ECLI:NL:RBLIM:2019:6650

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
03/659376-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wegens een serie fietsendiefstallen samen met partner

Op 24 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn toenmalige vriendin een serie fietsendiefstallen heeft gepleegd in Meijel. De verdachte, geboren in 1976, werd bijgestaan door advocaat mr. M. Broere. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 juli 2019, waarbij zowel de verdachte als de officier van justitie hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte het stelen van in totaal 11 fietsen in oktober 2017, waarbij de rechtbank oordeelde dat de serie diefstallen als één feitencomplex moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, ondanks dat de fietsen telkens door één van hen werden weggenomen. De rechtbank achtte het medeplegen bewezen, omdat beide verdachten betrokken waren bij de uitvoering en afhandeling van de diefstallen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de schade aan de benadeelde partijen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de schadevergoeding aan de slachtoffers van de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659376-17
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M. Broere, advocaat kantoorhoudende te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juli 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
-
in oktober 2017 in Meijel, al dan niet samen met zijn toenmalige vriendin, in totaal 11 fietsen heeft gestolen.
De rechtbank heeft – ter bevordering van de leesbaarheid – de opsomming van de fietsen en daarmee corresponderende slachtoffers in de tenlastelegging voorzien van de letters a. tot en met k.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld:
  • dat verdachte zal worden vrijgesproken van de diefstallen van de Gazelle Orange zoals genoemd onder a. en de fietsen genoemd onder b., c., d. en h.,
  • dat het onderdeel medeplegen niet bewezen verklaard kan worden bij de diefstallen van de fietsen genoemd onder g. en i.,
  • dat het dossier wel voldoende bewijs bevat voor de diefstallen van de fietsen genoemd onder i. en j. door verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
In oktober 2017 vond in het Noord-Limburgse dorp Meijel een serie fietsendiefstallen plaats. Meerdere fietsen werden in die periode gestolen vanaf openbare plaatsen, zoals de bushalte en het tankstation. Mede dankzij oplettende buurtbewoners en de inzet van lokfietsen door de politie, waaronder ook een traceerbare lokfiets, werd uiteindelijk een aantal fietsen teruggevonden en konden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] worden aangehouden. Zowel [medeverdachte] als haar toenmalige vriend [verdachte] bekenden uiteindelijk dat zij een groot aantal fietsen hadden gestolen.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
i. Medeplegen
Verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] hebben elk bekend een aantal fietsen gestolen te hebben. Gelet op wat ter zitting naar voren is gekomen en gelet op de inhoud van het dossier, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachten deze serie fietsendiefstallen ‘tezamen en in vereniging’ hebben gepleegd of dat zij elk afzonderlijk, dus alleen, een aantal fietsen hebben gestolen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen voor alle fietsendiefstallen, omdat – kort gezegd – feitelijk sprake is van een familiebedrijf in fietsendiefstallen, waarbij de verdachten gelijkwaardige, inwisselbare rollen hadden, beiden fietsen stalen, beiden betrokken waren bij de verkoop en de buit ook gelijkelijk verdeelden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, enkel om er vanaf te zijn, heeft verklaard dat ze het ‘samen hebben gedaan’ maar dat die verklaring niet voldoende is voor het aannemen van medeplegen. Daarvoor moet per fiets afzonderlijk beoordeeld worden of het dossier voldoende bewijs bevat voor bewezenverklaring van die diefstal, al dan niet in vereniging. Dat zou dan moeten leiden tot diverse (deel)vrijspraken, omdat een aantal fietsen door de medeverdachte zouden zijn weggenomen dan wel dat beide verdachten verklaren simpelweg niet meer te weten wie de betreffende fiets heeft gestolen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
In oktober 2017 werden in Meijel – voor zover relevant in deze zaak – 12 fietsen gestolen. Verdachte en de medeverdachte woonden destijds samen aan de [adres medeverdachte] . Enkele van de gestolen fietsen werden door de eigenaars zelf teruggevonden nabij die woning en uiteindelijk vond de politie ook nog een aantal gestolen fietsen terug in de slaapkamer van die woning. Niet alle fietsen werden overigens teruggevonden; een aantal bleek al verkocht.
Zowel verdachte als de medeverdachte verklaarden elk over zichzelf dat zij een aantal van die fietsen gestolen hebben. Van sommige fietsen weten ze het niet zeker, maar wel dat een van hen die gestolen heeft en in een geval verklaarden ze allebei dat ze die fiets gestolen hebben. Uiteindelijk verklaarde verdachte ter zitting dat zij ‘samen’ alle fietsen hebben gestolen.
De rechtbank deelt niet de opvatting van de verdediging dat voor elke fiets afzonderlijk de wegnemingshandeling en het medeplegen beoordeeld moet worden. Deze serie fietsendiefstallen kan naar het oordeel van de rechtbank wel degelijke als één feitencomplex bezien en beoordeeld worden, mits maar voldaan is aan een nauwe en bewuste samenwerking voor die hele serie fietsendiefstallen.
In dat kader overweegt de rechtbank het volgende. Beide verdachte hebben elk in een korte periode van een maand meerdere fietsen weggenomen. Die fietsen werden vervolgens in of bij de gezamenlijke woning gestald. Beide verdachten waren ook op de hoogte van elkaars handelen. Daarmee hadden zij voor wat betreft het wegnemen een inwisselbare rol: het maakte niet uit wie de fiets wegnam, de fiets werd sowieso meegenomen naar de gezamenlijke woning. Afhankelijk van ieders kennis en vaardigheden, hadden beide verdachten ná de wegneming ook nog een rol: verdachte [verdachte] verwijderde, indien nodig, met een slijptol het slot van de fietsen en zorgde ervoor dat er een nieuw slot op de fiets kwam. Beiden maakten vervolgens foto’s van de fietsen ten behoeve van advertenties. Verdachte [medeverdachte] plaatste die advertenties vervolgens op het internet. Beiden waren uiteindelijk ook betrokken bij de verkoop, zo blijkt uit de verklaring van [koper fietsen] , die een aantal fietsen van hen heeft gekocht. De opbrengst kwam uiteindelijk ten goede aan beide verdachten.
Hoewel de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van medeplegen, zijn zowel uit het dossier als ter zitting geen concrete contra-indicaties voor dat medeplegen gebleken. Onder voormelde omstandigheden hielden verdachte en de medeverdachte de fietsendiefstallen in stand. Stal de ene, dan hielp de ander met de verdere afhandeling en vice versa. Belangrijk acht de rechtbank hierbij ook dat geen van de verdachten zich heeft gedistantieerd van de diefstallen die door de ander zouden zijn gepleegd. Deze diefstallen werden gepleegd terwijl verdachten een relatie hadden en samenwoonden. Ze voerden de activiteiten rondom het wegnemen en handel van de fietsen gezamenlijk uit en de opbrengsten kwamen ten goede aan de gezamenlijke huishouding. Hoewel verdachte verklaarde dat zij niet uitdrukkelijk het plan hebben besproken om fietsen te stelen, blijkt hieruit naar het oordeel van de rechtbank evenwel van een stilzwijgende afspraak tussen beiden om die fietsen te stelen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering bij het wegnemen van elke fiets afzonderlijk, is de bijdrage van verdachte aan de diefstal van de fietsen door de medeverdachte naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank verwerpt dus het verweer van de verdediging en acht het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
ii. Overige
a. Zoals de officier van justitie ter zitting opmerkte, waren de fietsen genoemd onder d. en h., van de kinderen van de betreffende aangevers. Daarom zijn niet de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de slachtoffers, maar hun kinderen. Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met het wegstrepen van de voorletters, nu die voorletters een kennelijke vergissing betreffen.
b. De rechtbank heeft geconstateerd dat het bewijs van ontvangst van de aan [slachtoffer 3] terug gegeven fiets (pag. 124) een ander goednummer vermeldt dan de op de kennisgeving van inbeslagneming vermelde soortgelijke fiets (pag. 103). Bovendien blijkt uit de bevindingen van de politie (pag. 123) niet dat de door [slachtoffer 3] herkende fiets een van de fietsen is die bij verdachte is aangetroffen. Dat zou de vraag kunnen doen rijzen of de fiets van [slachtoffer 3] wel een van de fietsen is die bij verdachte is aangetroffen. Die vraag wordt evenwel beantwoord in het verhoor van verdachte [medeverdachte] (pag. 163). De politie houdt haar voor dat fiets #5 in hun woning is aangetroffen. Uit de bijlagen (pag. 169) blijkt dat fiets #5 op 12 oktober 2017 is gestolen vanaf de [adres] , wat overeenkomstig de verklaring van [slachtoffer 3] is (pag. 119). Bovendien komt het vermelde BVH-nummer overeen met de aangifte en komt de foto bij het verhoor (pag. 172) overeen met de foto bij de aangifte (pag. 122). Verdachte [medeverdachte] verklaarde dat verdachte [verdachte] deze fiets heeft gestolen (pag. 163).
c. Ter zitting is gebleken dat de fiets die toebehoorde aan slachtoffer [slachtoffer 11] (genoemd onder k.) – wellicht per abuis – niet is opgenomen in de tenlastelegging. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit niet gecorrigeerd kan worden door bewezenverklaring van de diefstal van “enig goed” van dit slachtoffer. De tenlastelegging vermeldt immers geen weggenomen goed, dus een alternatief daarvoor is ook niet mogelijk. Daardoor zal de bewezenverklaring luiden dat verdachte niet 12, maar 11 fietsen heeft gestolen, waarbij [slachtoffer 11] als slachtoffer is geschrapt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
in de periode van 28 september 2017 tot en met 30 oktober 2017 te Meijel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
meerdere lokfietsen (merk/type Sparta Ion, kleur grijs en Gazelle Orange, kleur blauw) en
een fiets (merk/type Batavus Old Dutch, kleur zwart) en
een fiets (merk/type Gazelle Laguna, kleur blauw/groen) en
een fiets (merk/type Altra Cumlante, kleur groen) en
en fiets (merk/type Sparta Granny Omafiets, kleur zwart) en
een fiets (merk/type Gazelle Free, kleur blauw) en
een fiets (merk/type Batavus Compass, kleur grijs) en
een fiets (merk/type Batavus Old Dutch, kleur zwart) en
een fiets (merk/type Sparta Ithaka, kleur grijs) en
een fiets (merk/type Batavus Old Dutch-3, kleur zwart) en
toebehorende aan:
[slachtoffer 4] of
[slachtoffer 5] of
[slachtoffer 6] of
[slachtoffer 1] of
[slachtoffer 7] of
[slachtoffer 8] of
[slachtoffer 3] of
[slachtoffer 2] of
[slachtoffer 9] of
[slachtoffer 10] .
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – kort gezegd – verdachte af te straffen met een taakstraf van circa 60 uren en om verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft samen met zijn toenmalige vriendin in een periode van ongeveer een maand 11 fietsen gestolen in Meijel. Daarmee heeft hij voor veel overlast en schade in de buurt gezorgd. Zo kan het zijn dat slachtoffers geen vervoermiddelen meer hadden en daarbij ook nog eens voor honderden euro’s gedupeerd werden. Enkele van de ‘gelukkigen’ die hun fiets terug ontvingen, werden ook nog eens opgezadeld met reparatiekosten of kosten voor vervanging van onderdelen zoals een slot. Zoveel fietsendiefstallen in een dorp in een korte periode, zorgt buiten twijfel ook nog eens voor een gevoel van onveiligheid. Kortom: zeer vervelende feiten. Verdachte trok zich daar echter niets van aan en bekommerde zich kennelijk alleen om het geld dat hij met de verkoop van die fietsen kon verdienen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor een serie fietsendiefstallen als deze een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd.
Temeer gelet op de omstandigheid dat verdachte al veelvuldig voor soortgelijke strafbare feiten, alhoewel langer geleden, is veroordeeld, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dus passend zijn. De rechtbank zal evenwel ook rekening houden met de omstandigheid dat verdachtes leven zich al kenmerkt door problemen op allerlei leefgebieden, zoals blijkt uit het reclasseringsadvies van 13 juni 2019. Zo heeft hij psychische problemen, waarvoor hij overigens wel in behandeling gaat, is hij verslaafd aan GHB en speed, waardoor hij ook al lange tijd niet kan werken en heeft hij schulden. Ter zitting is gebleken dat verdachte inmiddels op vrijwillige basis in een kliniek verblijft. In eerste instantie om af te kicken en vervolgens voor diagnostisering en eventuele behandeling.
De rechtbank kan zich vinden in het verzoek van de raadsman om – anders dan de reclassering heeft geadviseerd – geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte ondergaat momenteel op vrijwillige basis een detox en is van plan om daarna ook de behandeling te volgen. Gelet op zijn weerstand tegen een verplicht justitieel kader zal de rechtbank verdachte ook de kans geven om aan te tonen dat hij daadwerkelijk van goede wil is. Naar het oordeel van de rechtbank is het risico echter groot dat verdachte zal terugvallen in middelengebruik en daarmee samenhangend mogelijk strafbare feiten als hij zijn detox en behandeling niet adequaat voortzet. Daarmee zal ook langs die weg tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf op de loer liggen.
Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. Wel waardeert de rechtbank de feiten anders dan de officier van justitie, waardoor het voorwaardelijk deel van de straf hoger zal zijn. Een taakstraf acht zij thans niet geïndiceerd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Nu verdachte reeds 4 dagen in detentie heeft doorgebracht, betekent dit dat hij niet terug naar de gevangenis hoeft, mits hij in de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten pleegt.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende slachtoffers hebben zich in de strafzaak gevoegd als benadeelde partijen:
[slachtoffer 7](fiets e.) heeft verzocht om een schadevergoeding van 22,95 euro voor vergoeding van een veiligheidsslot.
[slachtoffer 3](fiets g.) heeft verzocht om een schadevergoeding van 66,58 euro, bestaande uit de volgende posten:
fietsslot: 17,65 euro
jasbeschermer: 18,93 euro
één uur werken voor vervangen onderdelen: 30,00 euro
[slachtoffer 9](fiets i.) heeft verzocht om een schadevergoeding van 156,15 euro voor vergoeding van reparatiekosten, bestaande uit de volgende onderdelen:
bagagedrager: 42,50 euro
slot: 27,50 euro
binnenband: 7,50 euro
spatbordbeugel: 8,65 euro
montage: 45,00 euro
offerte maken: 25,00 euro
[slachtoffer 10](fiets j.) heeft verzocht om een schadevergoeding van 500 euro voor vergoeding van de gestolen fiets.
Alle benadeelden hebben tevens verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] toewijsbaar. Hij is van mening dat de vordering van [slachtoffer 10] afgewezen moet worden, omdat [slachtoffer 10] zijn fiets nadien alsnog terug heeft ontvangen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 7] . De raadsman heeft de vordering van [slachtoffer 3] betwist voor wat betreft (b.) de jasbeschermer – nu de beschadiging daarvan onvoldoende blijkt – en bij gebrek aan onderbouwing (c.) van de 30 euro als vergoeding voor de tijd die nodig was om de nieuwe onderdelen te monteren. Voorts heeft de raadsman de vordering van [slachtoffer 9] betwist voor wat betreft de bagagedrager, nu onduidelijk is of die op voorhand al kapot was. De raadsman heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 10] afgewezen moet worden, omdat [slachtoffer 10] zijn fiets nadien alsnog terug heeft ontvangen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte zijn de fietsendiefstallen bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal voor die feiten worden veroordeeld.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van [slachtoffer 7] , die door de verdediging niet is weersproken, integraal voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op
22,95 euro.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank begrijpt dat het voor het slachtoffer zeer vervelend is dat hij zelf nog de fiets na een diefstal moet repareren. De korte – eigen – tijd die daarvoor nodig is, is echter geen schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Die post, ter waarde van 30 euro, zal de rechtbank dus afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige deel van de vordering – ook de jasbeschermer – voldoende onderbouwd en redelijk en daarmee voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van (17,65 + 18,93 =)
36,58 euro.
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
Anders dan de raadsman heeft gesteld, constateert de rechtbank dat aangeefster [slachtoffer 9] in haar aangifte juist wel al meteen naar voren heeft gebracht dat de bagagedrager van de fiets af is (pag. 128). Deze vordering is voor wat betreft dit onderdeel naar het oordeel van de rechtbank dus voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van [slachtoffer 9] ook voor het overige, wat door de verdediging niet is weersproken, en daarmee integraal, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op
156,15 euro.
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
heeft de vordering ondertekend op 6 november 2017 en deze is op 16 november 2017 ontvangen door het openbaar ministerie. Uit het dossier blijkt echter dat [slachtoffer 10] op 16 november 2017 alsnog de fiets terug heeft ontvangen (pag. 137). Nu [slachtoffer 10] de fiets alsnog terug heeft ontvangen en niet is gebleken van overige schade, is geen sprake meer van schade. Daarom moet deze vordering afgewezen worden. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Algemeen
Verdachte is naar burgerlijk recht – samen met de medeverdachte, hoofdelijk – aansprakelijk voor de schades.
De rechtbank – voor wat betreft de (gedeeltelijk) toegewezen vorderingen – zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormelde bedragen gemaakt, tot heden begroot op nihil.
De rechtbank zal per benadeelde partij tevens aan verdachte, ook hoofdelijk, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Schadevergoedingsmaatregelen
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers van de daarbij vermelde
bedragen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen
hechtenis:
  • [slachtoffer 7] 22,95 euro 1 dag 18 oktober 2017,
  • [slachtoffer 3] 36,58 euro 1 dag 8 november 2017,
  • [slachtoffer 9] 156,15 euro 3 dagen 3 november 2017,
met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode vanaf de datum, genoemd bij bovenvermelde bedragen, tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover deze bedragen door de mededader zijn betaald, de verdachte niet gehouden is deze bedragen aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. N.H.W. Montulet-Van der Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2019.
Buiten staat
Mr. N.H.W. Montulet-Van der Meer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 september 2017 tot en met 30 oktober 2017 te Meijel, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
een of meerdere lokfiets(en) (merk/type Sparta Ion, kleur grijs en/of Gazelle Orange, kleur blauw) (aangifte, pag. 54-57 + pag. 143-150) en/of
een fiets (merk/type Batavus Old Dutch, kleur zwart) (pag. 82-83) en/of
een fiets (merk/type Gazelle Laguna, kleur blauw/groen) (aangifte, pag. 85-86) en/of
een fiets (merk/type Altra Cumlante, kleur groen), (aangifte, pag. 92-95) en/of
en fiets (merk/type Sparta Granny Omafiets, kleur zwart) (aangifte, pag. 58-60) en/of
een fiets (merk/type Gazelle Free, kleur blauw) (aangifte, pag. 114-117) en/of
een fiets (merk/type Batavus Compass, kleur grijs) (aangifte, pag. 119-122) en/of
een fiets (merk/type Batavus Old Dutch, kleur zwart) (aangifte, pag. 125-125) en/of
een fiets (merk/type Sparta Ithaka, kleur grijs) (aangifte, pag. 128-131) en/of
een fiets (merk/type Batavus Old Dutch-3, kleur zwart) (aangifte, pag. 133-136) en/of
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 9] en/of
[slachtoffer 10] en/of
[slachtoffer 11] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Horst / Peel en Maas, registratienummer PL2300-2017191746, gesloten d.d. 11 januari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 197.