ECLI:NL:RBLIM:2019:5934

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
03.266745.18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak over gewapende overval op supermarkt in Geleen

Op 27 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op de Aldi in Geleen op 23 december 2018. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het feit had gepleegd. Tijdens de zitting op 13 juni 2019 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had betoogd dat het feit bewezen was op basis van getuigenverklaringen en DNA-bewijs, maar de verdediging voerde aan dat het bewijs niet wettig was en dat er alternatieve verklaringen waren voor het aangetroffen DNA.

De rechtbank concludeerde dat het aangetroffen wasnetje, waarop DNA van de verdachte was gevonden, niet overtuigend bewijs was dat hij de dader was. Er waren twijfels over de herkomst van het wasnetje en de omstandigheden waaronder het DNA was aangetroffen. Bovendien waren er belangrijke getuigenverklaringen die niet voldoende waren onderzocht door de politie. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ernstige schending van de procesorde die zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, maar dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende was om tot een veroordeling te komen.

Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging en gelastte de rechtbank de teruggave van in beslag genomen goederen. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig bewijs en de zorgvuldigheid van het opsporingsonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.266745.18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortegegevens] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juni 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een gewapende overval heeft gepleegd op een supermarkt.

3.De voorvragen

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Hij heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat de officier van justitie als verantwoordelijke voor het opsporingsonderzoek en de samenstelling van het strafdossier, in deze zaak ontlastend materiaal buiten het dossier heeft gehouden en onjuiste instructies aan de politie heeft gegeven.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er geen redenen zijn om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie slechts worden geconcludeerd in geval van ernstige schending van de beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen wordt tekort gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak van een dergelijke situatie geen sprake is. Weliswaar roept het politieonderzoek vragen op, maar van een situatie zoals hiervoor omschreven is geen sprake. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan in de vervolging van de verdachte worden ontvangen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit bewezen op grond van de aangifte van de [supermarkt] , het aangetroffen DNA-profiel van de verdachte op het wasnetje en de herkenning van het wasnetje door getuige [supermarkt] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig bewijs. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de omstandigheid dat er DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen op het wasnetje, op zichzelf niet belastend is. De verdachte verbleef immers regelmatig in de woning van zijn ex-vriendin, waar dat wasnetje lag. Bovendien is er ook DNA-materiaal van twee andere personen op het wasnetje aangetroffen. Verder staat niet vast dat dit wasnetje is gebruikt bij de overval.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 23 december 2018 vindt een gewapende overval plaats op de [supermarkt] te Geleen. Op basis van TCI-informatie en MMA-meldingen verdenkt de politie de verdachte. Bij een doorzoeking in de kelder van de woning van de ex-partner van de verdachte wordt witte stof gevonden, vermoedelijk een wasnetje, met daarin gaten geknipt, waarop DNA-materiaal van de verdachte wordt aangetroffen.
De rechtbank stelt voorop dat naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat het in de kelder van de ex-partner van de verdachte aangetroffen "wasnetje" daadwerkelijk bij de overval is gebruikt. Twintig minuten na de overval verklaart [supermarkt] over een soort net, waarvan zij vermoedt dat dit de binnenvoering van een capuchon is. Vijf dagen later vindt de politie het "wasnetje" na een anonieme tip. Twee dagen daarna zegt de politie tegen [supermarkt] dat zij haar nader wil horen over de vermomming van de dader en tonen de agenten haar dit "wasnetje". Anders dan de officier kwalificeert de rechtbank deze aanvullende verklaring van [supermarkt] niet als herkenning van het "wasnetje". Zij beschrijft weliswaar enkele generieke overeenkomsten, maar ziet ook gaten voor de neus en de mond en merkt op dat de overvaller het netje niet als bivakmuts droeg.
Dat op dat "wasnetje" een DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet redengevend voor het bewijs. Daarbij overweegt de rechtbank dat de aard van het aangetroffen lichaamsmateriaal (mogelijk speeksel) noch de plek (bij een gat in het netje) deze vondst tot een daderspoor maakt. Dat dit materiaal daar terecht kwam, past immers ook in de verklaring van de verdachte dat het mogelijk is gebruikt als waszak voor ondergoed. Bovendien bevat het aangetroffen "wasnetje" weliswaar gaten die mogelijk maken het te gebruiken als een soort bivakmuts maar past een dergelijke vermomming niet bij de getuigenverklaringen.
Getuige [naam 1] , die in haar eerste getuigenverhoor heeft verklaard dat zij de dader van de overval 100% zeker zou herkennen als zij hem weer zou zien, heeft bovendien enkele dagen na de overval de politie gewaarschuwd dat zij zeker weet dat zij de dader van de overval heeft gezien bij een tankstation in Geleen. Daarop zijn de camerabeelden van het tankstation door de politie bekeken en constateert de politie dat de verdachte niet op die beelden te zien is. Wie de getuige dan wel gezien heeft en in welke auto hij reed, is door de politie niet nader onderzocht, terwijl dat, naar het oordeel van de rechtbank, wel in de rede had gelegen. De redenering dat dit onderzoek niet noodzakelijk was omdat geen van de bezoekers van het tankstation leek op de verdachte, acht de rechtbank onnavolgbaar.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling te kunnen gekomen. De verdachte zal dan ook moeten worden vrijgesproken.

5.Het beslag

De rechtbank gelast de teruggave van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen zak aan de beslagene, omdat zich geen strafvorderlijk belang tegen teruggave verzet.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave van de in beslag genomen zak aan [naam 1] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. R. Verkijk en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.C. van Wijmen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 december 2018 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [naam 1] (medewerkster van [supermarkt] ) heeft gedwongen tot de afgifte van € 2335,45, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [supermarkt] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
- met (gedeeltelijk) bedekt gezicht en met een capuchon over zijn hoofd is toegelopen op die [naam 1] en/of
- ( vervolgens) een tas op de kassa heeft gelegd en heeft opengemaakt en (vervolgens) tegen die [naam 1] heeft gezegd: "Dit is een overval" en/of "Geef me het geld" en/of "Ik wil het geld hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op althans getoond aan die [naam 1] .