ECLI:NL:RBLIM:2019:3708

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
C/03/247787 / FA RK 18-1009
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en DNA-onderzoek in familierechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een erkenning. De verzoeker, de man, heeft verzocht om de erkenning van zijn kind te vernietigen, omdat de moeder weigert mee te werken aan een door de rechtbank gelast DNA-onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man wel heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar dat de moeder dit heeft geweigerd. De rechtbank overweegt dat het niet meewerken van de moeder aan het DNA-onderzoek niet automatisch betekent dat de man niet de biologische vader is. De rechtbank acht het van belang dat de minderjarige, die in deze zaak betrokken is, duidelijkheid krijgt over zijn biologische vader. Daarom heeft de rechtbank besloten een raadsonderzoek te gelasten om te onderzoeken of de moeder kan worden overtuigd om mee te werken aan het DNA-onderzoek. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek tot vernietiging van de erkenning aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de raad gevraagd om advies uit te brengen over de mogelijkheden om de moeder te overtuigen en over de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel indien de moeder blijft weigeren. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden voor de duur van vier maanden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 12 maart 2019
Zaaknummer: C/03/247787 / FA RK 18-1009
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van:
[verzoeker],
verzoeker, verder te noemen: de man,
wonend op een geheim adres binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg,
advocaat mr. R.H.L. van de Laar, kantoorhoudend te Kerkrade.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[belanghebbende],
verder te noemen: de moeder,
wonend te Kerkrade,
advocaat mr. J.E.A. Hendrix, kantoorhoudend te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
en
de minderjarige
[minderjarige],geboren op [2010] te [geboorteplaats],
verder te noemen: [minderjarige],
in rechte vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Daemen,
advocaat, kantoorhoudend te Brunssum,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator voor [minderjarige],
verder te noemen: de bijzondere curator.
Gezien de stukken, waaronder de door deze rechtbank tussen partijen gegeven en op
19 september 2018 uitgesproken beschikking.

1.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de brieven van Verilabs, ingekomen bij de griffie op 7 december 2018 en
2 januari 2019;
  • het bericht van de moeder, ingekomen bij de griffie op 10 januari 2019;
  • het bericht van de man, ingekomen bij de griffie op 16 januari 2019;
  • de brief van de bijzondere curator van 1 februari 2019, ingekomen bij de griffie op
4 februari 2019;
  • het bericht van de man, ingekomen bij de griffie op 12 februari 2019;
  • het bericht van de moeder, ingekomen bij de griffie op 13 februari 2019;
  • het bericht van de man, ingekomen bij de griffie op 19 februari 2019.

2.De verdere beoordeling

Uit de ingediende stukken is gebleken dat de man inmiddels heeft meegewerkt aan het door de rechtbank gelaste DNA-onderzoek, maar dat de moeder hieraan niet heeft meegewerkt. In haar voormeld schrijven van 10 januari 2019 verwijst de moeder naar haar reeds ter zitting gedane mededeling dat zij geen medewerking zal verlenen aan een DNA-onderzoek.
Op grond van artikel 198 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter, indien een partij niet voldoet aan de verplichting om mee te werken aan een deskundigenonderzoek, daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of uit het niet meewerken van de moeder aan het DNA-onderzoek de conclusie dient te worden getrokken dat de man niet de biologische vader van [minderjarige] is en dat het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning daarom dient te worden toegewezen.
Toewijzing van het verzoek zal ertoe leiden dat aan [minderjarige] zijn juridisch vader wordt ontnomen. De rechtbank overweegt dat [minderjarige] een zwaarwegend belang erbij heeft om te weten wie zijn biologische vader is. Niet is komen vast te staan dat de man niet de biologische vader van [minderjarige] is. Terughoudendheid in de beoordeling met betrekking tot het verzoek tot vernietiging van de erkenning acht de rechtbank daarom op zijn plaats.
De bijzondere curator acht het in het belang van [minderjarige] dat middels een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland, locatie Maastricht (verder te noemen: de raad) meer zicht komt op de mogelijkheden om alsnog DNA-materiaal van [minderjarige] te verkrijgen. Zowel de man als de moeder hebben om hen moverende redenen aangegeven niet achter een onderzoek door de raad te staan.
De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd een weloverwogen beslissing te nemen op het verzoek van de man. Daarom zal de rechtbank aan de raad vragen onderzoek te doen en advies uit te brengen. Dit onderzoek zal allereerst gericht moeten zijn op de vraag of de raad mogelijkheden ziet om de moeder ervan te overtuigen dat meewerken aan een DNA-onderzoek in het belang van [minderjarige] is. Als de moeder blijft weigeren en daardoor voor [minderjarige] twijfel blijft bestaan over de vraag of de man zijn biologische vader is, acht de raad dan een kinderbeschermingsmaatregel van belang voor [minderjarige]? Vervolgens, indien door de weigering van de moeder geen uitvoering kan worden gegeven aan het door de rechtbank gelaste deskundigenonderzoek, legt de rechtbank de vraag voor of de raad het in het belang van [minderjarige] acht dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning wordt toegewezen.
De beslissing op het verzoek tot vernietiging van de erkenning zal in afwachting van het raadsonderzoek worden aangehouden, pro forma voor de duur van vier maanden.
De rechtbank zal aan de bij beschikking van 19 september 2018 benoemde deskundige vragen opgave van de tot nog toe gemaakte kosten te doen. Daarna zullen partijen en de bijzondere curator in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de vraag voor wiens rekening deze kosten dienen te komen. Voorts zal aan de deskundige worden gevraagd het DNA-materiaal van de man voorlopig te bewaren in afwachting van het eventuele nog aan te leveren DNA-materiaal van [minderjarige].

3. De beslissing

De rechtbank:
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland, onderzoek te doen en advies uit te brengen over de volgende vragen:
  • ziet de raad mogelijkheden om de moeder ervan te overtuigen dat meewerken aan een DNA-onderzoek in het belang van [minderjarige] is?
  • als de moeder blijft weigeren mee te werken aan een DNA-onderzoek, acht de raad dan een kinderbeschermingsmaatregel van belang voor [minderjarige] ?
  • indien door de weigering van de moeder geen uitvoering kan worden gegeven aan het door de rechtbank gelaste deskundigenonderzoek, acht de raad het dan in het belang van [minderjarige] dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning wordt toegewezen?
houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van het rapport en advies van de raad, pro forma voor de duur van vier maanden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Verhey als griffier op
12 maart 2019.