In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Euregio Recycling B.V. en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde]. Het geschil betreft de opheffing van conservatoir beslag dat door [gedaagde] was gelegd op vorderingen van Euregio Recycling. De rechtbank oordeelde dat niet summierlijk was gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van [gedaagde], die voortvloeide uit een overeenkomst over de levering van non-ferro materialen. Euregio Recycling betwistte de vordering en stelde dat er geen overeenkomst was gesloten die de beslaglegging rechtvaardigde. De rechtbank overwoog dat de vordering van [gedaagde] niet summierlijk ondeugdelijk was en dat er een gegronde vrees voor verduistering bestond, gezien de gespannen verhouding tussen partijen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Euregio Recycling af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van schriftelijke overeenkomsten en de gevolgen van mondelinge afspraken in zakelijke relaties.