ECLI:NL:RBLIM:2019:4130

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
7667638 CV EXPL 19-2427
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming en proceskostencompensatie

In deze zaak heeft [opposante] verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, waarin zij was veroordeeld tot ontruiming van haar woning. De vordering tot ontruiming was ingesteld door Woningstichting Meerssen, die zich baseerde op meldingen van overlast door omwonenden. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2019 heeft de kantonrechter de gestelde overlast, waaronder vervuiling en verstopping van de hemelwaterafvoer, als onvoldoende beoordeeld om de ontruiming te rechtvaardigen. Het verzet van [opposante] slaagde, waardoor de voorwaardelijke reconventionele vordering niet verder werd beoordeeld.

De kantonrechter oordeelde dat Woningstichting Meerssen geen andere keuze had dan tot dagvaarding over te gaan, gezien het gebrek aan reactie van [opposante] op eerdere brieven. Daarom werden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Tevens heeft [opposante] toegezegd om in de toekomst tijdig te reageren op correspondentie van Woningstichting Meerssen en overleg te voeren over het herstel van de waterafvoer. Het verstekvonnis van 15 maart 2019 werd vernietigd en de vordering van Woningstichting Meerssen werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 7667638 CV EXPL 19-2427
Vonnis van de kantonrechter van 2 mei 2019
in het kort geding
[opposante] ,
wonend in [woonplaats] aan het [adres] ,
opposante,
gemachtigde mr. H.D.S. van der Kaaij
tegen
WONINGSTICHTING MEERSSEN,
gevestigd in (6231 EL) Meerssen aan de Bunderstraat 28 ,
geopposeerde,
gemachtigde mr. C.F.J. Leenarts.
Partijen zullen hierna [opposante] en Woningstichting Meerssen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[opposante] heeft bij exploot van dagvaarding d.d. 12 april 2019 verzet in kort geding ingesteld tegen een op vordering van Woningstichting Meerssen door de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, gewezen verstekvonnis van 15 maart 2019 met registratienummer 7550471 CV EXPL 19-1197 en zij heeft alsnog verweer gevoerd. Daarbij heeft [naam] gelijktijdig een voorwaardelijke vordering in reconventie ingesteld.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de mondelinge behandeling ter zitting van 29 april 2019.
1.3.
Ten slotte is vonnis gewezen.

2.De feiten

2.1.
[opposante] huurt van Woninstichting Meerssen de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.2.
Bij voornoemd verstekvonnis is [opposante] veroordeeld tot – kort gezegd – ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van dat vonnis. Woningstichting Meerssen, had dit gevorderd vanwege door omwonenden gemelde overlast, met name de onderburen van [opposante] die ook van Woningstichting Meerssen huren, terwijl [opposante] niet reageerde op brieven van Woningstichting Meerssen daaromtrent.
3. De vordering
3.1.
[opposante] vordert om van de veroordeling in het verstekvonnis te worden ontheven en zij vordert in voorwaardelijke reconventie (voor het geval de ontruiming heeft plaatsgevonden voordat er in de onderhavige procedure uitspraak is gedaan) een voorschot van € 500,00 op een schadevergoeding. Tevens vordert zij de veroordeling van Woningstichting Meersssen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Zoals ter zitting reeds is besproken, acht de kantonrechter de gestelde overlast, bestaande in vervuiling vanuit het balkon van [opposante] en een door haar althans haar hond verorozaakte verstopping van de hemelwaterafvoer en het op het voor langere tijd op het balkon laten staan van vuilniszakken, mede gelet op de gedeeltelijke maar gemotiveerde betwisting daarvan door [opposante] , onvoldoende om in kort geding vooruit te lopen op een voor Woningstichting Meerssen gunstige uitkomst in een bodemprocedure in die zin dat daarin de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Daarvoor wordt de gestelde overlast te licht bevonden. Het verzet slaagt derhalve, zodat de voorwaardelijke reconventionele vordering geen beoordeling behoeft.
4.2.
Zoals ter zitting eveneens is besproken, is de kantonrechter van oordeel dat [opposante] , doordat zij niet reageerde op diverse brieven van Woningstichting Meerssen, laatstgenoemde in feite geen anderes keus liet om tot dagvaarden over te gaan. In die omstandigheid ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in deze procedure te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.3.
Ter zitting heeft [opposante] toegezegd om in het vervolg tijdig (binnen een week) te reageren brieven van Woningstichting Meerssen en dat zij met de heer [naam werknemer] , werkzaam bij Woningstichting Meersssen, spoedig in overleg zal treden over herstel van de waterafvoer van het balkon. Op verzoek van Woningstichting Meerssen is die toezegging bij deze in dit vonnis opgenomen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt het door de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, gewezen verstekvonnis van 15 maart 2019 met registratienummer 7550471 CV EXPL 19-1197 en de daarin uitgesproken veroordeling in de zaak van Woningstichting Meerssen als eisende partij en [opposante] als gedaagde partij, en doet opnieuw recht in navolgende zin;
5.2.
wijst het door Woningstichting Meerssen gevorderde af;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK