ECLI:NL:RBLIM:2019:6805

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
C/03/248812 / HA ZA 18-191
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor schade door verzakkingen en scheurvorming in woonwagen op standplaats

In deze zaak vordert eiseres, die sinds 1984 op een woonwagenstandplaats in Stein woont, schadevergoeding van de gemeente Stein. Eiseres stelt dat de gemeente aansprakelijk is voor schade aan haar woonwagen, veroorzaakt door verzakkingen en scheurvorming, die het gevolg zouden zijn van de nabijheid van een steil talud. De gemeente betwist deze aansprakelijkheid en stelt dat de schade is veroorzaakt door illegale bouwwerkzaamheden van eiseres zelf. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet aansprakelijk is, omdat de verzakkingen en scheurvorming het gevolg zijn van de door eiseres aangebrachte veranderingen aan de woonwagen en de standplaats. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/248812 / HA ZA 18-191
Vonnis van 24 juli 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiseres,
advocaat mr. M.M.F. Starmans,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE STEIN,
zetelend te Stein,
gedaagde,
advocaat mr. J.F.E. Kikken.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 6,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7,
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • de door [eiser] ten behoeve van de comparitie overgelegde producties 7 en 8,
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2018,
  • de akte van [eiser] met producties 9 en 10,
  • de antwoordakte van de gemeente met producties 8 tot en met 11,
  • de akte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] woont vanaf omstreeks 1984 op het woonwagenkamp te Stein, dat toen nieuw was aangelegd. Zij huurde de standplaats van de gemeente en is steeds op dezelfde standplaats, nu bekend als [adres eiser] , blijven wonen. Naast die standplaats bevond en bevindt zich nog steeds een terrein van de gemeente met steile helling (hierna: het talud) met een maaiveldhoogteverschil van circa 6 meter.
2.2.
[eiser] huurde aanvankelijk een zogenoemde VROM-woonwagen van de gemeente. Omstreeks 1990 heeft zij haar gehuurde woonwagen aan de gemeente teruggegeven en op de standplaats een grotere woonwagen laten plaatsen, die aan haar in eigendom toebehoort. [eiser] heeft in de periode daarna vervolgens zonder vergunning aan de wagen een overkapping en een luifel/afdak aangebouwd (productie ?? 5 gemeente) en een terras met keermuur aangelegd tot op de rand van het talud, deels op grond van de gemeente die niet tot de gehuurde standplaats behoorde.
2.3.
In 2003 bleken er grondverzakkingen te zijn op de standplaats aan de [adres eiser] . De gemeente stelde ter plaatse samen met [betrokkene 1] van NIJBOD Consultancy (door de gemeente ingeschakeld als intermediair tussen gemeente en woonwagenbewoners) een onderzoek in. Gemeenteambtenaar [betrokkene 2] van de groep Nieuwe werken en Beheer vermeldt in een memo van 12 maart 2003 (met kopie aan o.a. [betrokkene 1] ) het volgende:
“(…)INTERN ONDERZOEK
  • In januari 1991 is de standplaats ingemeten (…);
  • Voor deze datum waren er geen klachten van verzakkingen bij Gemeente Stein bekend;
  • Na deze datum is de bestrating van de standplaats door Gemeente Stein uitgebreid;
  • Uitbreiding vond plaats om vervuiling van de aanliggende groenstrook tegen te gaan;
  • Daarna is de woonwagen uitgebreid en de overkapping en het terras met muurtjes aangelegd, zie foto’s.
  • Vergunning voor verbouwing c.q. aanbouw is niet aanwezig; de uitbreiding(en) zijn ook niet gedocumenteerd.
  • Na de stormen van najaar 2002 is één boom in de helling gesnoeid door de Gemeente Stein om schade aan de woonwagen door vallende takken e.d. tegen te gaan. (…)
VOORLOPIGE CONCLUSIES
Conclusie is dat de ondergrond onder een gedeelte van de standplaats verzakt is.
De zettingen zijn het meest zichtbaar langs de rand van de standplaats.
De schadebeelden in de woonwagen kunnen m.i. als volgt verklaard worden.
De overkapping aan de woonwagen wordt ondersteund door twee pilaren.
Deze pilaren steunen op een gemetselde muur vlak langs de rand van de helling, waar de verzakking het grootst is.
Deze verzakkende overkapping vervormt m.i. in zekere zin ook de woonwagen en kan de oorzaak zijn van de klachten binnenshuis. (…)
ADVIES
Om te kunnen bepalen hoe stabiel c.q. draagkrachtig de ondergrond van de betreffende standplaats is dient er grondmechanisch onderzoek te worden uitgevoerd. (…)”
2.4.
Op een door de gemeente als productie 2 overgelegde luchtfoto gedateerd op
19 maart 2003 is te zien dat de woonwagen een rechthoekige vorm heeft en aan de rechterzijde grenst aan het talud. Aan de wagen is een tabs toelopende luifel aangebracht die aansluit op het talud. Ook is een gemetselde muur langs het talud te zien waarop witte beelden zijn geplaatst.
2.5.
De gemeente heeft vervolgens een geotechnisch onderzoek door CONEX laten uitvoeren. Het rapport van CONEX van 20 mei 2003 vermeldt onder meer volgende:
“(…) De verzakkende overkapping is dan ook debet aan de vervorming van de woonwagen en de ten gevolge hiervan ontstane klachten binnenshuis [klemmende muren, gebarsten raam, vervormde wanden ed.]
(..)hebben wij te maken met een gelaagde bodemopbouw, bestaande uit afwisselend leem en zand. Dit hoeft op zich zelf geen problemen op te leveren voor de draagkracht van de grond (..) Edoch direct naast onderhavige locatie bevindt zich een behoorlijke depressie [maaiveldhoogteverschil van meer dan 4 meter]. Daarbij komt dat de woonwagen en het terras met muurtjes op de rand van het talud staan, dit talud nogal een steile helling kent, er nagenoeg geen begroeiing op het talud voorkomt en het talud verzwakt is door de aanwezigheid van rattengangen oid. Eea. komt de stabiliteit van het talud niet ten goede.”
2.6.
In een brief van 12 september 2003 aan de gemeente vermeldt CONEX nog expliciet het navolgende.
“Door het aanbrengen van een bovenbelasting [keermuur en terras] ontstaat een verhoging van de schuifspanningen in het grondlichaam. Door langzaam uitzakken [kruip] van het talud neemt de schuifvastheid snel af.
(..)
Kortom de geconstateerde bodemopbouw is weliswaar heterogeen maar voldoende draagkrachtig voor de ooit beoogde functie [standplaats woonwagen]. De verzakkingen zijn veroorzaakt door het bouwen [terras met keermuur ed.] op de rand van een [te] steil talud welk nagenoeg geen begroeiing kent en ook nog eens door rattengangen ondergraven is.”
2.7.
De gemeente heeft [eiser] , onder verwijzing naar de rapportage van 20 mei 2003 en de brief van CONEX van 12 september 2003, bij brief van 5 december 2003 gesommeerd om de onrechtmatig opgerichte keermuur en de daarop steunende overkapping te (laten) verwijderen. De gemeente heeft in dat verband opgemerkt dat de overkapping zonder toestemming van de gemeente is opgericht en dat sprake is van een onveilige situatie. De gemeente heeft in deze brief voorts opgemerkt dat de onveiligheid wordt veroorzaakt door de plaatsing van de keermuur op de grens van het talud en de verbinding van de draagbalken van de overkapping aan de woonwagen.
2.8.
De gemeente heeft omstreeks april 2004 geconstateerd dat zowel de overkapping als het aangelegde terras waren verwijderd.
2.9.
Op enig moment na/omstreeks 2004 heeft [eiser] opnieuw een terras en een luifel/overkapping aan de taludzijde van haar woonwagen aangebracht. Op de door de gemeente als productie 7 overgelegde luchtfoto, gedateerd op 11 maart 2007, is te zien dat de woonwagen niet meer rechthoekig van vorm is maar aan de voor/straatzijde rond is gemaakt en dat zich aan de taludzijde een luifel bevindt die aan de achterzijde tot boven aan het talud reikt.
2.10.
[eiser] heeft de standplaats, kadastraal bekend als gemeente Stein, sectie D, nummer 3465, groot ongeveer één are en achtenzeventig centiare, op 29 juni 2007 van de gemeente gekocht en dit perceel is op 13 juli 2007 aan haar geleverd. Artikel 12 van de koopovereenkomst vermeldt dat het risico op de koper overgaat zodra de notariële akte van levering is ondertekend.
2.11.
Burgemeester en wethouders van de gemeente hebben naar aanleiding van een aanvraag van [eiser] voor legalisering op 7 april 2011 besloten om aan [eiser] een omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteiten:
  • Bouwen
  • Handelen in strijd met het bestemmingsplan.
2.12.
[eiser] ontdekte in het voorjaar van 2014 dat sprake was van scheurvorming in haar woonwagen en heeft zich vervolgens tot de gemeente gewend. De gemeente heeft een geotechnisch onderzoek laten instellen door Geonius en Geonius verzocht om advies uit te brengen over het eventuele herstel van de fundering van de woonwagen met luifel in verband met verzakking/scheurvorming.
De rapportage van Geonius van 20 oktober 2014 luidt onder meer als volgt.
“(..)
  • Aan de taludzijde van de woonwagen is een luifel geplaatst die steunt op 2 pilaren, die op staal staan gefundeerd (..);
  • De verharding langs de woonwagen onder de luifel bestaat uit een (deels betegelde) betonvloer. Daarnaast zijn een klinkerbestrating en een grindbeton strook aangelegd;
(..)
De steunpunten van de luifel staan direct naast, tot ca. 1,5 m uit de rand van het talud. De hellingsgraad en diepte van het talud zijn niet bekend, geschat wordt dat vanaf de bovenzijde het talud minimaal 6,0 à 8,0 m daalt.
(..)
  • De grondslag in de eerste meters onder maaiveld is verwekingsgevoelig. Bij eventuele lekkages of een slechte afvoer van regenwater kan dat een probleem vormen voor de stabiliteit van de fundering;
  • Direct naast de woonwagen (met terras en luifel) bevindt zich een fors aflopend talud. De hellingsgraad is niet bekend;
  • (..)
  • De ontstane scheurvorming is naar verwachting het gevolg van zettingen en zettingsverschillen;
  • Door externe invloeden, zoals bijvoorbeeld uitspoeling bij langdurige regenval, ondermijning door ongedierte kunnen verdergaande zettingen optreden door instabiliteit van de geroerde leemlaag (..);

Gezien de combinatie van de zeer korte afstand van de woonwagen (met luifel) tot het talud en de aanwezige grondslag is het beste de woonwagen op een ruimere afstand van het talud te herplaatsen en deugdelijk te funderen.

Het plaatsen van bijvoorbeeld een houten damwandscherm langs de bovenzijde van het talud zal enkel eventuele uitspoeling van de toplagen kunnen voorkomen, maar niet de (totale) stabiliteit van het talud kunnen garanderen.
(..)
Het ondersteunen van de fundering zou op verschillende manieren kunnen worden gerealiseerd:
(..)
2. Verbetering eigenschappen ondergrond d.m.v. bodeminjectie;
(..)
RENOVATIEADVIES
(..)
  • Wij verwachten dat de zettingen die de scheurvorming hebben veroorzaakt grotendeels zullen zijn opgetreden; maar wij vermoeden dat de situatie met talud op de langere termijn onvoldoende stabiel kan blijken;
  • (..)
Om verdere zettingen te voorkomen kunnen de eerder (..) genoemde maatregelen worden toegepast (..)”
2.13.
Op (of omstreeks) 21 januari 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden waarbij aanwezig waren: [eiser] , de toenmalige advocaat van [eiser] mr. Dankers, mr. Kikken en de heer [betrokkene 3] , werkzaam bij de gemeente. Als productie 6 bij dagvaarding is een brief (krachtens ondermandaat) afkomstig van (burgemeester en wethouders van) de gemeente overgelegd, gericht aan mr. Dankers, betreffende de inhoud van voormeld gesprek. In deze brief van 3 februari 2015 is onder meer het navolgende vermeld.
“3. Gemeente Stein zoekt graag samen met uw cliënte naar een oplossing, maar betwist dat zij aansprakelijk is voor de schade die uw cliënte mogelijk geleden heeft of lijdt. Mevrouw [eiser] geeft aan dat het verplaatsen van haar woonwagen haar voorkeur heeft. (..)
4. gemeente Stein laat – onverplicht – op haar kosten een deskundigenrapport over verplaatsen van de woonwagen opstellen, waarbij in eerste instantie gekeken wordt naar verplaatsing van de woonwagen naar de standplaats op nr. 14. Deze is momenteel niet in gebruik, maar wordt wel reeds verhuurd. (..)”
2.14.
In opdracht en op kosten van de gemeente is door [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4] ) onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van het verplaatsen van de woonwagen naar de naast gelegen standplaats en is een advies uitgebracht met betrekking tot het uitgevoerde grondonderzoek door Geonius.
[betrokkene 4] vermeldt in haar rapportage van 7 mei 2015 op blad 1 onder meer het volgende:
“Door ondergetekende is geen onderzoek verricht naar omvang en/of oorzaak van de genoemde schade aan woonwagen of standplaats, dit is/was ook geen onderdeel van de verstrekte opdracht. (…)
en op blad 2:
Technisch is dit(verplaatsing woonwagen, rechtbank)
zeer goed mogelijk, er dient wel ernstig rekening gehouden te worden met de complexiteit van de gebouwde woonwagen, deze is op de standplaats door derden verbouwd, hierbij is o.a. een ander dak en een luifel aangebracht en aan achterzijde van de woonwagen is een aanbouw (extra slaapkamer) aangebouwd, niet bekend is op welke wijze dit is uitgevoerd ???? (…)
Kostenraming(…) ca. € 24.000,00 (…)”
en op blad 5 :
“Geonius doet een 3-tal voorstellen:
Ondermetselen
Injecteren
Onderheien
(..)
Er zijn echter wel twijfels aan de genoemde voorstellen/oplossingen.
Onze mening is dat de keuze voor ondermetselen en/of onderheien niet zo een goed idee is wanneer niet bekend is wat de stabiliteit is van het talud??
(..)
Injecteren zal afhankelijk zijn van (..) Ook hier zal verder onderzoek/advies naar gedaan moeten worden.
(..)
Voorts is dmv het aanbrengen van de betonrand en metselwerk aan rechterzijde, de grond instabiel gemaakt, dit wordt onvoldoende duidelijk (besproken), gemaakt in de rapportage. Schade/verzakking wordt dus mede veroorzaakt door de aangebrachte betonrand/metselwerk.(..)
Ons voorstel/advies is als volgt:
Woonwagen verplaatsen naar het (links) naast gelegen vrije standplaats.(..)
De huidige standplaats in zijn geheel opheffen als standplaats voor een woonwagen ivm onder andere; het aanwezige talud, hoge kosten ivm verwijdering van de woonwagen, het aanbrengen van de benodigde fundering, de woonwagen weer terug te plaatsen en aan te sluiten icm of zonder het wederom aanbrengen van een (gemetseld) terras.”
2.15.
Verplaatsing naar de naastgelegen standplaats op nummer [huisnummer] verviel echter als optie doordat het niet mogelijk bleek om de huurder daarvan naar een andere standplaats te laten verhuizen.
2.16.
De gemeente heeft vervolgens de mogelijkheid onderzocht het door [eiser] gesignaleerde probleem op te lossen door de ondergrond van de standplaats te laten verstevigen door middel van injecties met een expansiehars. In dit verband is op 4 december 2015 door Uretek een offerte uitgebracht inclusief plan van aanpak. Daarin is onder meer vermeld:
“(…)
De vloer van de woonwagen (…) vertoond scheefstand en plaatselijke doorbuiging.(…) Mogelijk zijn de onder de woonwagen aangebrachte poeren verzakt als gevolg van inklinken van de ondergrond. Ook staat de woonwagen dicht tegen het talud. Migratie van het grondpakket kan ook tot verzakkingen leiden. Volgens het hieronder genoemde rapport(van Geonius, rechtbank)
kunnen de zettingen ook zijn ontstaan door gangen van ongedierte.
(…)
De aanneemsom voor uitvoering van de omschreven werkzaamheden bedraagt:
Totaal (..) € 11.891,88
(..)
Gezien de positie van de woonwagen direct naast het talud en de mogelijk aanwezige gangen van ongedierte kan URETEK Nederlandgeenenkele garantie geven op de hierboven omschreven werkzaamheden. (..)”
2.17.
De gemeente heeft op enig moment (na het afronden van de ambtelijke onderzoeken) besloten om geen verdere actie te ondernemen en dit tijdens een bespreking met [eiser] aan haar meegedeeld.
2.18.
Uretek heeft aan de advocaat van [eiser] in een schrijven van 4 augustus 2017 met als omschrijving in de aanhef “advies naar aanleiding van locatiebezoek” het volgende bericht.
“Zoals afgesproken tijdens mijn bezoek van 1 augustus 2017 doen ik u hierbij een schrijven van de bevindingen.
(..)
Gezien het schadebeeld en het gebrek hieraan bij de overige woonwagens op het terrein, is de scheefstand waarschijnlijk het gevolg van inklinking van de ondergrond. Deze woonwagen staat relatief dicht op het naastgelegen talud. Migratie van het grondpakket kan leiden tot deze verzakkingen
Volgens het hieronder genoemde rapport kunnen de zettingen ook zijn ontstaan door gangen van ongedierte. Deze vermoedelijke oorzaak is gebaseerd op de toelichting tijdens de opname en het rapport van Geonius van 20 oktober 2014 (…).
Om de migratie van het grondpakket tegen te gaan adviseren wij om een damwand te plaatsen. Hierdoor is het grondpakket opgesloten en is de verschuiving van het grondpakket tot het minimale beperkt.
Vervolgens kan er nagedacht worden hoe de woonwagen weer horizontaal te krijgen.
Volgens de bewoners van de woonwagen staat deze op H-balken, welke weer op het straatwerk liggen. Hierdoor is het niet mogelijk de scheefstand op te lossen middels een methode van URETEK.(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat de gemeente op grond van onrechtmatige daad en/of toerekenbare tekortkoming aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de verzakking van de standplaats/woonwagen en de scheurvorming en lekkages in de woonwagen;
de gemeente te veroordelen tot het plaatsen van een damwand zoals in de rapportage van Uretek van 4 augustus 2017 is aangegeven ter hoogte van het steil aflopend talud, althans die maatregelen te treffen die er toe leiden dat er geen verzakking van de woonwagen/standplaats optreedt waardoor het grondpakket opgesloten is en de verschuiving daarvan tot een minimum beperkt is;
de gemeente te veroordelen tot vergoeding van de schade van [eiser] , nader op te maken bij staat;
de gemeente te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en te bepalen dat de gemeente de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.
3.2.
De gemeente voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat zij schade heeft geleden aan haar standplaats/woonwagen in de vorm van verzakking en scheurvorming. Tussen partijen is niet in geschil dat er in de woonwagen overal scheuren zijn (en dat er sprake is van verzakkingen). Partijen verschillen echter van mening over de vraag of de gemeente aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als gevolg hiervan stelt te hebben geleden en nog zal lijden en of de gemeente gehouden is tot het treffen van maatregelen om verdere schade te voorkomen. Volgens [eiser] is de gemeente aansprakelijk voor voormelde schade en gehouden tot het nemen van maatregelen.
4.2.
De gemeente heeft gemotiveerd betwist dat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Zij heeft zelfs meer gedaan dan waartoe zij uit juridisch oogpunt gehouden was. De gemeente heeft steeds gesteld dat zij zich niet aansprakelijk achtte voor mogelijk door [eiser] geleden schade, maar wel aan [eiser] tegemoet wilde komen en uit zorgvuldigheidsoverwegingen onderzoek wilde laten uitvoeren en bekostigen naar mogelijke oplossingen. Nadat de ambtelijke onderzoeken naar de (on)mogelijkheden waren afgerond heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de bevindingen kennis genomen en besloten geen verdere actie te ondernemen, omdat de gemeente tot de conclusie was gekomen dat zij niet aansprakelijk is voor de (mogelijk) door [eiser] geleden schade. Deze schade is volgens de gemeente het gevolg van de wijze waarop [eiser] zelf op en naast deze haar in eigendom toebehorende standplaats heeft gebouwd. De gestelde schade is bovendien onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onvoldoende onderbouwd.
4.3.
[eiser] stelt – zo begrijpt de rechtbank – primair dat de gemeente jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld (art. 6:162 BW) en dat zij als gevolg daarvan schade lijdt. Subsidiair stelt zij dat de gemeente jegens haar heeft toegezegd een oplossing te zullen realiseren. Op [eiser] rust de stelplicht en zo nodig de bewijslast met betrekking tot deze stellingen.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat [eiser] sinds 13 juli 2007 haar standplaats in eigendom heeft. Daardoor draagt zij sinds dat moment zelf de verantwoordelijkheid voor het (juiste) onderhoud van die standplaats en ook voor het juiste gebruik en de inrichting daarvan, althans voor de belasting van haar standplaats met de (verbouwde en uitgebreide) woonwagen die sinds 1990 eveneens haar eigendom is.
Daarbij geldt dat [eiser] , die deze standplaats sinds 1984 gebruikt, bekend mag worden geacht met de verzakkingen van de standplaats en de daardoor veroorzaakte vervormingen van de woonwagen die in 2003 zijn opgetreden en de oorzaken van die verzakkingen. In de hiervoor in rov 2.5. en 2.6 geciteerde rapporten van Conex is immers geconstateerd dat de (draagkracht van de) standplaats voldoende is voor de beoogde functie als woonwagenstandplaats, maar dat de verzakkingen zijn veroorzaakt door het bouwen van een terras met keermuur op de rand van een (te) steil talud dat nagenoeg geen begroeiing kent en ook nog eens door rattengangen ondergraven is. Voor die illegale aanpassingen van de woonwagen en de standplaats was [eiser] zelf verantwoordelijk. De gemeente heeft [eiser] toen laten weten dat de keermuur en de daarop steunende terrasoverkapping onrechtmatig zijn opgericht en verwijderd moesten worden in verband met een door de plaatsing van de keermuur op de grens van het talud en de verbinding van de draagbalken van de overkapping aan de woonwagen veroorzaakte onveilige situatie, zie rov. 2.7. In april 2004 constateerde de gemeente dat [eiser] zowel de overkapping als het terras had verwijderd of laten verwijderen.
4.5.
[eiser] betwist nu in de dagvaarding – zonder enige onderbouwing – dat zich in 2003 al soortgelijke verzakkingen zouden hebben voorgedaan als in 2014 op de standplaats zijn ontdekt en dat deze verband hielden met de aanwezigheid van een illegaal geplaatste luifel. Zij betwist ook dat voor 2014 al scheurvorming in haar woonwagen is opgetreden. De rechtbank gaat aan deze ongemotiveerde betwistingen voorbij, zij het dat in 2003 kennelijk geen sprake was van scheurvorming in de woonwagen, maar wel van andere problemen die verband houden met de geconstateerde verzakkingen. Uit de in rov. 2.3. tot en met 2.7. genoemde stukken blijkt immers dat er sprake was van verzakkingen op de standplaats en dat deze het gevolg waren van het (illegaal) door [eiser] (laten) bouwen van een luifel en terras met keermuur op de rand van het talud. Dit wordt bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt genomen.
Onrechtmatig handelen van de gemeente?
4.6.
[eiser] stelt dat de oorzaak van de scheurvorming in de woonwagen en de verzakking “ter plaatse” (de rechtbank begrijpt: haar standplaats) niet gezocht moet worden in de standplaats zelf maar in het daarnaast gelegen talud dat eigendom is van de gemeente. De gemeente dient ter plaatse maatregelen te treffen die ertoe leiden dat de grond ter plaatse stabiel wordt en migratie van het grondpakket ter plaatse wordt tegengegaan, aldus [eiser] .
Zij verwijt de gemeente geen actie te ondernemen en daardoor in strijd te handelen met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. De enkele aanwezigheid van een steil talud op het aan de standplaats van [eiser] grenzende perceel van de gemeente (het kadastrale nummer hebben partijen niet in de gedingstukken vermeld) levert geen onrechtmatigheid op aan de zijde van de gemeente jegens [eiser] . Het talud was duidelijk zichtbaar toen [eiser] haar standplaats betrok en de aanwezigheid daarvan heeft pas aan de verzakkingsproblemen bijgedragen nadat [eiser] een grotere woonwagen heeft laten plaatsen en daaraan vervolgens illegale uitbreidingen en verbouwingen heeft laten uitvoeren. [eiser] had bij het uitvoeren van die werkzaamheden rekening moeten houden met de aanwezigheid van dat talud en de conditie daarvan. In de rapporten wordt immers ook melding gemaakt van gangen die door ongedierte zijn gegraven en aan de zettingen bijdragen. Dit geldt te meer voor de situatie na 2004, toen zij opnieuw een terras en een overkapping aan de taludzijde van haar woonwagen heeft aangebracht, zie rov. 2.9. [eiser] kon toen immers weten dat deze werkzaamheden zonder een deugdelijk uitgevoerde fundering risicovol waren. [eiser] betwist nu eveneens dat gangen van ongedierte aan de verzakkingen bijdragen, maar dit heeft zij niet met feiten onderbouwd. In het licht van de mede door [eiser] overgelegde rapportages, zie rov. 2.12. tot en met 2.18, gaat de rechtbank aan deze betwisting voorbij.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] niet heeft gesteld dat de gemeente activiteiten heeft ontplooid op het talud waardoor de verzakkingen op haar standplaats zijn veroorzaakt.
4.9.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat de gemeente in 2003 beton heeft gestort met planken, zoals haar raadsman bij de comparitie stelt, of op enig onduidelijk moment daarna – [eiser] stelt bij de comparitie: “
het beton dat op foto F is te zien is gestort door de gemeente” – gaat de rechtbank hier aan voorbij. [eiser] koppelt aan deze stelling geen feitelijke of juridische consequentie en de gemeente heeft deze bewering meteen betwist. Zo [eiser] heeft bedoeld te stellen dat daardoor verzakkingen op haar standplaats zijn ontstaan, kan de rechtbank deze stelling niet op juistheid onderzoeken omdat zij niet duidelijk stelt wanneer er dan beton zou zijn gestort, of dit in overleg met haar is gebeurd, door wie/welke aannemer en waar op de standplaats en hoeveel beton het dan zou betreffen. [eiser] heeft op dit punt ook geen concreet bewijsaanbod gedaan.
4.10.
Het verwijt van [eiser] dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door geen actie te ondernemen treft geen doel. [eiser] heeft dit verwijt immers niet verfeitelijkt door concreet te stellen welke actie dan van de gemeente in dit geval als zorgvuldig handelende overheid ten opzichte van één van haar burgers had mogen worden verwacht. De gemeente stelt immers terecht dat zij – zonder dat op haar een dergelijke verplichting rustte – [eiser] heeft aangeboden geotechnisch onderzoek te laten doen en een advies op te laten stellen door Geonius en vervolgens de mogelijkheid tot verplaatsing van de woonwagen naar de direct naastgelegen locatie heeft onderzocht (wat [eiser] voorkeur had) evenals – nadat verplaatsing niet haalbaar bleek – de mogelijkheid om de ondergrond van de standplaats te verstevigen met expansiehars door Uretek. Uit de offerte van Uretek blijkt dat voor die mogelijkheid geen garantie gegeven kon worden maar wel hoge kosten met zich mee bracht. Niet alleen rustte op de gemeente geen wettelijke plicht de verzakkingen op de standplaats van [eiser] te verhelpen of te voorkomen – die immers door [eiser] eigen onoordeelkundig gebruik zijn veroorzaakt – de gemeente heeft ook geen zorgvuldigheidsnorm geschonden door geen verdere actie te ondernemen nadat de ingewonnen adviezen niet tot een financieel haalbare en afdoende oplossing leidden; uit de rapportages van Geonius en Uretek volgt immers dat het aanbrengen een damwand(scherm) of expansiehars verdere verzakkingen niet uitsluit. De gemeente heeft op dit punt immers een grote beleidsvrijheid.
4.11.
Gelet op al het geen hiervoor is overwogen kan de gemeente niet aansprakelijk worden gehouden voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade veroorzaakt door verzakkingen van haar standplaats en de scheurvorming en lekkages in de woonwagen. De vorderingen onder 1 en 3 van het petitum liggen dan ook in zoverre voor afwijzing gereed.
Leidt legalisering van de illegale werken op de standplaats tot aansprakelijkheid van de gemeente?
4.12.
Voor zover [eiser] stellingen zo moeten worden begrepen dat voor de gemeente bij de legalisering van de op haar standplaats gerealiseerde werken aansprakelijkheid is ontstaan voor door de verzakkingen en scheurvorming veroorzaakte schade, oordeelt de rechtbank als volgt. Niet gebleken is dat bij de verlening van de omgevingsvergunning op
7 april 2011 bouwkundige berekeningen in de besluitvorming zijn betrokken, er is enkel getoetst of het bouwplan voldoet aan de voorwaarden voor afwijking van het bestemmingsplan. De legalisering kan dan ook geen grond zijn voor aansprakelijkheid van de gemeente voor de in 2014 aan de standplaats en de woonwagen van [eiser] ontstane schade.
Heeft de gemeente een toezegging gedaan?
4.13.
De gemeente is volgens [eiser] voorts toerekenbaar tekortgeschoten door niet datgene te doen, althans die maatregelen te treffen, die door haar zijn toegezegd. Ook in zoverre is de gemeente aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Er was volgens [eiser] sprake van een toezegging om een oplossing te realiseren die valt te kwalificeren als een mondelinge overeenkomst. Die toezegging is gedaan tijdens door mr. Dankers, haar toenmalige advocaat, met de gemeente gevoerde gesprekken waar ook dhr. [betrokkene 3] bij was. Deze gesprekken hebben in/omstreeks 2015 plaatsgevonden, aldus [eiser] .
4.14.
De gemeente bevestigt dat er drie gesprekken hebben plaatsgevonden tussen partijen. Deze drie gesprekken hebben, aldus de gemeente, plaatsgevonden op ambtelijk niveau in bijzijn van de raadsman van de gemeente op respectievelijk 21 januari 2015, 25 september 2015 en 19 februari 2016. Er is volgens de gemeente tijdens die gesprekken echter alleen gezegd dat de gemeente zou kijken wat er aan de hand was en wat een mogelijke oplossing zou zijn. Eén mogelijkheid was de verplaatsing naar nummer 14 (naastgelegen standplaats), maar die was al verhuurd en de bewoonster was niet bereid om mee te werken. Er is uitdrukkelijk bij het eerste gesprek door de gemeente al gesteld dat zij niet aansprakelijk is. Dat blijkt volgens de gemeente ook uit een brief van 3 februari 2015 (productie 6 bij dagvaarding, zie rov. 2.13).
4.15.
Van een toezegging of het wekken van gerechtvaardigd vertrouwen, dat de gemeente maatregelen zou treffen en bekostigen die zouden leiden tot het verhelpen van de verzakking en de scheurvorming was volgens de gemeente nooit sprake. Datgene wat zij heeft toegezegd heeft de gemeente gedaan: het laten uitvoeren van onderzoek. Zou er al een – technisch uitvoerbare en betaalbare – oplossing zijn gevonden dan zou vervolgens aan de orde zijn geweest wie deze oplossing zou realiseren en voor wiens rekening de kosten zouden moeten komen. Van concrete ondubbelzinnige toezeggingen gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend is geen sprake. Dat kan ook niet want, daar was alleen het college van burgemeester en wethouders toe bevoegd, aldus de gemeente.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] niet heeft betoogd dat de gemeente concreet heeft toegezegd al haar schade te vergoeden. Haar stelling dat de toezegging luidde: “wij gaan het voor u oplossen” impliceert – zonder nadere toelichting die niet is gegeven – geen schadevergoeding, maar mogelijk wel een praktische oplossing.
De gemeente heeft echter gemotiveerd betwist dat zij in die bewoordingen een toezegging heeft gedaan en dat [eiser] die in de gegeven omstandigheden in de door haar bedoelde zin mocht opvatten. [eiser] heeft op dit punt echter geen concrete feiten en omstandigheden gesteld.
4.17.
[eiser] heeft wel een algemeen bewijsaanbod gedaan door het horen van de heren [betrokkene 1] , [betrokkene 3] en [betrokkene 5] als getuigen. De rechtbank acht dit aanbod echter niet relevant en overweegt daartoe als volgt.
4.17.1.
[betrokkene 1] was niet werkzaam bij de gemeente, maar in dienst bij Nijbod Consultancy, en fungeerde als tussenpersoon tussen de gemeente en de woonwagen-bewoners ( [eiser] stelt weliswaar dat hij “
beheerder” was, maar betwist de stelling van de gemeente op dit punt niet) en kan – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – dan ook niets ter zake van een door hem gedane toezegging verklaren dat de gemeente zou binden. Gesteld noch gebleken is bovendien dat [betrokkene 1] aanwezig was bij de gesprekken tijdens welke de gestelde toezegging zou zijn gedaan.
4.17.2.
Gesteld noch gebleken is dat [betrokkene 5] , naar de rechtbank begrijpt de ex-echtgenoot van [eiser] , bij de gesprekken waarin de toezegging zou zijn gedaan aanwezig was. Het aanbod hem te horen is dan ook niet ter zake dienend.
4.17.3.
Ook als [betrokkene 3] , in zijn hoedanigheid van medewerker afdeling Maatschappelijk en Ruimtelijk beleid, zou verklaren dat hij een toezegging als in rov. 4.16 vermeld heeft gedaan, dan heeft het navolgende te gelden. Een dergelijke algemene woordkeuze kan, mede gelet op de inhoud/context van meergenoemde brief van 3 februari 2015, verzonden namens het bevoegd gezag, te weten burgemeester en wethouders, niet tot de door [eiser] gewenste conclusie leiden dat sprake is van een rechtens te honoreren toezegging. Te lezen valt immers in voormelde brief: “Gemeente Stein zoekt graag
samenmet uw cliënte naar een oplossing,
maar betwist dat zij aansprakelijk is(arceringen rechtbank)”. Ook indien wordt bewezen dat zou zijn toegezegd dat er “een oplossing wordt gezocht”, kan dit gelet op het voorgaande niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een ondubbelzinnige en ongeclausuleerde door het bevoegd gezag gedane toezegging dat, op welke wijze, door en voor rekening van de gemeente, de door [eiser] ondervonden problemen zullen worden ‘opgelost’.
4.18.
Ook indien [eiser] stellingen zo moeten worden uitgelegd dat de gemeente door voormelde onderzoeken te laten doen en te bekostigen bij haar de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat de gemeente ook maatregelen zou laten uitvoeren en bekostigen waarmee haar problemen konden worden verholpen, wordt dit standpunt op grond van het hiervoor overwogene eveneens verworpen.
4.19.
Al het voorgaande in samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat de gemeente een toezegging jegens [eiser] heeft geschonden door niet de door [eiser] gewenste maatregelen te nemen.
4.20.
De vorderingen van [eiser] liggen op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen voor afwijzing gereed.
4.21.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van de gemeente gerezen. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht 626,00
- salaris advocaat
1.357,50(2,5 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.983,50

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.983,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB/WE