In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na het overlijden van de ex-echtgenoot van de eiseres in conventie, die tevens de executeur is van de nalatenschap. De rechtbank heeft op 1 mei 2019 een eindvonnis uitgesproken, waarin de procedure en de relevante feiten zijn uiteengezet. De eiseres in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C.B. Breij, heeft de zaak aangespannen tegen de gedaagde in conventie, die wordt bijgestaan door advocaat mr. C.L.J.M. Wilhelmus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, die op 5 december 2018 is getaxeerd op € 365.000,00, verkocht dient te worden, omdat beide partijen financieel niet in staat zijn om de woning tegen de getaxeerde waarde over te nemen. Daarnaast zijn er diverse andere activa en passiva die verdeeld moeten worden, waaronder een beleggingsverzekering en belastingaanslagen. De rechtbank heeft bepaald dat de beleggingsverzekering bij Zicht en de uitkeringen daaruit bij helfte verdeeld dienen te worden. Ook de vervallen rente op een vordering en de belastingaanslagen zijn in de verdeling betrokken. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. G.M. Drenth en is uitvoerbaar bij voorraad.