ECLI:NL:RBLIM:2019:7370
Rechtbank Limburg
- Wraking
- J.H. Klifman
- A.M. Schutte
- W.Th.M. Raab
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid in familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 7 augustus 2019 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die zich wilde verzetten tegen de rechter mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, die eerder op 9 juli 2019 een uitspraak had gedaan in een familierechtelijke procedure. Het verzoek tot wraking werd op 21 juli 2019 ingediend en op 22 juli 2019 ter griffie ontvangen. De wrakingskamer constateerde dat het verzoek was ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak, wat volgens de wet niet mogelijk is. De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, waarin staat dat een verzoek tot wraking dat na de einduitspraak is ingediend, zonder behandeling ter zitting kan worden afgewezen.
De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen de rechter die de zaak behandelt. Aangezien de rechter in kwestie geen procedure meer behandelde waarin de verzoekster partij was, was het verzoek niet ontvankelijk. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking om deze redenen afgewezen, zowel voor de echtscheidingsprocedure als voor eventuele toekomstige civiele of strafrechtelijke procedures. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. J.H. Klifman en de leden mr. A.M. Schutte en mr. W.Th.M. Raab, met de griffier mr. C.K. Spronk aanwezig. Mr. Raab was buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.