Op 8 mei 2019 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verwerping van een nalatenschap. Verzoekers, wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, hebben verzocht om machtiging om de nalatenschap van de overleden erflater te verwerpen. De erflater, geboren op 1960 en overleden in 2018, had twee kinderen, waaronder verzoekster sub 1. Verzoekster overweegt de nalatenschap te verwerpen omdat de erflater geen vermogen had en leefde van een bijstandsuitkering. De woning van de erflater verkeert in slechte staat en er zijn hoge kosten te verwachten voor ontruiming en herstel. Verzoekers zijn van mening dat het saldo van de nalatenschap negatief is of zal zijn, en willen daarom namens de minderjarige de nalatenschap verwerpen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot verwerping van een nalatenschap enkel wordt toegewezen indien er sprake is van een negatieve nalatenschap. Ondanks het ontbreken van concrete financiële gegevens, achtte de kantonrechter het aannemelijk dat verwerping in het belang van de minderjarige is. De machtiging werd voorwaardelijk verleend, afhankelijk van de verwerping door verzoekster zelf. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. W.E. Elzinga.