ECLI:NL:RBLIM:2019:5735

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
03.042462.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens poging tot zware mishandeling en vernieling van autospiegel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 21 juni 2019, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag, zware mishandeling en vernieling. De zaak kwam voort uit een incident op 19 februari 2019, waarbij de verdachte, na een woordenwisseling met het slachtoffer over parkeren, een houten stok pakte en deze tegen het hoofd van het slachtoffer sloeg. Het slachtoffer liep hierbij letsel op aan zijn hoofd en een fractuur in de wortel van een tand. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar achtte de poging tot zware mishandeling en de vernieling van de autospiegel wel bewezen. De rechtbank legde een taakstraf van 150 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, en bepaalde dat de verdachte zich moest laten behandelen voor zijn psychische klachten. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestond uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.042462.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E. Gorsselink, advocaat kantoorhoudend te Venlo.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
[slachtoffer] heeft geprobeerd te doden. Subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling, meer subsidiair als poging tot zware mishandeling en meest subsidiair als mishandeling met zwaar letsel tot gevolg;
een buitenspiegel van de auto van genoemde [slachtoffer] heeft vernield.
3
De beoordeling van het bewijs [1]
Inleiding
Op 19 februari 2019 ontstond op de parkeerplaats voor de winkel van verdachte een woordenwisseling tussen verdachte en aangever [slachtoffer] over het parkeren bij de winkel. Deze woordenwisseling mondde uit in een vechtpartij tussen beiden. Op enig moment pakte verdachte in zijn winkel een houten stok, waarmee hij opnieuw de confrontatie met aangever aanging. Als gevolg van dit incident had aangever letsel aan zijn hoofd en was de buitenspiegel van zijn auto kapot. De rechtbank ziet zich hierbij voor de vraag gesteld of verdachte strafbaar heeft gehandeld en zo ja, op welke manier. Was dat een poging tot doodslag, een zware mishandeling, een poging daartoe, of een mishandeling met zwaar letsel als gevolg?
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de poging tot doodslag en tot bewezenverklaring van de zware mishandeling en de vernieling.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de poging tot doodslag, de zware mishandeling en de poging daartoe op de gronden dat – kort gezegd –:
  • zowel de opzet als de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer ontbraken;
  • geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
  • verdachte geen opzet had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de mishandeling en de vernieling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer]verklaarde het volgende: [2]
Op dinsdag 19 februari 2019, ergens tussen 17.00 uur en 17.30 uur, wilde ik mijn auto parkeren op een parkeerplaats op de [adres] te Venray. (…) Ik zag dat er een man naar me toe kwam die zei dat ik 5 euro moest betalen voor het parkeren. (…) Ik zei tegen de man dat ik dit niet normaal vond. (…) (…) We begonnen toen met elkaar te vechten, er ontstond een worsteling. (…) Ik kon op een gegeven moment in mijn auto stappen. Ik zag dat de man toen naar binnen ging en ik zag dat hij terug kwam met een grote stok in zijn handen. Ik was op dat moment aan het proberen om weg te rijden met mijn auto (…). Ik zag dat de man ineens al bij mijn auto stond, ik zag dat hij naast mijn portier stond. Ik zag en merkte dat hij probeerde om mijn portier open te trekken. Ik merkte toen dat dit lukte. Ik zag dat de man de grote stok met 2 handen vast pakte en deze naar mijn gezicht bracht. Ik voelde dat de man me raakte op mijn voorste tanden. Ik voelde hierdoor veel pijn aan mijn gebit. Ik zag toen hierna dat de man nog steeds de stok met 2 handen vast had en dat hij weer de stok in mijn richting bewoog. Ik voelde toen dat de man me met de stok raakte op de zijkant van mijn hoofd. (…) Ik weet dat de man me nog een keer raakte met de stok op mijn hoofd. (…) Het lukte me om een stukje weg te rijden van de man met mijn portier open. Ik zag dat de man toen nog een keer met de stok naar de auto sloeg. Ik zag dat hij mijn auto raakte bij de spiegel en ik zag dat de spiegel af brak. (…) Door dit alles staat mijn rechter voortand scheef, is er een stukje van mijn linker voortand, heb ik een snee in mijn hoofd en is de spiegel van mijn auto vernield.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de
camerabeeldenbekeken die zijn gemaakt met de beveiligingscamera van verdachte en die door verdachte aan de politie zijn verstrekt. De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat:
  • aangever [slachtoffer] en verdachte [verdachte] na te hebben gepraat in een handgemeen raken;
  • aangever [slachtoffer] in zijn auto wilt stappen. Verdachte [verdachte] komt aangerend vanuit zijn winkel. Te zien is dat verdachte een stok of gelijkend voorwerp in zijn handen heeft.
  • In beeld is te zien dat verdachte de deur van de auto van [slachtoffer] openhoudt.
  • In beeld is te zien dat verdachte de stok of gelijkend voorwerp omhoog houdt en hierbij in de richting van [slachtoffer] kijkt.
  • In beeld is te zien dat verdachte met stok of gelijkend voorwerp in de richting van [slachtoffer] slaat.
  • In beeld is te zien dat de auto van [slachtoffer] achteruit beweegt. Te zien is dat verdachte zich op dat moment nog aan de bestuurderszijde van het voertuig bevindt.
  • In beeld is te zien dat verdachte met een stok of gelijkend voorwerp in de richting van de bestuurderszijde van het voertuig van [slachtoffer] slaat.
De
stok/knuppelwaarvan [verdachte] had aangegeven dat hij daarmee geslagen had, werd in beslaggenomen. [3] Het betrof een houten stok. [4] Verbalisant [verbalisant] relateerde dat hij zag dat: [5]
  • de stok/knuppel een lengte had van circa 110 centimeter;
  • het gewicht van deze stok/knuppel bij weging 1,2 kilogram bedroeg;
  • de doorsnee varieerde van 4 tot 6,2 centimeter.
De
tandartsconstateerde dat bij aangever de wortel van de middelste boven snijtand rechts gefractureerd is. [6]
Op een
fotovan aangever, gevoegd bij de aangifte, neemt de rechtbank waar een snee op het hoofd, boven het linker oor. [7]
Verdachteerkende bij de politie – kort gezegd – dat hij met de stok de spiegel van het voertuig van aangever eraf heeft geslagen. [8]
Vrijspraak poging tot doodslag
Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, had om het slachtoffer te doden. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de poging tot doodslag, zoals deze onder feit 1. primair ten laste is gelegd.
Vrijspraak zware mishandeling
Overeenkomstig het standpunt van de verdediging zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van de zware mishandeling.
Vooropgesteld zij dat de rechtbank niet kan vaststellen of aangever daadwerkelijk een hersenschudding heeft opgelopen. Hij verklaart dat weliswaar zelf, maar die verklaring vindt geen steun in het dossier. Op grond van de informatie van de huisarts (pg. 69) en de opmerking “ws hersenschudding” concludeert de rechtbank dat waarschijnlijk sprake was van een hersenschudding. Zekerheid daaromtrent heeft zij niet. Dat onderdeel acht de rechtbank derhalve niet wettig en overtuigend bewezen.
Wel staat vast dat aangever een fractuur in de wortel van een tand heeft opgelopen.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat artikel 82 Sr een opsomming bevat van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt, maar dat die bepaling de rechter de vrijheid laat om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende zwaarwichtig is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij zijn van belang de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (vgl. onder meer HR 16 mei 2000, NJ 2000, 510).
De rechtbank is het in zoverre eens met de verdediging dat de fractuur in de tandwortel niet valt onder een van de gevallen zoals omschreven in artikel 82 Sr. Maar ook in andere gevallen kan dus sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat deze wortelfractuur niet te beschouwen is als zwaar lichamelijk letsel. Van bijzondere omstandigheden gelegen in de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel is immers (nog) niet gebleken. Daarom acht de rechtbank het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen en zal zij de verdachte vrijspreken van de zware mishandeling, zoals deze onder feit 1. subsidiair ten laste is gelegd.
Poging tot zware mishandeling
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is voor de rechtbank komen vast te staan dat verdachte met een houten stok tegen het hoofd van aangever heeft geslagen. Dat hij dit ook met kracht heeft gedaan, concludeert de rechtbank op basis van de snee in het hoofd van aangever en de wortelfractuur. Uit onderzoek is gebleken dat de houten stok circa 110 centimeter lang was en maar zelfs 1,2 kilogram woog.
De rechtbank overweegt dat het met kracht met een langwerpig en hard voorwerp als een houten stok tegen het hoofd slaan naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer oplevert. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is, en dat bij het met kracht slaan met een hard voorwerp op of tegen het hoofd vitale delen, zoals de ogen of de hersenen, ernstig beschadigd kunnen raken. Door desalniettemin te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen de poging tot zware mishandeling, zoals die onder feit 1. meer subsidiair ten laste is gelegd.
Vernieling
Tot slot acht de rechtbank, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat hij de buitenspiegel van de auto van aangever heeft vernield.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1. meer subsidiair: op 19 februari 2019 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen deze [slachtoffer] met een hard voorwerp, tegen diens hoofd en/of mond heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:op 19 februari 2019 in de gemeente Venray opzettelijk en wederrechtelijk een buitenspiegel van een personenauto, die aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

1.meer subsidiair: poging tot zware mishandeling

2: opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 355 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met een houten stok tegen het hoofd van het slachtoffer geslagen en een spiegel van diens auto geslagen. Achtergrond van deze escalatie was een discussie over het betaald parkeren voor niet-klanten op het parkeerterrein behorend bij de winkel van verdachte. Dat niet-klanten hun auto op het terrein van verdachte parkeren zonder daarvoor te betalen was kennelijk een grote, bij verdachte levende frustratie. Die frustratie heeft uiteindelijk geleid tot deze geweldsuitbarsting tegen het slachtoffer, waarvoor geen enkele rechtvaardiging bestaat. Daaraan kan niet afdoen dat verdachte - zoals hij naar voren heeft gebracht - enkele weken eerder in een soortgelijke situatie met een pistool is bedreigd.
Het slachtoffer heeft aan de confrontatie met verdachte een wortelfractuur (van een tand) en een snee in zijn hoofd opgelopen. Hij mag van geluk spreken dat het niet erger voor hem is afgelopen. Het slaan met een houten stok tegen een kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd had immers veel verdergaande gevolgen kunnen hebben. Dat betekent niet dat de impact die het voorval gehad heeft op het slachtoffer minder is, zoals ook bleek uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Dat alles is verdachte aan te rekenen. Wat de rechtbank verdachte ook aanrekent, is dat hij kennelijk geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte heeft niet nagelaten te benadrukken dat hij ‘eigenlijk niet zo is.’ Hij heeft bij de rechtbank de indruk gewekt spijt en vooral schaamte te hebben vanwege zijn eigen, voorheen ongeschonden, blazoen en vanwege de precaire situatie waarin hij door het voorval terecht is gekomen.
De rechtbank overweegt verder dat, indien daadwerkelijk sprake was geweest van zwaar lichamelijk letsel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede had gelegen. Nu het niet zover is gekomen en, rekening houdend met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zal de rechtbank volstaan met een onvoorwaardelijke taakstraf naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De feiten zijn te ernstig om te volstaan met enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging bepleit.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 9 mei 2019 volgt onder meer dat – kort gezegd – verdachte zijn leven tot voor kort eigenlijk goed op de rails had: hij heeft twee goedlopende bedrijven en geen problemen op de diverse leefgebieden. Wel vond enkele weken voor dit feit een soortgelijke ruzie plaats, waarbij verdachte met een pistool is bedreigd. Daaraan heeft verdachte psychische klachten overgehouden. De woordenwisseling die in deze zaak plaatsvond, riep emoties op van die eerdere bedreiging. Gelet daarop adviseert de reclassering een meldplicht en ambulante behandeling bij FPP de Horst.
Dat verdachte psychische klachten heeft overgehouden aan het geweldsincident dat hem eerder in een vergelijkbare situatie is overkomen, acht de rechtbank voorstelbaar en dat de woordenwisseling die in deze zaak aan het geweldsincident ten grondslag lag, de emoties van die eerdere bedreiging opriepen, evenzeer. De rechtbank kan zich mede daarom vinden in het advies van de reclassering en is van oordeel dat zowel verdachte als de maatschappij erbij gebaat is dat verdachte behandeld zal worden om te leren zijn frustraties of angsten op een andere wijze te uiten.
Concluderend acht de rechtbank passend en geboden op te leggen een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht en ambulante behandeling. Daartoe zal de rechtbank verdachte dan ook veroordelen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van in totaal 6.803,82 euro. Deze vordering bestaat uit de navolgende posten:
herstellen spiegel auto (429,05 euro)
expertisekosten auto (86,52 euro)
tandartskosten (3.288,25 euro)
immateriële schade (3.000 euro)
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de posten herstelkosten van de spiegel en de tandartskosten volledig toewijsbaar en hij acht de immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van 2.000,- euro. De expertisekosten acht de officier van justitie niet toewijsbaar, omdat die kosten in mindering gebracht zouden worden bij het laten uitvoeren van de reparatie.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen toewijzing van de posten herstelkosten van de spiegel en de tandartskosten voor zover die laatste zien op meer dan betaalde bedragen van 116,33 euro en 33,24 euro. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat die onderdelen slechts offertes / calculaties betreffen en niet is gebleken dat de benadeelde partij die kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt; enkel de daadwerkelijk gemaakte kosten komen voor vergoeding in aanmerking. De verdediging heeft tevens verweer gevoerd tegen de hoogte van de immateriële schade op de grond dat die is onderbouwd met een niet-vergelijkbare zaak.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1. meer subsidiair en 2. ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de herstelkosten van de auto (post a.) en de tandartskosten (post c.) volledig voor toewijzing vatbaar. De kapotte spiegel en de schade aan het gebit zijn rechtstreekse schade van de vernieling en de poging tot zware mishandeling. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is voor toewijzing van deze posten niet vereist dat de benadeelde die kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. In beide gevallen is immers komen vast te staan dat sprake is van geleden schade die is ingetreden door het strafbare feit. Alsdan staat het de rechter vrij, mede in aanmerking genomen de aard van de geleden schade, zonder nader bewijs aannemelijk te achten dat schade is geleden en de omvang hiervan vervolgens te schatten (abstracte schadebegroting). Het is vervolgens geheel aan de benadeelde zelf of hij de uit de offerte blijkende (herstel)kosten daadwerkelijk maakt of dat hij genoegen neemt met een beschadigde en daardoor dus in waarde gedaalde zaak. Naar het oordeel van de rechtbank zijn beide posten voldoende onderbouwd en is de materiële schade dus toewijsbaar tot een bedrag van 3.717,30 euro.
De rechtbank zal de vergoeding van de expertisekosten (post b.) afwijzen. Deze kosten zullen immers in mindering worden gebracht bij herstel van de spiegel. Toewijzing zou daarmee voor een dubbeltelling zorgen.
Tot slot zal de rechtbank 1.500,- euro smartengeld als vergoeding voor immateriële schade (post d.) toewijzen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel
dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt
veroorzaakt. De rechtbank schat die schade naar redelijkheid en billijkheid op 1.500,- euro. Voor zover de vordering dit bedrag overstijgt, zal de rechtbank dat deel afwijzen.
Kortom: de rechtbank acht 5.217,30 euro voor toewijzing vatbaar, bestaande uit 3.717,30 euro materiële en 1.500,- euro immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van 5.217,30 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 61 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

8.Het beslag

De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte van de in beslag genomen stok afstand heeft gedaan en dat op het in beslag genomen geldbedrag conservatoir beslag als bedoeld in artikel 94a Sv rust. Daarom hoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemen over het beslag.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd (telefonisch) meldt bij Reclassering Nederland (Slachthuisstraat 31, 6041 CB Roermond, telefoonnummer 088-8041501) en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
dat veroordeelde zich laat behandelen door FPP de Horst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij hij zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 5.217,30 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van 5.217,30 euro bij niet betaling en verhaal te vervangen door 61 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 209 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L.G. Geisel, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juni 2019.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.hij op of omstreeks 19 februari 2019 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, deze [slachtoffer] met een knuppel, in elk geval met een hard voorwerp, tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 in de gemeente Venray aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een horizontale wortelfractuur van element 11, heeft toegebracht door deze [slachtoffer] met een knuppel, in elk geval met een hard voorwerp, en/of met een vuist tegen diens hoofd en/of mond te slaan;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen deze [slachtoffer] met een knuppel, in elk geval met een hard voorwerp, tegen diens hoofd en/of mond heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 in de gemeente Venray, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] met een knuppel, in elk geval met een hard voorwerp, en/of met een vuist tegen diens hoofd en/of mond te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een horizontale wortelfractuur van element 11 ten gevolge heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 19 februari 2019 in de gemeente Venray opzettelijk en wederrechtelijk een buitenspiegel van een personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, basisteam Venray/Gennep, dossiernummer PL2300-2019026478, gesloten d.d. 21 februari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 94.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 19 februari 2019, pg. 41-44.
3.Proces-verbaal (relaas) d.d. 21 februari 2019, pg. 2.
4.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2019, pg. 9.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2019, pg. 53.
6.Een geschrift, te weten een brief, ondertekend door [naam tandarts] , tandarts, d.d. 20 februari 2019, pg. 67.
7.Een geschrift, te weten een foto, als bijlage gevoegde bij de aangifte van [slachtoffer] , pg. 45.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 februari 2019, pg. 80-87 (zie pg. 84)