ECLI:NL:RBLIM:2019:6564

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
03/700072-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens ontbreken concreet voordeel

Op 10 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen Avraam [verdachte], die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] vast te stellen, geschat op 22.691,34 euro. Tijdens de zitting op 26 juni 2019 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging betoogd dat de vordering afgewezen moest worden, omdat niet was aangetoond dat [verdachte] daadwerkelijk voordeel had verkregen uit de strafbare feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] was veroordeeld voor het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, maar er was onvoldoende bewijs dat hij financieel voordeel had genoten van de verkoop van deze hennep. De rechtbank concludeerde dat er geen concreet voordeel voor [verdachte] was aangetoond, en heeft daarom de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. A.P.A. Bisscheroux, en de andere rechters waren mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. A.K. Kleine. De griffier was mr. O.A.G. Corten.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700072-17 (ontneming)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 10 juli 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboorteplaats] 1981,
wonende te [adres 1] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat, kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2019. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/700072-17. Op 10 juli 2019 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie had dit bedrag in eerste instantie geschat op 22.691,34 euro.

3.Het oordeel van de rechtbank

3.1
Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 10 juli 2019 is [verdachte] veroordeeld wegens
-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 16 februari 2017.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan.
3.2
Beoordeling van de rechtbank
Ter terechtzitting van 26 juni 2019 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden, omdat – kort gezegd – niet is gebleken dat [verdachte] daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
[verdachte] is in de strafzaak veroordeeld wegens het samen met medeverdachte [naam] aanwezig hebben van 14.150 gram hennep in zijn woning aan de [adres 2] te Kerkrade. Deze hennep betrof een (deel van) de oogst van een hennepplantage die zich voordien bevond in de woning van medeverdachte [naam] aan de [adres 3] te Landgraaf, welke hennepplantage van medeverdachte [naam] was. Het dossier bevat voldoende aanwijzingen dat naast de aangetroffen hennep ook reeds hennep was verkocht. Echter, niet is gebleken dat de opbrengst van die overige hennep (ook) ten gunste van [verdachte] is gekomen. Immers, niet is gebleken dat hij, behalve wetenschap van de aanwezigheid van de hennep en beschikkingsmacht daarover, enige andere betrokkenheid had waaruit voordeel verkregen werd. Bij het gebrek aan enig concreet voordeel voor [verdachte] , zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter,
mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. A.K. Kleine, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2019.
Buiten staat
Mr. drs. J.M.A. van Atteveld is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700072-17 (ontneming)
Proces-verbaal van de openbare zitting van 10 juli 2019 in de zaak tegen:
Avraam [verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboorteplaats] 1981,
wonende te [adres 1] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsman is mr. Th. Boumans, advocaat, kantoorhoudende te Heerlen.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
[verdachte] is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt de beslissing uit en geeft [verdachte] kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.