Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met twee producties;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 juli 2019.
Rechtbank Limburg
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap aan de orde. Partijen, een vrouw en een man, zijn op 24 september 2002 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. De vrouw heeft op 4 maart 2011 de echtscheiding aangevraagd, maar heeft dit verzoek later ingetrokken. Uiteindelijk is de echtscheiding uitgesproken op 25 juni 2014, waarna de rechtbank heeft bevolen tot verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw vordert nu dat de man meewerkt aan de verdeling van de gemeenschap, waaronder de verkoop van de woning en de verdeling van de inboedel en hypotheekschuld. De man betwist dat er nog een gemeenschappelijke inboedel is en stelt dat er een overeenkomst is gesloten over de verdeling van de goederen.
De rechtbank oordeelt dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de inboedel op 1 december 2014 aanwezig was in de woning. De man wordt toegelaten tot tegenbewijs. De rechtbank stelt vast dat partijen bij overeenkomst van 26 oktober 2018 de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap hebben geregeld, maar dat deze overeenkomst mogelijk als ontbonden moet worden beschouwd als de man niet kan voldoen aan zijn verplichtingen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en laat de man toe tot bewijslevering over de aanwezigheid van de inboedel en de contanten in de woning.