In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurachterstand en de ontruiming van een bedrijfsruimte. [gedaagde] huurde sinds 1 november 2018 een bedrijfsruimte van [eiser] voor een maandelijkse huurprijs van € 585,00 voor de winkelruimte en € 225,00 voor de opslagruimte. [eiser] vorderde de ontruiming van de bedrijfsruimte, omdat [gedaagde] in gebreke was gebleven met het betalen van de huur, met een achterstand van zeven maanden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] geen bewijs heeft geleverd van zijn vermeende huurbetalingen en dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van het gehuurde en heeft de vordering tot ontruiming toegewezen. De gevorderde dwangsom werd afgewezen, omdat [eiser] geen belang had bij executie van de ontruiming. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 901,91. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.