6.1.De rechtbank overweegt dat verweerder kennelijk geen aanleiding heeft gezien bij het bestreden besluit toepassing te geven aan artikel 7.14, derde lid, van de Waterwet, waarin – voor zover hier van belang – is bepaald dat het bestuursorgaan het verzoek om nadeelcompensatie kan afwijzen indien vijf jaren zijn verlopen na de dag waarop de schade zich heeft geopenbaard, dan wel nadat de benadeelde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade. Zoals ook blijkt uit de parlementaire geschiedenis van deze bepaling (Tweede Kamer 2006-2007, 30 818, nr. 3, p. 64 en p. 135), bevat de Waterwet daarmee een eigen verjaringsregeling, zodat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding bestaat in het onderhavige geval artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing te achten. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij.
7. Eisers hebben met hun verzoek om nadeelcompensatie schade aan de kelder respectievelijk hun woonhuis en inventaris gemeld (alsmede daarmee samenhangende schadeposten) en ter onderbouwing van die claim het rapport van TechnoConsult van 17 maart 2015 overgelegd. Het onderzoek van de commissie heeft zich tot deze claim beperkt en verweerder heeft in het bestreden besluit een standpunt hierover ingenomen. Hetgeen eisers in beroep hebben aangevoerd over schade aan weilanden, bomen, de boerderij en de paardenstal, de wijze waarop verweerder maatregelen heeft aangebracht en de werking van het drainagesysteem, is niet (ook) ten grondslag gelegd aan het verzoek om nadeelcompensatie en valt daarom buiten de omvang van dit geding. De rechtbank gaat daar dan ook niet op in.
8. De rechtbank zal voorts geen consequenties verbinden aan de omstandigheid dat verweerder (reeds) naar aanleiding van een pro forma bezwaarschrift heeft ingestemd met het daarin vervatte verzoek om in te stemmen met rechtstreeks beroep. Voorts overweegt de rechtbank het volgende.
9. Ingevolge artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet wordt aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening kent het bestuur degene die schade lijdt, of zal lijden, als gevolg van het door het waterschap vervullen van de taken genoemd in het reglement, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.
10. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een advies dat is opgesteld door een – door hem met instemming van eisers benoemde – onafhankelijke en onpartijdige commissie van deskundigen. Gelet op vaste jurisprudentie mag het bestuursorgaan, indien door een dergelijke commissie op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige(n) verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusie ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusie niet onbegrijpelijk is, bij het nemen van een besluit als het onderhavige van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies naar voren zijn gebracht. Het ligt daarom op de weg van eisers om met tegenrapporten concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies van de commissie naar voren te brengen.
11. Uit artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet volgt dat het bij het verzoek om nadeelcompensatie van eisers niet gaat om de schade als gevolg van het grondwater(peil), maar om de schade als gevolg van de uitvoering van de taken van het waterschap, in dit geval dus als gevolg van de
verhogingvan het grondwaterpeil door de in geding zijnde werkzaamheden aan de Elsbemden. Dat betekent dat schade als gevolg van eventuele stijging van het grondwaterpeil als gevolg van andere oorzaken dan de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer niet voor vergoeding in aanmerking komt. Hieruit volgt dat de discussie niet kan gaan over een eventueel causaal verband tussen de (verhoging van de) grondwaterstand en de schade die eisers ondervinden, maar over het causale verband tussen de verhoging van het grondwaterpeil voor zover die een gevolg is van de werkzaamheden aan de Elsbemden en de door eisers ondervonden schade. Anders dan eisers stellen, heeft verweerder dit laatste, relevante, causale verband niet erkend.