen gekregen en daardoor letsel opgelopen, zij hebben ook moeten aanzien hoe hun partner werd geslagen. Zij hebben gevreesd voor hun eigen leven en dat van hun geliefde.
Kennelijk hebben de verdachte en zijn mededaders hun ogen voor dergelijke gevolgen gesloten en hebben zij zich louter laten leiden door hebzucht. Zij hebben hiermee blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de slachtoffers. Een feit als het onderhavige pleegt de rechtsorde ernstig te schokken en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De schijnbare koelbloedigheid waarmee de verdachte en zijn mededader, na het uitgeoefende geweld en terwijl beide slachtoffers bloedend op de grond lagen, spullen uit de woning hebben verzameld en meegenomen om die dezelfde nacht nog te verkopen, heeft ook de rechtbank geschokt.
De rechtbank heeft acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 13 september 2018 en 11 december 2018. Uit laatstgenoemd advies volgt dat de reclassering het recidiverisico als hoog inschat. De reclassering adviseert in deze rapporten nog een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan schuldhulpverlening.
Echter, in het ‘Advies aan opdrachtgever toezicht Opheffing schorsing voorlopige hechtenis’ van 25 februari 2019 van de reclassering staat dat de verdachte, ondanks meerdere officiële waarschuwingen, gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden en wordt geadviseerd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. In een e-mailbericht van de reclassering aan de officier van justitie van 7 maart 2019 wordt vervolgens geadviseerd om ofwel de verdachte af te straffen zonder bijzondere voorwaarden, danwel de mogelijkheid van een klinische behandeling te onderzoeken. Het eerder gegeven advies wordt onuitvoerbaar geacht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het LOVS gaat uit van drie jaar gevangenisstraf voor een woningoverval met licht geweld en/of bedreiging met geweld en vijf jaar gevangenisstraf voor een woningoverval met ander geweld. Een samenwerkingsverband geldt als strafverzwarend.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat er geen vooropgezet plan was om fors geweld te gebruiken. Het is echter wel de verdachte geweest die het zwaarste geweld heeft gebruikt, immers hij heeft met een ploertendoder geslagen.
De rechtbank acht, alles overwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Zij zal deze straf dan ook aan de verdachte opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals verzocht door de raadsvrouw, nu de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven omdat hij zich niet aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert primair een schadevergoeding van € 2.989,= De gevorderde schade bestaat uit € 2.500,= aan smartengeld en € 489,= aan materiële schadevergoeding betreffende de gestolen televisie. Subsidiair vordert de benadeelde partij een in goede justitie vast te stellen bedrag aan schadevergoeding.
De benadeelde partij vordert de verdachte hoofdelijk te veroordelen en het toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2018 en vordert voorts oplegging van de schademaatregel.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert primair een schadevergoeding van € 2.000,= aan smartengeld. Subsidiair vordert de benadeelde partij een in goede justitie vast te stellen bedrag aan schadevergoeding.
De benadeelde partij vordert de verdachte hoofdelijk te veroordelen en het toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en vordert voorts oplegging van de schademaatregel.
De raadsvrouw van de benadeelde partijen heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoende is onderbouwd middels een verklaring van hun huisarts en de foto’s van het letsel in het dossier. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partijen zich in oktober 2018 bij hun huisarts hebben gemeld met aanhoudende klachten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd de gehele vorderingen van beide benadeelde partijen toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schademaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren wegens de bepleite vrijspraak althans ontslag van rechtsvervolging. Subsidiair heeft zij verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat de beoordeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair heeft zij verzocht de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schadevergoedingen af te wijzen omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De overzichten van de huisarts dateren van 18 oktober 2018 en stukken over de behandeling van [slachtoffer 1] door een psycholoog ontbreken. Ook de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schadevergoeding dient te worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De overgelegde aankoopbon ziet niet op een televisie maar op een telefoon.
Indien de rechtbank schadevergoeding aan de benadeelde partijen zou toekennen, heeft de raadsvrouw verzocht om deze te matigen. Het lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] sluit hoogstens aan bij categorie 1 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het hoofdletsel heeft geen blijvende afwijkingen opgeleverd en hij is niet in het ziekenhuis opgenomen geweest. Bij [slachtoffer 2] is sprake van relatief gering letsel. Zij is niet naar het ziekhuis gegaan na het incident.
De slaapproblemen en psychische problemen van [slachtoffer 1] zijn kennelijk niet of niet volledig het rechtstreekse gevolg van het strafbare feit maar van het meerdere nachten achter elkaar handelen in drugs. Veel problematiek rondom [slachtoffer 2] is het gevolg van haar drugsverslaving.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] door verdachtes handelen fysiek letsel heeft opgelopen, waaronder een barstwond aan het hoofd van circa 4 centimeter, waarvoor hij is behandeld in het ziekenhuis. Hierna heeft hij zich onder behandeling gesteld van een huisarts. De rechtbank acht daarom voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 1] door het feit rechtstreeks immateriële schade heeft opgelopen. Op grond hiervan zal de rechtbank de vordering toekennen tot een billijk te achten bedrag van € 1.250,= en voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu nader onderzoek naar de exacte hoogte van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schadevergoeding is onderbouwd middels een aankoopbon. De stelling van de raadsvrouw dat de aankoopbon betrekking heeft op een telefoon en niet op de gestolen televisie, is onvoldoende onderbouwd. Op de aankoopbon is naast een telefoon ook een ander product ter waarde van € 489,= opgenomen. Het gevorderde bedrag van € 489,= komt de rechtbank redelijk voor. Nu de televisie is gestolen binnen één jaar volgend op de aankoop, zal de rechtbank geen rekening houden met afschrijvingskosten. Zij zal de materiële schadevergoeding toewijzen als verzocht.
De hiervoor toe te wijzen vordering van [slachtoffer 1] zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2018, de datum van de onrechtmatige daad. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] door verdachtes handelen fysiek letsel heeft opgelopen. Hierna heeft zij zich onder behandeling gesteld van een huisarts. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 2] als gevolg van het feit rechtstreeks immateriële schade heeft opgelopen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding rekening met de omstandigheid dat het letsel van [slachtoffer 2] minder ernstig is dan dat van [slachtoffer 1] . Op grond het voorgaande zal de rechtbank de vordering toekennen tot een billijk te achten bedrag van € 1.000,= en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren nu nader onderzoek naar de exacte hoogte van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De hiervoor toegewezen vordering van [slachtoffer 1] zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2018, de datum van de onrechtmatige daad. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De verdachte zal worden veroordeeld tot hoofdelijke betaling van de hiervoor vastgestelde bedragen aan schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente. De verdachte en [medeverdachte] zijn immers beiden aansprakelijk voor de gevolgen van dit strafbare feit, waaraan zij als medepleger hebben deelgenomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63 en 312 van het wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in haar vordering
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op 2 punten à € 210,=, in totaal € 420,=;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in haar vordering
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op 1 punt à € 180,=;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] , meermalen (met kracht):
- ( met gebalde vuisten en/of met een ploertendoder) in/op/tegen het hoofd
en/of (een ander deel van) het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die
[slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- in/op/tegen het hoofd en/of (een ander deel van) het lichaam heeft/hebben
geschopt, terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen
en/of
- bij de keel heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens) de keel heeft/hebben
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] geen adem/lucht kreeg/kregen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal en/of afpersing van
een TV en/of portemonnee en/of laptop(s) en/of geld en/of (een) (andere)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]
,
en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit (die diefstal en/of afpersing) gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het
wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres] in Heerlen), heeft weggenomen een TV en/of (meerdere)
laptops en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, die/dat geheel
of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere
deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft/hebben geduwd
en/of gegooid en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen (met gebalde
vuisten en/of met een ploertendoder) in/op/tegen het hoofd en/of (een ander
deel van) het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen in/op/tegen het hoofd en/of
(een ander deel van) het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft/hebben
gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) de keel heeft/hebben dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]
geen adem/lucht kreeg/kregen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Geef, geef, geef, geld, drugs", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
of
hij op of omstreeks 4 mei 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
een TV en/of (meerdere) laptops en/of een portemonnee (met inhoud), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] , welk geweld en/of bedreiging met
geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft/hebben geduwd
en/of gegooid en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen (met gebalde
vuisten en/of met een ploertendoder) in/op/tegen het hoofd en/of (een ander
deel van) het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen in/op/tegen het hoofd en/of
(een ander deel van) het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1] op de grond lag/lagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft/hebben
gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) de keel heeft/hebben dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]
geen adem/lucht kreeg/kregen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Geef, geef, geef, geld, drugs", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in deze weergave verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad, proces-verbaalnummer LB2R018049-12, gesloten d.d. 23 oktober 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 85.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 mei 2018 door [slachtoffer 2] , p. 45-49.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 mei 2018 door [slachtoffer 2] , p. 45-49.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 24 augustus 2018, p. 57.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2018, p. 92 van het in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] opgemaakte eind-procesverbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad, proces-verbaalnummer LB2R018049, gesloten d.d. 20 juni 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 192, dat aan de zaak van de verdachte is toegevoegd.
6.Proces-verbaal herkenning gestolen goederen, ongedateerd, p. 57 en 69 van het in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] opgemaakte eind-procesverbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad, proces-verbaalnummer LB2R018049, gesloten d.d. 20 juni 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 192, dat aan de zaak van de verdachte is toegevoegd.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 4 mei 2018, p. 28-34.
8.Schriftelijk bescheid d.d. 8 mei 2018 van het Zuyderland ziekenhuis, afdeling spoedeisende hulp, p. 41-42.