ECLI:NL:RBLIM:2019:5957

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
C/03/248124 / HA ZA 18-167
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling en eindoordeel op basis van deskundigenbericht in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 26 juni 2019 een vonnis gewezen in de procedure tussen twee eisers en twee gedaagden. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P.H. Vissers, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud. De zaak betreft een geschil over de rectificatie van een tussenvonnis van 27 maart 2019, waarin een kennelijke vergissing is vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overwegingen 5.2. en 5.3. uit het tussenvonnis moeten worden geschrapt en dat de overige overwegingen hernummerd moeten worden.

Daarnaast is er een deskundigenonderzoek bevolen om de kosten van een aan te planten taxushaag te bepalen, die moet voldoen aan de eisen van privacy en esthetiek zoals gesteld door de eisers. De rechtbank heeft de deskundige J.J.H.F. Klinkers benoemd en het voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 733,74. De rechtbank heeft partijen verplicht om mee te werken aan het onderzoek en heeft de procedure voortgezet met de verwachting dat het deskundigenbericht binnen drie maanden na betaling van het voorschot zal worden ingediend.

De rechtbank heeft verder bepaald dat partijen hun procesdossier aan de deskundige moeten overhandigen en dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen. De beslissing over het voorschot is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/248124 / HA ZA 18-167
Vonnis van 26 juni 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

en

2.[eiseres sub 2] ,

beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. N.P.H. Vissers;
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

en
2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 maart 2019;
  • de akte van [eisers] van 24 april 2019;
  • de akte van [gedaagden] van 24 april 2019;
  • de akte van 1 mei 2019 van [eisers]
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Verzoek om rectificatie van het tussenvonnis van 27 maart 2019

2.1.
De rechtbank zal allereerst ingaan op het verzoek van [gedaagden] om rectificatie van het tussenvonnis van 27 maart 2019.
2.2.
[gedaagden] stellen terecht, hetgeen wordt onderschreven door [eisers] , dat het tussenvonnis een kennelijke vergissing bevat, nu onder 5.2. en 5.3. standaardteksten zijn opgenomen die betrekking hebben op een bewijsopdracht, doch niet de bewijsopdracht zelf, terwijl in de overwegingen van het vonnis niet is opgenomen dat een der partijen wordt toegelaten tot het leveren van bewijs. De bedoelde overwegingen 5.2. en 5.3. zijn inderdaad abusievelijk opgenomen in het dictum van het vonnis.
2.3.
Dit betekent dat het tussenvonnis van 27 maart 2019 als volgt moet worden verbeterd:
  • de overwegingen 5.2. en 5.3. moeten worden geschrapt;
  • de overwegingen 5.4., 5.5. en 5.6. moeten respectievelijk worden hernummerd tot 5.2., 5.3. en 5.4.
2.4.
[gedaagden] hebben voorts bezwaar gemaakt tegen de vaststelling door de rechtbank in het vonnis dat [gedaagden] geen bezwaar hebben gemaakt tegen de stelling van [eisers] , dat de bestaande poort te smal was om te worden hergebruikt en dat de staanders ervan verrot waren.
2.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om op deze vaststellingen terug te komen, nu de juistheid van de stellingen van [gedaagden] niet blijkt uit de door de rechtbank gehouden aantekeningen van de zitting en [gedaagden] ook niet nader hebben onderbouwd waaruit de juistheid van hun standpunt zou blijken.
Het dak
2.6.
[eisers] hebben de rechtbank in hun akte van 24 april 2019 verzocht een akte te mogen nemen met betrekking tot het geschil betreffende het beweerde gebrek aan het dak.
2.7.
De rechtbank begrijpt dat verzoek als een verzoek om terug te komen op een bindende eindbeslissing. In rechtsoverweging 4.39. heeft de rechtbank immers overwogen dat de vordering met betrekking tot het dak moet worden afgewezen, doch dat een daarmee corresponderende beslissing zal worden aangehouden totdat eindvonnis kan worden gewezen, zodat het geschil omtrent het dak als afgesloten moet worden beschouwd.
2.8.
Uit constante jurisprudentie volgt dat een rechter kan terugkomen op een bindende eindbeslissing, indien deze berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke onjuiste juridische of feitelijke grondslag geen sprake is. Immers, aan de hand van de stellingen en de overgelegde bewijsmiddelen, waaronder het partijdeskundigenrapport en de cd met geluidsopnames, heeft de rechtbank geoordeeld dat [eisers] onvoldoende hebben gesteld dat er sprake is van een gebrek aan het dak. Voorts heeft de rechtbank tijdens de comparitie slechts aangegeven dat, indien er behoefte was aan (nader) bewijs met betrekking tot de gestelde gebreken aan het dak, de rechtbank de voorkeur gaf aan bewijslevering door middel van een deskundigenbericht. Enerzijds heeft de rechtbank daarmee slechts een voorshands oordeel gegeven, waaraan [eisers] geen rechten kunnen ontlenen. Anderzijds, indien [eisers] zouden hebben mogen begrijpen dat er geen sprake zou zijn geweest van een voorlopig oordeel, was er enkel sprake van een instructie over de voortgang van de zaak, waaraan de rechter niet is gebonden en waarop hij dus kan terugkomen. Een dergelijke instructie van de zaak is niet te beschouwen als een bindende eindbeslissing. Dat deze door [eisers] als voorlopige oordeel begrepen instructie voor haar aanleiding is geweest om, in afwachting van het deskundigenbericht de (diverse) verweren van [gedaagden] op dat moment niet te weerspreken, moet dus voor haar risico blijven.
Het deskundigenbericht
2.10.
[gedaagden] hebben gesteld dat de oude haag bestond uit bramen, klimop en een 4 m lange haag van meidoorn. De meidoornhaag was volgens [gedaagden] 2 m hoog, de rest van de haag was 1,70 m hoog. De oorspronkelijke oprit was volgens [gedaagden] 3,5 m breed.
2.11.
Met betrekking tot de vraag naar aantal en de persoon van de te benoemen deskundigen en de aan deze voor te leggen vragen hebben [gedaagden] geantwoord dat zij de benoeming van één deskundige voldoende vinden, dat zij landschaps- en tuinarchitect [naam] , te [plaats] voorstellen als te benoemen deskundige en dat zij akkoord zijn met de door de rechtbank voorgestelde vragen.
2.12.
Volgens [eisers] was de hoogte van de oude haag tussen de 1,50 m en 2 m. Zij merken in dat verband nog op dat de voortuin in het verleden volledig was omsloten, niet alleen door een haag maar ook door struiken en bomen. Na de aanleg van de nieuwe oprit ligt de voortuin volledig open. Om te komen tot een situatie die overeenstemt met de oude situatie is volgens hen een haag op hoogte dan ook absoluut noodzakelijk. De nieuwe haag moet derhalve ook wintergroen zijn. Daarom is gekozen voor een taxushaag. De oude haag kon er volgens [eisers] voor zorgen dat er geen inkijk mogelijk was, doordat in de winter de inkijk mede werd voorkomen door de haag zelf en door wat er achter stond: bomen en struiken. [eisers] stellen te hebben gekozen voor een taxushaag, omdat deze het beste aansluit op de bestaande hagen. Wat de breedte van de oprit betreft stellen [eisers] , naar de rechtbank begrijpt, dat deze 3,5 m was, zodat de te benoemen deskundige, gelet op hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis onder 4.29. heeft overwogen, van dat gegeven kan uitgaan.
2.13.
Zoals de rechtbank in het tussenvonnis onder 4.25. al had overwogen, hebben [eisers] ter bescherming van hun privacy recht op een erfafscheiding, die zoveel mogelijk – wat betreft de aard en de hoogte – lijkt op de gerooide haag.
2.14.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de gerooide haag op grond van de gemengde samenstelling in de zomer en winter ondoorzichtig was en dat deze tussen de 1,5 m en 2 m hoog was. Derhalve is het gerechtvaardigd dat door hen vergoeding wordt gevorderd van de kosten van de aanleg van een haag die enkel bestaat uit taxus, met een hoogte van ongeveer 1,75 m, nu een dergelijke haag ondoorzichtig is en in zomer en winter groen is, zodat deze dezelfde mate van privacy biedt als de gerooide haag. De rechtbank zal de voorgestelde vraag 5 aan de deskundige dan ook aanpassen, in die zin dat enkel nog zal worden gevraagd wat de kosten zijn van een aan te planten taxushaag met een hoogte van 1,75 m en een lengte van 11 m.
2.15.
Ten aanzien van de aan de te benoemen deskundige voor te leggen vragen, hebben [eisers] suggesties gedaan voor een andere vraagstelling. De rechtbank zal die suggesties niet overnemen, nu deze, zoals [eisers] zelf al vermoeden, geen relevante aanvulling zijn op de door de rechtbank geformuleerde vragen. De rechtbank heeft, gelet op de bezwaren van [eisers] tegen een door [gedaagden] voorgestelde deskundige, zelf een deskundige aangezocht, zie hierna in het dictum onder 3.3.
2.16.
[eisers] wijzen er terecht op dat in de voorgestelde vraag 1 ten onrechte wordt verwezen naar rechtsoverweging 4.30., zodat de rechtbank die verwijzing in de definitieve vraagstelling zal schrappen.
2.17.
Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Mede gelet op dat debat zal de rechtbank de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.18.
In de vorige beslissing is al aangekondigd door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd.
2.19.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.20.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.21.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat het tussenvonnis van 27 maart 2019 als volgt moet worden verbeterd:
  • de overwegingen 5.2. en 5.3. moeten worden geschrapt;
  • de overwegingen 5.4, 5.5. en 5.6. moeten respectievelijk worden hernummerd tot 5.2., 5.3. en 5.4.;
  • de verwijzing naar rechtsoverweging 4.30. in vraag in rechtsoverweging 4.31. moet worden verwijderd;
3.2.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Is juist de stelling van [eisers] , dat in verband met de mindere stabiliteit van de bodem op de plek waar de nieuwe oprit is aangelegd ten opzichte van de grond waar de oorspronkelijke oprit was gelegen, voor de aanleg van de nieuwe oprit bijzondere, andere materialen noodzakelijk zijn dan enkel het soort grind/kiezel van de oorspronkelijke oprit?
Zo u vraag 1 bevestigend beantwoordt, was het daartoe noodzakelijk om de nieuwe oprit te laten vervaardigen met een opsluitband van kinderkoppen in beton, en een halfverharding van grind 8-16 parelmengsel, in combinatie met mevoraster grindplaten?
Zo u vraag 2 bevestigend beantwoordt, zijn de door [eisers] in verband daarmee gevorderde kosten redelijk en, zo nee, welke kosten acht u wel redelijk?
Zo u vraag 2 ontkennend beantwoordt, wat zijn de redelijke kosten van het aanbrengen van dezelfde soort grind/kiezel als op de oorspronkelijke oprit?
Wat zijn de kosten van een aan te planten taxushaag (taxus baccata) met een hoogte van 1,75 en een lengte van 11 m?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.3.
benoemt tot deskundige:
J.J.H.F. Klinkers van Tuinadviesbureau en Hoveniersbedrijf J. Klinkers;
correspondentieadres: Hegstraat 9, 6161 BC Geleen;
telefoon: 046 – 4752283;
e-mailadres: info@hovenierklinkers.nl;
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 733,74 inclusief btw;
3.5.
bepaalt dat [eisers] het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eisers] hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen;
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met beide partijen te bepalen tijd en plaats;
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen;
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan;
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd;
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
overige bepalingen
3.14.
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers] op een termijn van vier weken;
3.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT