ECLI:NL:RBLIM:2019:3888

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
7352778 CV EXPL 18-7202
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Vereniging van Eigenaren voor gebrekkige opstal en de dekking door verzekeringspenningen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser, eigenaar van een appartementsrecht, betaling van schadevergoeding van de Vereniging van Eigenaren (VvE) wegens waterschade in zijn appartement. De schade was ontstaan door een lekkage in het gemeenschappelijk deel van het appartementencomplex. De VvE had een deel van de schade vergoed via de opstalverzekering, maar weigerde het resterende bedrag van € 2.036,77 te betalen, met als argument dat de aansprakelijkheid beperkt was tot het bedrag dat door de verzekering werd uitgekeerd. Eiser stelde dat de VvE volledig aansprakelijk was op grond van artikel 6:174 BW, dat de aansprakelijkheid van de VvE niet beperkt is tot de verzekeringsdekking.

De kantonrechter oordeelde dat de VvE niet kon volstaan met het vergoeden van alleen het verzekerde bedrag. De rechter benadrukte dat de aansprakelijkheid van de VvE voortvloeit uit de wet en dat er geen uitzondering gemaakt kan worden voor de VvE op de schadevergoedingsplicht. De VvE had de volledige schade van eiser moeten vergoeden, ongeacht de verzekeringsdekking. De rechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde de VvE tot betaling van het resterende bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. G.M. Drenth op 24 april 2019.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7352778 CV EXPL 18-7202
Vonnis van de kantonrechter van 24 april 2019
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [naam vereniging van eigenaars]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. W.V.J.M Bonnie.
Partijen zullen hierna [eiser] en de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de door [eiser] ten behoeve van de comparitie ingediende notulen van de ledenvergadering van 4 juli 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het appartementsrecht [adres] te [woonplaats 2] en daarom van rechtswege lid van de VvE.
2.2.
In zijn appartement is waterschade ontstaan door een lekkage van de leiding in het gemeenschappelijk deel van het appartementencomplex.
2.3.
[eiser] heeft [naam bouwbedrijf] de herstelkosten laten begroten. [naam bouwbedrijf] heeft een offerte voor de herstelwerkzaamheden opgesteld, ten bedrage van € 5.436,77.
2.4.
De verzekeraar van de VvE heeft € 3.400,- aan de VvE uitgekeerd, welk bedrag is doorbetaald aan [eiser] . De rest van de – door haar niet betwiste – schade (€ 2.036,77) heeft zij, ondanks sommaties, niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de VvE bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 2.036,77 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarden (12 november 2018), € 12,83 aan wettelijke rente tot 5 november 2018 en € 369,68 aan buitengerechtelijke incasskosten, en de proceskosten.
3.2.
De VvE voert als verweer dat [eiser] in vergaderingen meermaals is gewezen op het belang van een aanvullende verzekering. De VvE hoeft enkel de schade te vergoeden waarvoor de verzekering dekking geeft. Dit is in het verleden bij eerdere schadegevallen en andere eigenaren altijd zo gedaan, en daar is nooit een probleem van gemaakt door die anderen. Als [eiser] de eerstvolgende algemene ledenvergadering zou hebben afgewacht, had een besluit kunnen worden genomen over zijn vordering.

4.De beoordeling

4.1.
De VvE heeft niet betwist dat zij aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW. Het enige verweer van de VvE ziet op de vraag of zij de schade van [eiser] moet vergoeden voor zover die de dekking van de verzekering te boven gaat. Het antwoord is in beginsel positief, zo volgt uit de wet. Nergens is de aansprakelijkheid van de VvE beperkt tot het bedrag dat door de verzekering wordt uitgekeerd. Dat [eiser] is geadviseerd een aanvullende verzekering af te sluiten en dit advies niet heeft gevolgd, maakt niet dat de VvE dan niet meer aansprakelijk is voor de schade die zo gedekt had kunnen zijn. Het is zoals [eiser] ter comparitie aanvoerde. Als de schade was veroorzaakt door een buurman of buurvrouw, dan kan diegene zich niet verschuilen achter de dekking van zijn of haar verzekering. Waarom dit voor de VvE anders zou zijn, heeft de VvE niet aangevoerd.
4.2.
De VvE heeft wel verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2013, waaruit zou blijken dat zij niet alle schade hoeft te vergoeden. [1] Dit standpunt van de VvE klopt niet. In die zaak ging het om de vraag of de VvE een opstalverzekering met beperkte dekking had mogen afsluiten. Dat is echter niet de vraag die hier voorligt. In deze zaak gaat het om de vraag of de VvE aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW. Die vraag was in voornoemde zaak subsidiair voorgelegd, maar de kantonrechter kwam aan beantwoording van deze vraag niet toe omdat eiser in die zaak de verkeerde partij en/of de partij in de verkeerde hoedanigheid had aangesproken (een verweer dat door de VvE in deze zaak niet is gevoerd).
4.3.
Kortom: er is geen reden om voor de VvE een uitzondering op de schadevergoedingsplicht van artikel 6:174 BW aan te nemen. De VvE had alle schade van [eiser] moeten vergoeden en zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de resterende som van € 2.036,77, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
4.4.
De buitengerechtelijke incassokosten, waartegen de VvE geen apart verweer heeft gevoerd en die het volgens de wettelijke staffel verschuldigde niet te boven gaan, zullen eveneens worden toegewezen.
4.5.
De VvE zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] . Deze worden tot vandaag begroot op:
dagvaarding: € 103,81
griffierecht: € 226,00
salaris gemachtigde:
€ 360,00(2 punten x tarief € 180,00)
totaal € 689,81

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de VvE om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 2.419,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.036,77 vanaf 12 november 2018 tot aan de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt de VvE tot betaling van de proceskosten van [eiser] , tot vandaag begroot op € 689,81,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD