ECLI:NL:RBLIM:2019:6687

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
03/700260-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling, bedreiging en beschadiging van eigendom

Op 19 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 10 juli 2018 meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van [slachtoffer 1], bedreiging van meerdere medewerkers van [naam instantie] en het opzettelijk beschadigen van een auto die toebehoorde aan [slachtoffer 7]. Tijdens de zitting op 5 juli 2019 zijn de verdachte en haar raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar te slaan, en dat zij meerdere medewerkers heeft bedreigd met de dood. Ook is bewezen dat de verdachte opzettelijk een auto heeft beschadigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 dagen, gelijk aan de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan [slachtoffer 7] voor de beschadiging van haar auto. De rechtbank heeft de vordering van [naam instantie] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen rechtstreekse schade betrof. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de psychische gesteldheid van de verdachte en haar verleden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700260-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B. van Rhijn, advocaat, kantoorhoudende te Doorn.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2019. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 2:meerdere personen heeft bedreigd;
Feit 3:een auto heeft beschadigd/vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft verwezen naar de aangiften en de camerabeelden. Ten aanzien van feit 3 heeft zij nog verwezen naar getuigenverklaringen en een proces-verbaal van bevindingen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1:
Op 10 juli 2018 was [slachtoffer 1] aan het werk bij [naam instantie] te Maastricht. Een patiënte, verdachte, bevond zich in de extra beveiligde ruimte. Zij was agressief. [slachtoffer 1] wilde uit veiligheidsoverwegingen de deur naar buiten openen. Zij liep voor de verdachte uit. Op het moment dat zij de deur opende, voelde zij een harde klap achter op haar hoofd. [2] [slachtoffer 1] ’ collega, [slachtoffer 2] , zag dat de verdachte met een vlakke hand achter op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. [3]
Op camerabeelden van [naam instantie] is te zien dat de verdachte met de vlakke hand op het achterhoofd van [slachtoffer 1] slaat. [4]
Op grond van de aangifte, de getuigenverklaring en de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer 1] tegen haar hoofd heeft geslagen. De rechtbank acht feit 1 daarom bewezen.
Feit 2:
Op 10 juli 2018 deden [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aangifte van bedreiging door de verdachte. Op eerder genoemde dag waren zij werkzaam bij [naam instantie] te Maastricht en hadden zij contact met de verdachte. [5] [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de verdachte bij de spoedzorg was. Zij was erg boos. Terwijl [slachtoffer 5] de verdachte aansprak zei de verdachte: “Jullie hebben mij kapot gemaakt, nu maak ik jullie kapot.” [6] [slachtoffer 2] hoorde de verdachte roepen: “Als ik je buiten tegenkom, doe ik je wat aan.” [7] [slachtoffer 3] hoorde de verdachte roepen: “Klootzakken, jullie hebben mijn leven kapot gemaakt, ik maak je kapot, ik krijg jullie nog wel.” [8]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij hoorde dat de verdachte riep: “Ik ga jullie allemaal kapot maken.” [9] [slachtoffer 6] heeft ten slotte verklaard dat de verdachte riep: “Als ik jullie op het terras zie zitten, steek ik een mes in jullie rug.” [10]
Gelet op de aangiften stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangevers heeft bedreigd. Hoewel de bewoordingen uit de verschillende aangiften verschillen, staat wel vast dat de bedreiging tegen het leven was gericht. De rechtbank acht het feit dan ook bewezen.
Feit 3:
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte op 10 juli 2018, nadat zij medewerkers van [naam instantie] te Maastricht had bedreigd, naar buiten is gelopen. Ze liep naar de parkeerplaats en bleef daar staan bij een zwarte Volkswagen Polo, voorzien van een Belgisch kenteken. Aan de achterzijde van de auto maakte zij een beweging met haar arm. [11]
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte met een voorwerp de achterkant van een auto (kenteken [kenteken] ) bekrast. [12] [slachtoffer 7] was eigenaar van de auto met voornoemd kenteken. Zij zag dat op de achterzijde van haar auto een “verse” kras zat. [13]
De politie kwam ter plaatse en zag dat de verdachte een sleutelbos in haar hand hield. [14]
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] , de camerabeelden en de bevindingen van de politie, stelt de rechtbank vast dat de verdachte met een sleutelbos een kras op de achterkant van een auto heeft gezet. De verdachte heeft hierdoor de auto beschadigd. Feit 3 kan dan ook bewezen worden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1.

op 10 juli 2018 te Maastricht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar te slaan;

2.

op 10 juli 2018 te Maastricht [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde personen dreigend de woorden toe te voegen "ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

3.

op 10 juli 2018 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [slachtoffer 7] toebehoorde, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
mishandeling
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Tijdens het onderzoek is opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de geestesvermogens van de verdachte. Psycholoog Van der Weegen heeft verdachte benaderd voor het maken van een afspraak. Omdat de verdachte niet wilde meewerken, was onderzoek naar de geestesvermogens en de eventuele mate van toerekenen niet mogelijk.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 dagen, met aftrek van de duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft met haar strafeis beoogd dat de verdachte niet dient terug te keren in detentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Subsidiair heeft hij verzocht een (voorwaardelijke) taakstraf op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van één en bedreiging van meerdere medewerkers van [naam instantie] . De verdachte is tijdens een bezoek aan [naam instantie] in woede ontstoken. Zij was niet meer voor rede vatbaar en heeft in haar woede medewerkers met de dood bedreigd. Bij het verlaten van het gebouw heeft zij een medewerkster tegen het hoofd geslagen. Eenmaal buiten, heeft zij op de parkeerplaats nog een auto beschadigd door er een flinke kras op te zetten. Met haar handelen heeft de verdachte kennelijk haar onvrede over [naam instantie] willen uiten. Het mag duidelijk zijn dat zij met haar handelen een grens heeft overschreden. Haar gedrag kan niet getolereerd worden.
Ter zitting is gebleken dat de verdachte nog altijd zeer gefrustreerd is over de gang van zaken bij [naam instantie] .
In het reclasseringsadvies wordt geconcludeerd dat de verdachte geen procriminele houding heeft, maar wel ernstig grensoverschrijdend gedrag vertoont waardoor de verdachte in aanraking komt met justitie. [15] De verdachte provoceert en maakt beledigende opmerkingen. Hierdoor komt zij in conflict met haar omgeving en verwijt zij deze vervolgens de oorzaak te zijn van haar problemen. Verdachte geeft zelf aan gediagnosticeerd te zijn met een autisme spectrum stoornis in de vorm van Asperger. Daarnaast benoemt zij borderlineklachten. Zij gebruikt cannabis als pijnbestrijding. Het grootste risico wordt gezien in haar psychische gesteldheid. Ook tijdens de gesprekken met de reclassering laat verdachte grensoverschrijdend, theatraal en denigrerend gedrag zien waardoor het niet lukt om het gesprek op een positieve manier af te ronden. Duidelijk werd dat een (voorgenomen) plan van aanpak niet uitvoerbaar is. De rapporteur heeft het vermoeden dat het getoonde gedrag bewust werd ingezet en voortkomt uit persoonlijkheidsproblematiek, maar dat zal door een gedragsdeskundige moeten worden vastgesteld. De rapporteur constateert dat de verdachte over weinig zelfreflecterend vermogen beschikt en anderen de schuld geeft van haar problemen. De kans op recidive wordt, evenals het onttrekken aan eventueel op te leggen voorwaarden, ingeschat als hoog. De rapporteur denkt dat de verdachte niet te begeleiden is in een ambulant kader en adviseert om de verdachte in geval van een veroordeling een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
De verdachte werd op 10 juli 2018 aangehouden en heeft vervolgens 17 dagen in voorarrest doorgebracht. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat bij de strafoplegging kan worden volstaan met de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het is duidelijk dat de verdachte kampt met de nodige problemen. Ter zitting is gebleken dat de verdachte inmiddels weer in behandeling is bij een psychiater. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte aan zichzelf kan werken en op die manier haar leven weer kan oppakken.
De officier van justitie is uitgegaan van een voorarrest van 18 dagen. De verdachte heeft echter 17 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank zal daarom afwijken van de strafeis en een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam instantie] Maastricht en [slachtoffer 7] hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
[naam instantie] vordert een bedrag van € 150,-, omdat de verdachte schade aan planten in bloempotten heeft veroorzaakt.
[slachtoffer 7] vordert een bedrag van € 200,- (eigen risico) vanwege de beschadiging aan haar auto.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [naam instantie] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vernieling van planten niet aan de verdachte ten laste is gelegd. Zij heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 7] toe te wijzen en deze te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van [naam instantie] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7] heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat [naam instantie] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Het betreft geen rechtstreekse schade, nu het vernielen van planten niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
De vordering van [slachtoffer 7] kan worden toegewezen. Zij heeft immers rechtstreeks schade geleden als gevolg van feit 3, de beschadiging van haar auto. De vordering is onderbouwd door middel van bewijsstukken van de schade. De rechtbank zal de vordering verhogen met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] , wonende te Maastricht, te betalen € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 10 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] , van € 200,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij [naam instantie] te Maastricht niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2019, zijnde mr. M.E.M.W. Nuijts buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 10 juli 2018 te Maastricht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar te slaan;
2.
zij op of omstreeks 10 juli 2018 te Maastricht [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde perso(o)n(en) dreigend de woorden toe te voegen "ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
zij op of omstreeks 10 juli 2018 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 7] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2018104307, gesloten d.d. 11 juli 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 42.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2019, p. 16.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 10 juli 2018, p 19.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2018, p. 14.
5.De processen-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, p. 18, 20, 22, 25 en 27.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] d.d. 10 juli 2018, p. 25.
7.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 juli 2018, p. 19.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 10 juli 2018, p. 20.
9.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 10 juli 2018, p. 23.
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] d.d. 10 juli 2018, p. 27.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 10 juli 2018, p. 23 en 24.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2018, p. 14.
13.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] d.d. 10 juli 2018, p. 29.
14.Het aanvullend proces-verbaal d.d. 17 juli 2018, niet doorgenummerd.
15.Reclasseringsadvies van 27 juni 2019.