ECLI:NL:RBLIM:2019:3997

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
C/03/262029 / KG ZA 19-123
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gekraakt onroerend goed door erfgenamen

In deze zaak vorderden de Missiezusters, als erfgenamen van een overleden vrouw, de ontruiming van een onroerend goed dat sinds 8 maart 2019 door krakers was bezet. De Missiezusters hadden de nalatenschap beneficiair aanvaard en stelden dat de krakers zonder recht of titel het onroerend goed in gebruik hadden. Na een aantal sommaties en een strafrechtelijke aangifte van huisvredebreuk, werd er een kort geding aangespannen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2019 gaven de krakers aan dat zij bereid waren om vóór 29 mei 2019 het pand te verlaten. De partijen kwamen overeen dat de krakers vrijwillig zouden meewerken aan de ontruiming, wat leidde tot de toewijzing van de vordering tot ontruiming door de voorzieningenrechter. De krakers werden ook veroordeeld in de proceskosten, omdat zij de Missiezusters hadden genoodzaakt tot het aanhangig maken van het kort geding. Het vonnis werd uitgesproken op 30 april 2019, waarbij de voorzieningenrechter de ontruiming toewijsde en de kosten aan de zijde van de Missiezusters begrootte op € 1.376,01.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/262029 / KG ZA 19-123
Vonnis in kort geding van 30 april 2019
in de zaak van
Het kerkgenootschap
HET NEDERLANDS DISTRICT VAN DE SOCIETY VAN DE MEDISCHE MISSIEZUSTERS,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te Maastricht,
2.
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, STAANDE EN GELEGEN AAN DE [adres] , [woonplaats], van wie de namen en woonplaats niet kunnen worden achterhaald,
gedaagden, van wie zijn verschenen [gedaagde sub 1] en
[naam] ,beiden naar eigen zeggen verblijvende te [woonplaats] aan de [adres] ,
advocaat mr. E. Tamas te Den Haag.
Partijen zullen hierna de Missiezusters en de krakers genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 10, alsmede een afschrift van kennisgeving in dagblad de Limburger van 3 april 2019,
  • de producties 1 tot en met 3 van de krakers
  • de mondelinge behandeling op 23 april 2019
  • de pleitnota van de krakers
  • de ter zitting genomen wijziging van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] is mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster overleden. In haar testament zijn de Missiezusters als haar enige erfgenamen aangewezen. Tot de nalatenschap van erflaatster behoort het onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het onroerend goed). De Missiezusters hebben op 10 juli 2018 de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.2.
De Missiezusters hebben van de wijkagent vernomen dat het onroerend goed sinds 8 maart 2019 is gekraakt en dat één van de krakers zich op dit adres heeft ingeschreven in het gemeentelijke Basis Register Persoonsgegevens. Op 14 maart 2019 hebben de Missiezusters sommaties gestuurd naar de krakers, waarin is aangegeven dat de krakers het onroerend goed uiterlijk maandag 18 maart 2019 om 16:00 uur dienden te verlaten. Op 22 maart 2019 hebben de Missiezusters strafrechtelijke aangifte van huisvredebreuk gedaan.
2.3.
De gevoerde correspondentie heeft niet geleid tot vrijwillige ontruiming, althans er verblijven tot op heden krakers in de woning. Ter zitting hebben de krakers toegezegd dat zij vóór 29 mei 2019 het onroerend goed zullen verlaten.

3.Het geschil

3.1.
De Missiezusters vorderen – na wijziging van eis ter zitting – dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de krakers ieder hoofdelijk te veroordelen om vóór 29 mei 2019 de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] met al de hunnen en al het hunne te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en die onroerende zaak in oorspronkelijke staat en ontruimd aan de Missiezusters op te leveren onder afgifte van de sleutels die toegang geven tot de onroerende zaak, met machtiging van de Missiezusters om dat verlaten, ontruimen en ontruimd houden zelf, op kosten van de krakers, te bewerkstelligen, eventueel met behulp van de sterke arm van justitie en/of politie, voor welke kosten de krakers hoofdelijk aansprakelijk zijn, met gelasting van de krakers deze kosten aan de Missiezusters op eerste verzoek te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente,
II. te bepalen dat het in deze zaak te wijzen ontruimingsvonnis ex artikel 557a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering binnen een termijn van twee maanden ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de ten uitvoerlegging op of in de onroerende zaak als bedoeld onder I. bevindt, of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
III. de krakers ieder hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 500,-,
een en ander onder (hoofdelijke) veroordeling van de krakers (des de een betaalt de ander is gekweten) in de kosten van het geding, vermeerderd met rente en de nakosten.
3.2.
De Missiezusters leggen aan de vordering ten grondslag dat de krakers inbreuk maken op het eigendomsrecht van de Missiezusters en het onroerend goed zonder recht of titel in gebruik hebben. Als beneficiair erfgenaam zijn zij ex artikel 4:182 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar. De missiezusters stellen een spoedeisend belang bij de ontruiming te hebben.
3.3.
De krakers hebben – aanvankelijk – verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
De Missiezusters hebben ter zitting verklaard dat inmiddels tussen de Missiezusters en dhr. [naam koper] een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het onroerend goed en een datum van levering is vastgesteld. De schriftelijke overeenkomst ligt klaar ter ondertekening. In afwachting van de beslissing in het onderhavige kort geding is de ondertekening nog even aangehouden. Dit is bevestigd door de bij de behandeling ter zitting in de zaal aanwezige koper, dhr. [naam koper] .
4.3.
Daar in het kader van het door hen gevoerde verweer door de krakers de toezegging is gedaan dat zij vrijwillig uit het onroerend goed zullen vertrekken als het pand werkelijk verkocht wordt, zijn partijen in de gelegenheid gesteld om tijdens een schorsing van de behandeling ter zitting tot een minnelijke regeling te komen. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat de krakers het onroerend goed vóór 29 mei 2019 zullen verlaten. De Missiezusters handhaven hun vorderingen, met dien verstande dat gevorderde ontruiming “binnen een week na het in deze te wijzen vonnis” wordt gewijzigd in “vóór 29 mei 2019”. Tevens zijn de vorderingen met betrekking tot het bepalen van een dwangsom en veroordeling in de “volledige” proceskostenvergoeding ingetrokken.
4.4.
Daar partijen zijn overeengekomen dat de krakers vrijwillig zullen meewerken, zal de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming toewijzen met inachtneming van hetgeen partijen dienaangaande zijn overeengekomen. Een en ander onder afwijzing van het verzoek om machtiging te verlenen om zo nodig met gebruik van de sterke arm van politie en justitie tot ontruiming over te gaan, omdat de deurwaarder op grond van de wet- en regelgeving die bevoegdheid al heeft.
4.5.
De vordering sub II op grond van art. 557a lid 3 Rv kan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen worden toegewezen zoals in het dictum is bepaald.
4.6.
De krakers zullen worden veroordeeld in de kosten van het geding, nu zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter de Missiezusters hebben genoodzaakt tot het aanhangig maken van het onderhavige kort geding. In de sommatiebrief is hen door de Missiezusters medegedeeld dat er sprake is van een voorgenomen verkoop. Bij de dagvaarding is een e-mail van dhr. [naam koper] overgelegd waaruit blijkt dat deze een bod heeft uitgebracht en een serieuze gegadigde is. De krakers hebben desondanks voorafgaand aan het kort geding niet kenbaar gemaakt dat zij alle medewerking aan verkoopactiviteiten zullen verlenen en vrijwillig uit het pand zullen vertrekken zodra dit werkelijk wordt verkocht. Dit is voor het eerst ter zitting kenbaar gemaakt.
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, nu deze niet nader zijn onderbouwd en door de krakers wordt betwist dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
4.8.
De krakers zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk, hetgeen betekent dat voor zover de een betaalt de ander(en) zal/zullen zijn bevrijd, worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van de Missiezusters worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht 297,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.376,01
4.9.
De rente en nakosten worden toegewezen als in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de krakers om vóór 29 mei 2019 de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] met al de hunnen en al het hunne te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en die onroerende zaak in oorspronkelijke staat en ontruimd aan de Missiezusters op te leveren onder afgifte van de sleutels die toegang geven tot de onroerende zaak, met machtiging van de Missiezusters om dat verlaten, ontruimen en ontruimd houden zelf, op kosten van de krakers, te bewerkstelligen, voor welke kosten de krakers hoofdelijk aansprakelijk zijn, met gelasting van de krakers deze kosten aan de Missiezusters op eerste verzoek te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente,
5.2.
bepaalt dat deze veroordeling binnen de termijn van twee maanden na betekening van dit vonnis ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
5.3.
veroordeelt de krakers hoofdelijk, in de zin dat als de een betaalt de ander(en) zal/zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de Missiezusters tot op heden begroot op € 1.376,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt de krakers hoofdelijk, in de zin dat als de een betaalt de ander(en) zal/zullen zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de krakers niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS