ECLI:NL:RBLIM:2019:3135

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
03/661148-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk bewerken van een grote hoeveelheid hennep

Op 3 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 mei 2015 te Lottum een grote hoeveelheid hennep heeft bewerkt. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. S.B.M.A. Engelen, werd beschuldigd van het opzettelijk bewerken van hennep, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 maart 2019, waarbij de verdachte en haar raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van medeplegen, maar van medeplichtigheid.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft bewerkt in een pand aan de [adres] een grote hoeveelheid hennep, meer dan 30 gram, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. De rechtbank overwoog dat de overschrijding van de redelijke termijn niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, maar kan leiden tot strafvermindering. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder met politie of justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661148-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.B.M.A. Engelen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2019. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
al dan niet in vereniging met anderen
op grote schaal hennep heeft bewerkt, subsidiair dat zij daarbij behulpzaam is geweest.

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdediging al in februari 2017 bericht heeft ontvangen dat de zaak zal worden behandeld, maar dat het vervolgens nog twee jaar heeft geduurd voordat de onderhavige strafzaak op 20 maart 2019 inhoudelijk op zitting kon worden behandeld.
Gelet op de inhoud van het procesdossier had de officier van justitie deze zaak met een strafbeschikking moeten afdoen of de zaak in een veel eerder stadium op een zitting van de politierechter moeten aanbrengen. De raadsman is van mening dat het openbaar ministerie in deze zaak niet ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in combinatie met de niet correcte wijze van afdoening van de zaak.
De rechtbank acht het eerst bij pleidooi gevoerde verweer van de raadsman dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens overschrijding van de redelijke termijn in combinatie met de - in de visie van de verdediging - onjuiste afdoening van de zaak ongegrond. Op grond van vaste jurisprudentie leidt een overschrijding van de redelijke termijn niet zonder meer tot een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, maar kan een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM wel leiden tot strafvermindering.
De stelling van de raadsman dat de officier van justitie een strafzaak met 15 verdachten zelf had moeten afdoen met een strafbeschikking of eerder op een politierechterzitting had moeten aanbrengen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de processen-verbaal van bevindingen van politie en de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat er geen sprake is van medeplegen nu er geen opzet is geweest op een bewuste nauwe samenwerking met anderen met betrekking tot het bewerken van de hennep. Er heeft geen onderling overleg plaatsgevonden. Verdachte voerde enkel uit wat haar werd opgedragen. De door verdachte verrichte uitvoeringshandelingen passen niet bij medeplegen, maar bij medeplichtigheid. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank zal op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen komen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd [2] , zakelijk weergegeven, dat verbalisant [verbalisant 1] op 15 mei 2015 via de mail een MMA melding heeft ontvangen met de tekst:.
“In de schuurtjes achter de woning aan de [adres] wordt
op vrijdagavond 15 mei 2015 hennep geknipt. De schuurtjes liggen langs het spoor.
Er wordt geknipt door Polen die gebracht worden met een busje.”
Uit onderzoek is gebleken dat op de [adres] , [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum] , stond ingeschreven. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn vervolgens op 15 mei 2015 met een aantal andere collega’s naar het adres [adres] te Lottum gegaan. Ter plaatse roken zij een zeer sterke en penetrante henneplucht. Door verbalisant [verbalisant 1] werd gevoeld dat de deur van de garage op slot was en dat zij een zeer sterke henneplucht roken die kennelijk afkomstig was uit de garage.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gezien dat de deur van de garage van binnenuit geopend werd door verdachte [medeverdachte 2] . In de garage zagen de verbalisanten een groep mensen in een kring zitten en roken zij een zeer sterke henneplucht. De vloer lag bezaaid met henneptakken, Alle aanwezigen hadden een schaar en een henneptak dan wel henneptoppen in de hand op het moment dat de verbalisanten de loods betraden. Het was meteen duidelijk dat de aanwezigen doende waren met het knippen van hennep. Aan iedereen werd meteen medegedeeld dat zij waren aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Uit nader onderzoek bleek dat aan de zijkant van de garage 6 grijze olievaten stonden . Deze vaten roken zeer sterk naar hennep. In enkele vaten lagen delen van hennepplanten.
Uit onderzoek in de garage bleek het volgende:
16 lege vuilniszakken (in de zakken zaten hennepresten en roken zeer sterk naar
hennep). Dit zijn dezelfde zakken als die waarin het knipafval werd aangetroffen;
- op diverse plaatsen in de garage stonden kleine doosjes met net geknipte
henneptoppen;
  • diverse tassen gevuld met geknipte henneptoppen.
  • 14 knipscharen waarmee hennep geknipt werd;
  • 3 vuilniszakken vol met knipafval.
Verdachte heeft verklaard [3] , zakelijk weergegeven, dat zij op 15 mei 2015 werd opgehaald om wiet te gaan knippen. Zij had al 3 keer eerder hennep geknipt. Dit knippen vond steeds plaats in het pand waar zij op 15 mei 2015 is aangehouden. Na afloop van het werk werd zij altijd contant uitbetaald.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 15 mei 2015 te Lottum, gemeente Horst aan de Maas opzettelijk heeft bewerkt in een pand aan de [adres] een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het de volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van één jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht een voorwaardelijke geldboete, zoals door de officier van justitie gevorderd, een passende straf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het knippen van een grote hoeveelheid hennep en heeft dit strafbare feit gepleegd uit geldelijk gewin.
Gelet op de gestelde strafmaxima in artikel 11 van de Opiumwet heeft de wetgever ook het bewerken van hennep als een ernstig strafbaar feit aangemerkt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte blijkens een uittreksel uit haar justitiële documentatie d.d. 29 januari 2019 niet eerder met politie of justitie in Nederland in aanmerking is gekomen.
Het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de aangetroffen hoeveelheid henneptoppen en de straffen die doorgaans door deze rechtbank in het verleden in soortgelijke zaken zijn opgelegd, het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren.
Op grond van de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM ziet de rechtbank aanleiding hiervan af te wijken en een strafvermindering toe te passen. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van één jaar.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven subsidiair onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het feit tot een geldboete van € 500,00;
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze geldboete in mindering zal worden gebracht, naar rato van € 50,00 per dag;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van een jaar
zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter, mr. J.B.J. Driessen en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2019.
Buiten staat
Mr. C.C.W.M. Aretz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 15 mei 2015 te Lottum, gemeente Horst aan de Maas, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] en/of in een auto die
aan die weg geparkeerd stond) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 45,6
kilogram hennep, althans een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6]
, [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10]
, [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 14] , [medeverdachte 15]
en/of een of meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 15
mei 2015 te Lottum, gemeente Horst aan de Maas, met elkaar, althans één van
hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan
de [adres] en/of in een auto die aan die weg geparkeerd stond, (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 45,6 kilogram hennep,
althans een grote hoeveelheid hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of
omstreeks 15 mei 2015 te Lottum, gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door in voornoemd pand (de toppen van de) hennepplanten te knippen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Horst/Peel en Maas, proces-verbaalnummer PL2353-2015090466, gesloten d.d. 22 juli 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 492.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2015, pagina 459 tot en met 461 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.16 mei 2015, pagina 105 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal en het proces-verbaal van het verhoor van verdachte d.d. 17 mei 2017, pagina 108 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.