ECLI:NL:RBLIM:2019:5811

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
C/03/263353 / JE RK 19-984
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 mei 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, om de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige te verlengen. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en verbleef in een pleegzorgvoorziening. De oorspronkelijke machtiging tot uithuisplaatsing was verleend op 4 juni 2018 en verlengd op 18 februari 2019. De GI verzocht om een verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling, die op 4 juni 2019 zou eindigen.

De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de GI geen verlenging van de ondertoezichtstelling had aangevraagd. De kinderrechter oordeelde dat zonder een verlenging van de ondertoezichtstelling, de machtiging tot uithuisplaatsing niet kon worden verlengd. De ouders van de minderjarige waren betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader bijgestaan werden door hun advocaten. De kinderrechter merkte op dat er onvoldoende informatie was over de thuissituatie van de ouders om een verantwoorde beslissing te nemen over een eventuele thuisplaatsing van de minderjarige.

De beslissing van de kinderrechter werd openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep werd aangegeven. De kinderrechter benadrukte dat het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet ontvankelijk was, omdat de GI geen verlenging van de ondertoezichtstelling had verzocht, wat een voorwaarde was voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens: C/03/263353 / JE RK 19-984
Datum uitspraak: 13 mei 2019
beschikking afwijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige],
geboren op [2015] te [geboorteplaats].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats], [gemeente],
advocaat mr. C. Dreessen, kantoorhoudende te Sittard,
[belanghebbende 2],hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. I. Ligtelijn-Huisman, kantoorhoudende te Roermond.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 april 2019, ingekomen bij de griffie op 23 april 2019.
Op 13 mei 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waar zijn gehoord:
- een vertegenwoordigster van de GI,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de voormalige pleegouders, als informant.

2.De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] verblijft in een voorziening voor pleegzorg.
[minderjarige] is bij beschikking van 4 juni 2018 onder toezicht gesteld van de GI tot 4 juni 2019.
De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg tot 4 maart 2019. Bij beschikking van 18 februari 2019 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, aldus tot 4 juni 2019.

3.Het verzoek en verweer

3.1
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (het netwerkpleeggezin van de familie [pleegouders]) te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tevens wordt verzocht de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing van dit verzoek stelt de GI dat [minderjarige] bij de ouders opgroeide in een onveilige en verwaarlozende omgeving. De ouders waren, mede door hun persoonlijke problematiek en forse ex-partnerstrijd, niet stabiel en niet voorspelbaar genoeg om voor [minderjarige] te zorgen en het lukte ze niet om de belangen van [minderjarige] voorop te stellen. [minderjarige] heeft nu omgang met beide ouders maar een thuisplaatsing is niet aan de orde nu de GI nog over onvoldoende informatie beschikt omtrent deze omgang. Nader onderzoek is vereist om te bezien of [minderjarige] bij een van de ouders zou kunnen gaan wonen. Ten aanzien van een thuisplaatsing bij de vader is de hulpverlening van AnaCare betrokken om meer zicht te krijgen op zijn thuissituatie. Ondanks de positieve observaties van AnaCare is het echter nog te vroeg om een uitspraak te doen over de opvoedvaardigheden van de vader. Daarom dient AnaCare de komende periode meer duidelijkheid te verschaffen over het perspectief van [minderjarige] bij de vader en hoe hij van plan is om de opvoeding en opvoedomgeving van [minderjarige] vorm te geven. Hetzelfde geldt voor de moeder. Het is namelijk nog niet duidelijk of zij [minderjarige] een veilige plek kan bieden. Met andere woorden is er momenteel nog te veel onduidelijkheid om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen omtrent een thuisplaatsing waardoor de uithuisplaatsing van [minderjarige] nog noodzakelijk is.
3.2
De advocaat van de moeder heeft ter zitting gesteld dat de GI een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling heeft verzocht terwijl deze machtiging al is uitgesproken. Nu de GI geen verlenging van de ondertoezichtstelling heeft verzocht, moet het verzoek dus niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus de advocaat van de moeder.
3.3
De advocaat van de vader heeft ter zitting verklaard het oneens te zijn met het verzoek strekkende tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing.

4.De beoordeling

De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 1:265b BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht van de minderjarige verlengen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Gelet op het feit dat de GI geen verlenging van de ondertoezichtstelling heeft verzocht, en de huidige ondertoezichtstelling op 4 juni 2019 afloopt, komt de kinderrechter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] kan immers niet worden verlengd zonder een verlenging van de ondertoezichtstelling, nu de datum waarop de huidige machtiging uithuisplaatsing expireert dezelfde is als die waarop de huidige ondertoezichtstelling eindigt.
De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T.A.C. Russel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.I.H. Karatzas als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2019, en op schrift gesteld op 23 mei 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch