Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
feit 10tenlastegelegde heeft begaan en zal hem derhalve hiervan vrijspreken. Uit de aangifte noch uit de andere stukken in het dossier blijkt dat [slachtoffer 7] pijn of letsel heeft ondervonden door de slaande beweging van [verdachte] in het gezicht van [slachtoffer 7] , waarbij diens bril van het gezicht werd geslagen.
4.De kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en de maatregel
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
- reiskosten ten behoeve van een gesprek bij Slachtofferhulp van € 18,79 ter zake van feit 1 primair;
- parkeerkosten ten behoeve van een gesprek bij Slachtofferhulp van € 8,00 ter zake van feit 1 primair;
- kleding fleecevest (beschadigd geraakt door de steekpartij) van € 26,65 ter zake van feit 1 primair;
- kleding T-shirt (beschadigd geraakt door de steekpartij) van € 12,50 ter zake van feit 1 primair;
- eigen risico bij zorgverzekeraar CZ (in verband met vervoer ambulance naar ziekenhuis is een groot deel van het eigen risico opgenomen) van € 354,21 ter zake van feit 1 primair;
- eigen risico bij Interpolis (bij brand geldt een eigen risico) van € 250,00 ter zake van feit 2 primair;
- kosten alternatief personeel inhuren (benadeelde partij kon de gebruikelijke hand- en spandiensten in het appartementencomplex niet verrichten) van € 1.281,04 ter zake van feit 1 primair.
- schade aan twee scooters voor het gehele gevorderde bedrag van € 300,00;
- schade aan vloerbedekking ten gevolge van het neerkomen van de gegooide steen tot een bedrag van € 400,00. Dit is exclusief BTW nu de benadeelde partij de BTW kan verrekenen;
- schade aan de deurmat voor het gehele gevorderde bedrag van € 100,00. De rechtbank beschouwt het gevorderde bedrag als redelijk en billijk;
- schade helmenkast tot een bedrag van € 82,61. Dit is exclusief BTW nu de benadeelde partij de BTW kan verrekenen;
- schade rolluik tot een bedrag van € 209,48. Dit is exclusief BTW nu de benadeelde partij de BTW kan verrekenen;
- inkoopwaarde drie helmen, die bestemd waren voor de verkoop voor het gehele gevorderde bedrag van € 228,60. De benadeelde partij heeft gesteld dat dit bedrag reeds exclusief BTW is, hetgeen door de raadsman niet is betwist;
- vervangen vensterbank, lengte 119,5 cm tot een bedrag van € 208,90 en vervangen Plastisol vensterbank en rolluik tot een bedrag van € 202,75. Beide bedragen zijn exclusief BTW nu de benadeelde de BTW kan verrekenen;
- belettering openingstijden voor het gehele gevorderde bedrag van € 90,00;
- reiskosten Slachtofferloket voor het gehele gevorderde bedrag van € 17,08;
- parkeerkosten voor het gehele gevorderde bedrag van € 3,00.
8.De vordering tot tenuitvoerlegging
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het onder feit 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11 en 12 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor deze feiten tot
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
de maatregel van terbeschikkingstellingop en
beveelt dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 3.051,19, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 16 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [wettelijk vertegenwoordiger van aangever 1] (gedeeltelijk) toe tot een bedrag van € 1.735,70, vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen over de periode van 16 februari 2018 tot aan de dag van volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de post gebitsprothese niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt, de kosten van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze kosten tot op heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [wettelijk vertegenwoordiger van aangever 1] van € 1.735,70, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 16 februari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 29 september 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van € 350,00 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 29 september 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 9] met betrekking tot de post “omzetverlies vanwege afhandelen schade” niet-ontvankelijk in haar vordering;
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 1.842,42, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] van € 1.842,42 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;