ECLI:NL:RBLIM:2019:8295

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
C/03/267970 / KG ZA 19-404
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering uit hoofde van arbeidsongeschiktheidsverzekering en schending mededelingsplicht

In deze zaak vordert eiseres, die door psychische klachten arbeidsongeschikt is geworden, betaling van een geldsom uit hoofde van haar arbeidsongeschiktheidsverzekering bij AEGON. De verzekeraar betwist echter het spoedeisend belang van eiseres, wat leidt tot een afwijzing van de vordering. Eiseres heeft niet voldoende feiten en omstandigheden aangedragen om haar spoedeisend belang te onderbouwen, en haar stellingen blijven blote beweringen zonder onderbouwing. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en dat de zaak niet inhoudelijk kan worden behandeld in kort geding. Tevens wordt opgemerkt dat voor een inhoudelijk oordeel over de schending van de mededelingsplicht een uitgebreid feitenonderzoek noodzakelijk is, wat niet mogelijk is in een kort geding. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van AEGON, die op € 2.972,00 zijn begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/267970 / KG ZA 19-404
Vonnis in kort geding van 12 september 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. S.L. Smits-Emons,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. N. Yeh.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Aegon genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 19
  • de producties 1 tot en met 6 van Aegon
  • de mondelinge behandeling ter zitting op 10 september 2019, waar [eiseres] desgevraagd
haar paspoort aan de voorzieningenrechter heeft getoond, waarna de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de in de dagvaarding genoemde naam [naam 1] niet juist is en dient te worden gelezen en begrepen als [eiseres] ,
- de pleitnota van Aegon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op [geboortedatum] geboren in [geboorteplaats] en is in 1992 vanwege de oorlog in Bosnië naar Nederland gevlucht. Zij is ruim 20 jaar eigenaresse van een pizzeria (een eenmanszaak).
2.2.
Met ingang van 1 maart 2010 heeft [eiseres] een arbeidsongeschiktheidsverzekering
afgesloten bij Aegon. Het verzekerd beroep betreft restauranthouder en het verzekerd bedrag is € 20.000 per jaar.
2.3.
Voorafgaand aan het afsluiten van de Arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft [eiseres] op 5 februari 2010 een gezondheidsverklaring ingevuld. In de gezondheidsverklaring staat (voor zover thans van belang) het volgende:
“(...) INVULLEN VAN DE VRAGEN
Het is zeer belangrijk dat u alle vragen juist en volledig beantwoordt. Als u een vraag met ‘Ja’ beantwoordt, moet u ook een toelichting geven. (...) Vermeld al uw klachten, ook als u denkt dat deze niet belangrijk zijn of als u geen arts heeft bezocht. Wanneer u deze gezondheidsverklaring niet juist of onvolledig invult, is er sprake van verzwijging. Dit betekent dat de verzekering vernietigbaar is en dat Aegon een verzoek om premievrijstelling afwijst of een uitkering bij arbeidsongeschiktheid of overlijden weigert. (...)
3) UW GEZONDHEIDSTOESTAND
Lijdt u of heeft u geleden aan een of meer van de volgende aandoeningen, ziekten en/of gebreken (hier vallen ook klachten onder)?
(...)
Let op!
U moet ook een rubriek aankruisen als u:
  • een huisarts, hulpverlener of arts heeft geraadpleegd;
  • (...);
  • nog medicatie gebruikt of medicatie heeft gebruikt (...)
Op de hiervoor weergegeven vraag (3) heeft [eiseres] voor alle rubrieken het antwoord “nee” aangekruist.
2.4.
Tot 1 maart 2013 had [eiseres] een dekking op basis van de arbeidsongeschiktheids-verzekering genaamd “Variant 4: Arbeidsongeschiktheid ten gevolge van Ongevallen en Ziekte inclusief Psychische Aandoeningen” (polisvoorwaarden nr. 1422). Per 1 maart 2013 zijn de polisvoorwaarden gewijzigd en is [eiseres] gerechtigd tot een dekking op basis van polisvoorwaarden nr. 1439.
2.5.
Op 20 januari 2011 heeft [eiseres] een claim ingediend wegens schouder-, nek-, rug- en buikklachten, die Aegon heeft toegewezen.
2.6.
Over de periode 13 april 2012 tot 31 mei 2012 heeft Aegon [eiseres] coulance halve een uitkering verstrekt omdat [eiseres] arbeidsongeschikt raakte ten gevolge van fibromyalgie (deze aandoening werd niet gedekt door de arbeidsongeschiktheidsverzekering).
2.7.
Op 10 december 2012 heeft [eiseres] een claim ingediend bij Aegon in verband met rugklachten / spit. Omdat er geen beperkingen op orthopedisch vlak waren waar te nemen, heeft Aegon de claim afgewezen.
2.8.
In juni 2013 heeft [eiseres] zich tot een psycholoog gewend.
2.9.
Op 13 juli 2013 heeft [eiseres] een claim ingediend bij Aegon in verband met concentratieproblemen / vergeetachtigheid. Aegon heeft deze claim afgewezen, omdat er –
ook na een second opinion in 2015 – geen uit een psychiatrische stoornis voortkomende beperkingen waren te duiden. [eiseres] heeft daarop een klacht ingediend bij KIFID en vorderde dekking van Aegon voor de geclaimde arbeidsongeschiktheid en een uitkering op basis van de verzekering. De Commissie heeft de vorderingen van [eiseres] bij uitspraak van 15 juni 2017 afgewezen.
2.10.
Op 23 juni 2016 heeft [eiseres] zich gewend tot TelePsy te Maastricht en enkele
(digitale) tests ingevuld. Uit de brief van 8 juli 2016 van drs. [naam 2] (psycholoog bij
TelePsy) blijkt:
“(...) Bij het screenend gesprek wordt ten minste de aanwezigheid van een posttraumatische stress-stoornis aanwezig geacht. (...) Bij schriftelijk persoonlijkheidsonderzoek en het screenend gesprek worden sterke aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van persoonlijkheidspathologie. (...)”.
2.11.
In de periode van juli 2016 tot april 2017 is [eiseres] in behandeling geweest vanwege een recidiverende depressieve stoornis, een posttraumatische stressstoornis (hierna ook: PTSS) en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Gedurende de behandeling alsook daarna is [eiseres] geconfronteerd met meerdere pogingen van haar ex-partner om zich van het leven te beroven (in juli 2017 resp. januari 2018), heeft zij last van nachtmerries gerelateerd aan de oorlog in Bosnië, bedreigde haar ex-partner haar en haar drie kinderen en is bij haar (inmiddels 7-jarige) zoon een posttraumatische stressstoornis vastgesteld.
2.12.
Op 3 september 2017 heeft [eiseres] een claim bij Aegon ingediend vanwege PTSS, paniekstoornis en depressieve stoornis.
2.13.
In verband met de ziekmelding werd [eiseres] op 6 en 15 augustus 2018 gezien door [naam psychiater] (psychiater). Uit de verslaglegging van 13 september 2018 van [naam 3] bleek Aegon dat [eiseres] eerder in behandeling is geweest voor psychische klachten, namelijk in 1993 en in 2002/2003. Hierop heeft de medisch adviseur van Aegon, [naam medisch adviseur] , een onderzoek naar de mogelijke schending van de mededelingsplicht van [eiseres] verricht, waarbij het medisch verleden op het gebied van psychische klachten van [eiseres] is onderzocht.
2.14.
Bij brief van 22 november 2018 heeft Aegon aan [eiseres] – kort gezegd – laten weten dat Aegon nog geen bedrag aan [eiseres] kan uitkeren, omdat Aegon onderzoek doet naar haar eerdere klachten en dat Aegon pas kan beslissen over haar recht op uitkering, als Aegon weet of de eerdere klachten gevolgen hebben voor de polis van [eiseres] .
2.15.
Bij brief van 26 november 2018 heeft Aegon aan [eiseres] – kort gezegd – laten weten haar eerdere gezondheidsproblematiek (nader) te zullen onderzoeken in verband met haar claim van 3 september 2017. In dat kader heeft Aegon [eiseres] verzocht een aanvullende gezondheidsverklaring met betrekking tot psychische problematiek vóór 1 maart 2010 in te vullen en te retourneren, waarna Aegon haar opnieuw zal berichten.
2.16.
De voornoemde aanvullende gezondheidsverklaring heeft [eiseres] op 5 december 2018 ingevuld en ondertekend. Op vraag 1 “Wanneer zijn uw klachten TOEN precies begonnen?” heeft [eiseres] handgeschreven ingevuld “Ik kan mij niet herineren dat ik klachten had.”
2.17.
Bij brief van 15 maart 2019 heeft Aegon – kort gezegd – aan [eiseres] een overzicht
van medische informatie (te weten: de gezondheidsverklaring van 5 februari 2010, de verslaglegging door [naam psychiater] van 13 september 2018, de aanvullende gezondheidsverklaring van 5 december 2018, informatie van de huisarts van 17 februari 2019 en informatie van PsyQ van 6 februari 2019) toegestuurd met de vraag binnen tien dagen te reageren of die informatie juist is of niet, waarna de medisch adviseur haar advies aan de schadeclaimbehandelaar van de afdeling Inkomen zal doorgeven.
2.18.
Bij brief van 25 maart 2019 heeft (de advocaat van) [eiseres] – kort gezegd – aan Aegon laten weten dat [eiseres] zich in juni 2013 voor het eerst tot een psycholoog met psychische klachten heeft gewend en dat zij zich vóór juni 2013 nimmer arbeidsongeschikt heeft gemeld ten gevolge van psychische klachten. “Pas door de behandeling die zij thans ondergaat, heeft zij zich gerealiseerd dat haar klachten al lange tijd aanwezig zijn, maar zij heeft die klachten nooit als zodanig erkend noch onderkend.”
2.19.
Bij brief van 28 mei 2019 heeft Aegon aan [eiseres] – kort gezegd – laten weten na onderzoek te concluderen dat [eiseres] Aegon bij de aanvraag van de verzekering onjuist heeft geïnformeerd, waardoor Aegon het risico niet goed kon beoordelen. “De medisch adviseur van Aegon en de afdeling Acceptatie hebben aangegeven dat het voor de risicobeoordeling van belang was om op de hoogte te zijn van uw klachten voor aanvang van de verzekering. Zij hebben ons geadviseerd de verzekeringsovereenkomst alleen te accepteren als een variant die dekking biedt voor ongevallen en ziekten exclusief psychische ziekten. (...) In deze brief geven wij u de optie om akkoord te gaan met het voorstel uw polis voort te zetten, maar dan als variant ongevallen en ziekten exclusief psychische ziekten. (...) Als u niet akkoord gaat met ons voorstel bieden wij u de gelegenheid uw verzekering binnen 1 maand na dagtekening van deze brief schriftelijk op te zeggen met een opzegtermijn van tenminste 14 dagen (...) Als wij geen reactie van u ontvangen, betekent dit dat uw verzekering doorloopt, terwijl er geen dekking is voor de in clausule omschreven klachten. (...)”
2.20.
Bij brief van 11 juni 2019 heeft de advocaat van [eiseres] een klachtbrief aan Aegon gezonden. Bij brief van 8 juli 2019 heeft Aegon in reactie hierop aan (de advocaat van) [eiseres] – kort gezegd – laten weten:
“(...) Wij beweren niet dat er sprake is geweest van opzet om de verzekeraar te misleiden bij de aanvraag van de verzekering. Wel waren wij niet op de hoogte van alle relevante informatie. Mevrouw [eiseres] heeft klachten gehad naar aanleiding van de gebeurtenissen in het verleden. Deze hadden gemeld moeten worden bij de aanvraag van de verzekering.(...)”.
2.21.
Bij verklaring van 2 september 2019 heeft de verzekeringsarts / medisch adviseur van Aegon ( [naam medisch adviseur] ) – kort gezegd – haar advies van 15 mei 2019 herhaald en verklaard dat bij ware kennis van zaken de psyche uitgesloten zou zijn geweest.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] verzoekt de voorzieningenrechter bij wege van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Aegon te veroordelen tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst en aan [eiseres] een bedrag van € 40.000,00 te verstrekken als voorschot op achterstallige uitkering uit hoofde van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf 4 augustus 2017, althans vanaf de dag der dagvaarding tot
aan de dag der algehele voldoening,
2. Aegon te veroordelen tot betaling van een uitkering van € 1.650,00 per maand als voorschot,
3. Aegon te veroordelen tot vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.175,00,
4. Aegon te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, de deurwaarderskosten daaronder begrepen, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis,
5. Aegon te veroordelen in de (na)kosten indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van de aanschrijving vrijwillige voldoening aan het vonnis is voldaan.
3.2.
Aegon voert gemotiveerd verweer. Zij stelt – kort samengevat – dat het spoedeisend belang ontbreekt en de vorderingen overigens ook op materiële gronden moeten worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van het spoedeisend belang overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.2.
Krachtens art. 254 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in alle spoedeisende gevallen waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven. Het moet derhalve gaan om een spoedeisend belang aan de kant van (i.c.) [eiseres] . Spoedeisend belang bij een voorziening heeft hij/zij van wie niet kan worden gevergd dat hij/zij een bodemprocedure afwacht.
4.3.
[eiseres] heeft in het kader van het spoedeisend belang het volgende gesteld:
- zij is al zes jaar niet meer in staat haar werkzaamheden in de pizzeria (volledig) te
verrichten,
  • zij is sinds juli 2017 volledig uitgevallen,
  • zij heeft niet genoeg vermogen om de kosten van een vervanger te kunnen betalen,
  • haar oudste dochter werkt momenteel als bedrijfsleider in de pizzeria, hetgeen een
noodmaatregel is,
  • door (onder andere) het gebrek aan leiding heeft de pizzeria fors verlies geleden,
  • het water staat haar aan de lippen,
  • zij vreest dat de pizzeria binnen afzienbare tijd zal moeten worden gesloten, in welk
geval ze helemaal geen inkomsten meer zal hebben,
- deze situatie kan niet langer blijven voortduren.
Ter zitting heeft (de advocaat van) [eiseres] (in tweede termijn) met betrekking tot het spoedeisend belang verklaard dat (i) [eiseres] vanaf 2017 niet meer kan werken, (ii) [eiseres] geen vervanger kan inhuren, (iii) haar dochter salaris ontvangt, waardoor [eiseres] inteert op haar eigen vermogen en (iv) [eiseres] de pizzeria wellicht moet verkopen.
4.4.
Aegon heeft betwist dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft, nu [eiseres] geen van
haar stellingen dienaangaande heeft onderbouwd.
4.5.
Het verweer van Aegon slaagt. [eiseres] heeft geen van de door haar aangevoerde
stellingen ook maar enigszins met feiten onderbouwd of aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter ziet zonder enige onderbouwing (althans het begin van enige onderbouwing), die [eiseres] niet heeft gegeven, niet in dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde onderhavige geldvorderingen. Er moeten (bijzondere) feiten en omstandigheden worden gesteld, en – zoals in het onderhavige geschil – bij gemotiveerde betwisting voldoende aannemelijk worden gemaakt, die tot de conclusie leiden dat een oordeel in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. [eiseres] heeft dit echter onvoldoende aannemelijk gemaakt, nu zij heeft volstaan met een aantal blote stellingen.
4.6.
Nu niet voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling in kort geding, komt de voorzieningenrechter niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden afgewezen.
4.7.
Wellicht ten overvloede en onder verwijzing naar art. 256 Rv merkt de voorzieningenrechter nog op dat voor een inhoudelijk oordeel over de vraag of [eiseres] de mededelingsplicht ex art. 7:928 BW heeft geschonden een uitgebreid feitenonderzoek nodig is. Een kort geding leent zich daar niet voor; hiertoe is een bodemprocedure noodzakelijk. Gelet hierop zijn de gevraagde voorzieningen evenmin toewijsbaar.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de kant van Aegon worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 2.972,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de voorzieningen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van Aegon tot op heden begroot op € 2.972,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken.
type: JC