ECLI:NL:RBLIM:2019:4020

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
7654422 CV 19-2279
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en wijziging tenaamstelling huurders in kort geding

In deze zaak, die op 30 april 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding over huurachterstand en de wijziging van de tenaamstelling van huurders. De eiseres, wonend te [woonplaats 1], heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde partij sub 2, gevestigd te [vestigingsplaats], en gedaagde sub 1, die in persoon is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 april 2019, waarin de huurachterstand van gedaagde sub 2 werd opgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat gedaagde sub 2 een bovenwoning huurt van eiseres, en dat er een huurachterstand is van € 12.081,52, plus buitengerechtelijke incassokosten van € 1.083,94, wat in totaal € 13.165,46 bedraagt.

Gedaagde sub 1 heeft tijdens de behandeling toegezegd dat de huurovereenkomst op naam van de feitelijke huurders zal worden gesteld en dat deze huurders vanaf 1 mei 2019 de huur rechtstreeks aan eiseres zullen betalen. Dit leidde tot een wijziging van de vordering, waarbij eiseres alleen nog de huurachterstand en de incassokosten vorderde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de hoofdvordering en de nevenvordering voor toewijzing gereed lagen, en heeft de gedaagde partij sub 2 veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag.

De kantonrechter heeft verder bepaald dat gedaagde sub 2 als geheel in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, die zijn begroot op € 1.188,06. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 17 april 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 7654422 CV EXPL 19-2279
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 17 april 2019
in de zaak van
[eiseres] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.H.G.M. Kerckhoffs,
tegen
1.
KARIN HENRICA JOHANNA [gedaagde sub 1] , voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonend te [woonplaats 2]
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gedaagde partij sub 1 verschenen in persoon, mede namens gedaagde partij sub 2.
Partijen zullen verder [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 5 april 2019 met 8 producties,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Mede naar aanleiding van de mondelinge behandeling is komen vast te staan:
  • dat [gedaagde sub 2] van [eiseres] heeft gehuurd, gelijk [eiseres] aan [gedaagde sub 2] heeft verhuurd, de in eigendom aan [eiseres] toebehorende bovenwoning, staande en gelegen te [plaats] , [adres] met entree op de begane grond en voorzien van vijf studio’s,
  • dat enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 2] [naam bv 1] is,
  • dat enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bv 1] [naam bv 2] is en waarvan [gedaagde sub 1] enig aandeelhouder en bestuurder is,
  • dat de huurachterstand zoals genoemd in de dagvaarding juist is,
  • dat het spoedeisend belang reeds uit de aard van de vordering is gegeven.
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is door [gedaagde sub 1] toegezegd dat zij ervoor zal zorgdragen dat de huurovereenkomst op naam van de feitelijke huurders zal worden gesteld en dat deze huurders met ingang van 1 mei 2019 de huur rechtstreeks zullen betalen aan [eiseres] .
2.3.
Naar aanleiding van deze mededeling heeft [eiseres] het gevorderde gewijzigd in die zin dat de primaire vordering niet langer wordt gehandhaafd en dat voor wat betreft de subsidiaire vordering thans alleen nog wordt gevorderd om [gedaagde sub 2] te veroordelen tot het subsidiair onder 1 gevorderde zijnde de huurachterstand tot en met maart 2019 ten bedrage van € 12.081,52 alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van
€ 1.083,94, zijnde in totaal € 13.165,46.
2.4.
Door de erkenning van [gedaagde sub 1] ligt de hoofdvordering en daarmee verband houdende nevenvordering voor toewijzing gereed, met dien verstande dat het onder 2.3. genoemde bedrag zal worden toegewezen in plaats van het in het petitum gevorderde (er is sprake van een telfout)
2.5.
[gedaagde sub 2] zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 102,06
- griffierecht 486,00
- salaris gemachtigde
600,00( 1 x tarief € 600,00)
totaal € 1.188,06.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 13.165,46 (zegge: dertien duizend en honderd en vijfenzestig euro en achtenveertig eurocent, ter zake huurachterstand tot en met maart 2019 en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op € 1.188,06,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op
17 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: JvdH