In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mr. G.J.E. Schoofs, en [gedaagde], die in persoon procedeerde. De vordering van [eiseres] betreft de ontruiming van de woning van [gedaagde] en de betaling van huurachterstand. De procedure is gestart na een mondelinge huurovereenkomst die op 20 september 2018 is aangegaan, waarbij [gedaagde] een huurprijs van € 455,00 per maand is overeengekomen. Na de eerste maandhuur en waarborgsom van € 900,00 is er echter geen huur meer betaald door [gedaagde].
[gedaagde] heeft in voorlopige hechtenis gezeten van 20 november tot 6 december 2018, waarna hij geen toegang meer had tot zijn woning omdat [eiseres] de sloten had vervangen. In een eerder vonnis van 1 februari 2019 is [eiseres] veroordeeld om [gedaagde] toegang tot de woning te verlenen. Ondanks meerdere sommaties heeft [gedaagde] de huurachterstand niet voldaan, die op het moment van de procedure € 2.502,50 bedroeg.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, gezien de oplopende huurachterstand en haar afhankelijkheid van de huurinkomsten. De vordering tot ontruiming is toegewezen, maar de termijn voor ontruiming is vastgesteld op twee weken in plaats van de gevraagde drie dagen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.