ECLI:NL:RBLIM:2019:3477
Rechtbank Limburg
- Wraking
- R.H.J. Otto
- J.H. Klifman
- R.P.J. Quaedackers
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in strafzaak wegens vermeende procedurele fouten en onpartijdigheid
Op 15 april 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J.M. Dreessen. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. M.A.M. van Uum, de rechter die belast was met de behandeling van een strafzaak tegen de verzoekster. De wraking werd ingediend op 25 maart 2019, tijdens een terechtzitting in een andere zaak. De verzoekster stelde dat er procedurele fouten waren gemaakt, waaronder het niet geven van de cautie aan haar, wat haar het gevoel gaf dat de rechter niet onpartijdig was.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie en ter zitting van de wrakingskamer aangegeven dat zij zich niet kon verschonen en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar onpartijdigheid in twijfel trokken. De wrakingskamer heeft de zaak op 8 april 2019 behandeld, waarbij zowel de verzoekster als de officier van justitie, mr. W.P.T. van de Ven, aanwezig waren. De verzoekster zelf was niet verschenen.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoekster en de rechter zorgvuldig afgewogen. Het oordeel van de wrakingskamer was dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet willens en wetens de cautie had onthouden, maar dat het om een vergissing ging. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij benadrukte dat schending van een vormvoorschrift niet automatisch leidt tot een conclusie van partijdigheid.