ECLI:NL:RBLIM:2019:7485

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
7940595 CV EXPL 19-5158
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurachterstand en de ontruiming van een bedrijfsruimte. [gedaagde] huurde sinds 1 november 2018 een bedrijfsruimte van [eiser] voor een maandelijkse huurprijs van € 585,00 voor de winkelruimte en € 225,00 voor de opslagruimte. [eiser] vorderde de ontruiming van de bedrijfsruimte, omdat [gedaagde] in gebreke was gebleven met het betalen van de huur, met een achterstand van zeven maanden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] geen bewijs heeft geleverd van zijn vermeende huurbetalingen en dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van het gehuurde en heeft de vordering tot ontruiming toegewezen. De gevorderde dwangsom werd afgewezen, omdat [eiser] geen belang had bij executie van de ontruiming. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 901,91. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 7940595 CV EXPL 19-5158
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 14 augustus 2019
in de zaak van
[eiser],
wonend aan de [adres 1] , [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. drs. G.W.J. Rietra,
tegen
[gedaagde],
wonend aan de [adres 2] , [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. C.G.J.E. Lut.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van oproeping d.d. 1 augustus 2019
  • de mondelinge behandeling van 12 augustus 2019 met de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[gedaagde] heeft met [eiser] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan hij per 1 november 2018 van [eiser] huurt de bedrijfsruimte (winkelruimte en opslagruimte), staande en gelegen aan de [adres 3] te [vestigingsplaats] , tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van thans € 585,00 per maand voor de winkelruimte en € 225,00 per maand voor de opslagruimte.
2.2.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] dat [gedaagde] bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld wordt de bedrijfsruimte te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft alsmede tot vergoeding van de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] heeft ter zitting verweer gevoerd.
2.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Mr. Lut heeft bezwaar gemaakt tegen de door mr. Rietra pas op vrijdagnamiddag
9 augustus 2019 aan haar toegezonden producties behorend bij het exploot van dagvaarding. Zij is van mening dat deze stukken door (de advocaat van) [eiser] (onnodig) laat zijn verzonden, zodat zij daardoor onvoldoende tijd heeft gehad om adequaat te kunnen reageren op die stukken. Mr. Lut is van mening dat haar cliëntdaardoor in zijn procesbelangen is geschaad. Hoewel de producties behorend bij het exploot van dagvaarding door mr. Rietra eerder aan mr. Lut hadden kunnen - en moeten - worden toegezonden, zal de kantonrechter de producties - gelet op de aard van de procedure, de omvang en de inhoud van de stukken - bij de beoordeling betrekken. Daarbij is van belang dat mr. Lut kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de producties en daarop in haar pleitnota heeft gereageerd.
3.2.
Het gaat in deze zaak om het antwoord op de vraag of [eiser] recht en belang heeft bij zijn vordering, die ertoe strekt dat [gedaagde] het bedrijfspand onmiddellijk dan wel op korte termijn ontruimt en verlaat.
3.3.
In dat kader dient beoordeeld te worden of de vordering van [eiser] tot ontruiming van het gehuurde in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat gerechtvaardigd is daarop door toewijzing van de vordering vooruit te lopen. Daarbij moet de kantonrechter thans uitgaan van de voorshands vaststaande feiten met de beperkte toetsing daarvan (zonder nadere bewijsvoering) die in deze procedure in beginsel slechts mogelijk is. Aangezien een ontruiming een ingrijpende - en in de praktijk vaak een definitieve - maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
3.4.
Nu [gedaagde] geen kwitanties van zijn vermeende contante huurbetalingen heeft overgelegd of anderszins deze betalingen aannemelijk heeft gemaakt, zal het verweer op dit punt als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Op grond van het bovenstaande is niet aannemelijk geworden en ook anderszins niet gebleken dat [gedaagde] op terechte gronden zijn huurbetalingsverplichtingen niet nakomt. Vast staat dus dat [gedaagde] jegens [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis, in een omvang en gedurende een tijd die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Aldus staat vast dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij toewijzing van zijn vordering. Voor zover [gedaagde] inmiddels een deel van de huurachterstand heeft betaald, doet dat aan het vorenstaande niets af. Immers een tekortkoming in het verleden wordt in beginsel niet ongedaan gemaakt door alsnog de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen en niet is aangevoerd waarom dat in dit geval anders zou zijn. De tekortkoming, bestaande in een huurachterstand van zeven maanden, rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter de bij wege van voorlopige voorziening gevorderde ontruiming van het gehuurde. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. [eiser] heeft daarbij geen van de mogelijkheid van executie van de veroordeling tot ontruiming te onderscheiden belang (gesteld).
3.5.
Nu de huurachterstand de ontruiming van het gehuurde reeds rechtvaardigt, kunnen de wonderlijke stellingen van partijen over de aangetroffen hennepplantage in het gehuurde verder onbesproken blijven.
3.6.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 100,91
- griffierecht € 81,00
- gemachtigde salaris €
720,00
Totaal € 901,91

4.4. De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] de bedrijfsruimte, staande en gelegen aan de [adres 3] te [vestigingsplaats] , binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen te verlaten, te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 901,91,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
CJ