ECLI:NL:RBLIM:2019:8666

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
C/03/244887 / HA ZA 18-8
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de verdeling van een nalatenschap met betrekking tot schenkingen en onrechtmatige onttrekkingen

Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis uitgesproken in een civiele zaak over de verdeling van een nalatenschap. De zaak betreft de erfgenamen van de overleden [erflaatster], die gezamenlijk gerechtigd zijn tot de nalatenschap. De eisers, [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2], vorderen dat de gedaagde, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst], hen een bedrag van ongeveer € 15.000,- betaalt, dat zij als hun rechtmatige deel van de nalatenschap beschouwen. Dit bedrag is gebaseerd op onrechtmatige onttrekkingen door de gedaagde van de rekening van de erflaatster, die in totaal ongeveer € 60.000,- zou bedragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt door gelden van de erflaatster te onttrekken en dat de schenkingen die aan hem zijn gedaan, mogelijk tot stand zijn gekomen door misbruik van omstandigheden. De rechtbank heeft de gedaagde verplicht om rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van de financiële zaken van de erflaatster, en heeft de gedaagde de mogelijkheid gegeven om bewijs te leveren dat de onttrekkingen ten goede zijn gekomen aan de erflaatster.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de eiseres bij tussenkomst, [eiseres bij tussenkomst], toegewezen, die eveneens vorderingen heeft ingediend met betrekking tot de schenkingen en de onrechtmatige onttrekkingen. De rechtbank heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat de schenkingen niet onder invloed van de geestelijke toestand van de erflaatster tot stand zijn gekomen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/244887 / HA ZA 18-8
Vonnis van 25 september 2019
in de zaak van

1.[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers in de hoofdzaak,
advocaat mr. J.P.C.M. van Riet,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. E.R.T.A. Luijten,
en in de tussenkomst zaak van
[eiseres bij tussenkomst],
wonende te [woonplaats 3] ,
eiseres bij tussenkomst,
advocaat mr. N. Vinke,
tegen

1.[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden bij tussenkomst,
advocaat mr. J.P.C.M. van Riet,
en
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde bij tussenkomst,
advocaat mr. E.R.T.A. Luijten.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] , [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] en [eiseres bij tussenkomst] genoemd worden.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] en [eiseres bij tussenkomst] worden gezamenlijk [eisers] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 28 maart 2018
  • de conclusie van eis (in de tussenkomst zaak) met producties 1 t/m 3 van [eiseres bij tussenkomst]
  • de conclusie van antwoord in de tussenkomst zaak (zoals de rechtbank “in incident” leest) van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst]
  • de conclusie van antwoord in de tussenkomst zaak (zoals de rechtbank “in incident” leest) van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2]
  • de akte overlegging producties 4 en 5 van [eiseres bij tussenkomst] van 8 oktober 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2018
  • de akte eisvermeerdering met 1 productie (met 13 bijlagen) van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2]
  • de akte n.a.v. eisvermeerdering van [eiseres bij tussenkomst]
  • de antwoordakte eisvermeerdering met producties 14 en 15 van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst]
  • het B16-formulier met producties 16 t/m 19 van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst]
  • het proces-verbaal van voortzetting van comparitie van 23 november 2018
  • het B16-formulier met kopieën van bankafschriften (punt 8 proces-verbaal van comparitie van 23 november 2018)
  • de akte wijziging en vermeerdering van eis met producties 1 tot en met 14 van [eiseres bij tussenkomst]
  • het proces-verbaal van (gedeeltelijke) dading van 27 maart 2019
  • het proces-verbaal van voorzetting comparitie van 27 maart 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [erflaatster] (verder: [erflaatster] ) is overleden op
[overlijdensdatum] te [overlijdensplaats] . [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] , [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] en [eiseres bij tussenkomst] (allen kinderen van [erflaatster] ) zijn gezamenlijk gerechtigd tot de gemeenschap die door het overlijden van [erflaatster] is ontstaan. In het testament van [erflaatster] van
11 januari 2010 staat dat [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] , [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] en [eiseres bij tussenkomst] voor gelijke delen gerechtigd zijn.
2.2.
[erflaatster] verbleef van begin december 2010 tot 11 maart 2011 in ziekenhuis Atrium te Heerlen. Vanuit dit ziekenhuis is zij overgebracht naar een kliniek in Kerkrade waar zij verbleef tot de opname in Schuttershof te Brunssum op 11 mei 2011. [erflaatster] is vervolgen op 1 augustus 2015 opgenomen in Bronnenhof te Brunssum, waar zij heeft gewoond tot aan haar overlijden.
2.3.
Vanaf 23 februari 2011 hebben [erflaatster] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] een gemeenschappelijke rekening met nummer [rekeningnummer] (verder: de rekening), zodat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] de financiën van [erflaatster] kan behartigen.
2.4.
Bij verzoekschrift van 13 januari 2011 heeft [eiseres bij tussenkomst] de rechtbank (onder meer) verzocht tot het onder bewind stellen van goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [erflaatster] en het instellen van een mentorschap ten behoeve van [erflaatster] . [erflaatster] is op 10 augustus 2011 bij beschikking van deze rechtbank van 1 juli 2011 (zaaknummer: 411015 BM VERZ 11-44 en 411020 \ MS VERZ 11-10) onder bewind gesteld. De rechtbank heeft ook een mentorschap ten behoeve van [erflaatster] ingesteld. Mr. W.V.J.M. Bonnie is benoemd tot bewindvoerder en mentor. [erflaatster] heeft tegen de beschikking hoger beroep ingesteld, waarna de beschikking van deze rechtbank door het hof ’s-Hertogenbosch is vernietigd bij beschikking van 14 juni 2012 (zaaknummer HV 200.094.789/01). Het hof heeft de onderbewindstelling en het mentorschap beëindigd met ingang van 14 juni 2012. Het hof heeft zijn oordeel (mede) gebaseerd op het deskundige rapport van prof. Dr. Verheij (verder: Verheij) van 13 maart 2012. Het hof heeft in de verzoekschriftprocedure een deskundigenonderzoek gelast en prof. Dr. F.R.J. Verheij (verder: Verheij) tot deskundige benoemd. Verheij heeft [erflaatster] op 1 februari 2012 onderzocht. In het rapport van Verheij van 13 maart 2012 (productie 6 bij conclusie van antwoord van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] ) staat, (geciteerd) voor zover hier van belang:
9. Diagnostische conclusie
Betrokkene lijdt momenteel echter niet aan een dementie, aangezien de geheugenklachten niet leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks leven. Daarnaast is een MMSE score van 28/30 een normale score voor een persoon van 86 jaar. Haar lichamelijke problematiek, met name de cervicale en lumbale myelopathie, leidt wel tot beperkingen in het dagelijks leven.
10. Beantwoording van uw vraagstellingen
1. Lijdt [erflaatster] aan of is er een verhoogde kans op ouderdomsdementie/Alzheimer?
Betrokkene lijdt momenteel niet aan een dementie. Een dementie is een syndroomdiagnose waarbij
er sprake moet zijn van een geheugenstoornis en een andere cognitieve stoornis die leiden tot
significante beperkingen in het dagelijks functioneren. Betrokkene heeft weliswaar lichte
geheugenklachten, maar deze klachten leiden niet tot significante beperkingen in het dagelijks leven
zoals blijkt uit een MMSE score van 28/30, en daarnaast uit de hetero-anamnestische informatie van
Schuttershof.
Betrokkene heeft gezien haar leeftijd een verhoogde kans op het ontwikkelen van een dementie van
het alzheimertype. Op 90-jarige leeftijd is er bij circa 10% sprake van een dementie. Lichte
cognitieve beperkingen hebben bij verschillende personen een verschillend beloop, waardoor het niet
mogelijk is om te voorspellen hoe de cognitieve beperkingen van betrokkenen zich zullen ontwikkelen.
2. Is bij [erflaatster] al dan niet als gevolg daarvan thans sprake van een zodanige geestelijke toestand, dat zij tijdelijk of duurzaam niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen?
Bij betrokkene is momenteelgeensprake van een zodanige geestelijke toestand dat zij niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Betrokkene is goed in staat om toelichting te geven op haar huidige financiële situatie en kan specifiek benoemen waar haar vermogen uit bestaat.
2.5.
In de brief van [naam medewerker Atrium] , werkzaam bij ziekenhuis Atrium Heerlen, aan de huisarts van [erflaatster] , de heer [naam huisarts] (productie 1 bij conclusie van eis) staat, (geciteerd) voor zover hier van belang:
Uw patiënt(e): Mevr. [erflaatster] , A geb. [geboortedatum 1]
was van 02-12-2010 tot 11-03-2011 opgenomen op onze afdeling.
Bespreking:
Patiënte opgenomen op de interne afdeling met delirant beeld bij urineweginfectie wv augmentin. Patiënte werd overgenomen op verdenking neurodegeneratief lijden. Er werd een MRI-cerebrum verricht welke gegeneraliseerde atrofie liet zien. Zowel fronto-temporaal als ook beide hippocampi. Derhalve werd een liquorpunctie verricht, welke een verhoogd Tau en amyloid lieten zien. Al met al past dit bij de ziekte van Alzheimer. Tijdens opname liet de MMSE een score van 19/30 zien. Neuropsychologisch onderzoek liet stoornissen zien op meerdere domeinen. Deze afwijkingen kunnen passen bij de ziekte van Alzheimer (een uitgebreid verslag volgt).
CONCLUSIE:
1. Neurodegeneratieve aandoening, meest waarschijnlijk M. Alzheimer
2.6.
Op 15 november 2013 is [erflaatster] overgegaan tot het verlenen van een algehele volmacht aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] . In deze door notaris Verstegen opgemaakte volmacht (productie 3 bij dagvaarding) staat, (geciteerd) voor zover hier van belang:
VOLMACHT
De volmachtgever verklaarde dat deze volmacht eerst aan de orde is voor zover deze door haar op dat tijdstip niet bevestigd, gewijzigd, aangevuld of herroepen kan worden, op grond van onvoldoende bewustzijn of onvermogen uit andere hoofde om zich te uiten en ter uitvoering daarvan bij deze aan te stellen tot haar algemeen gevolmachtigde:
de heer[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] ,
wonende te [woonplaats 2] , [adres] ,
hierna ook te noemen: “gevolmachtigde”, aan wie zij alle nodige volmachten verleent, … .
VI. AFWIKKELING VAN NALATENSCHAPPEN EN AANNEMEN EN DOEN VAN
- FORMELE EN MATERIËLE - SCHENKINGEN
c. Gebruikelijke schenkingen te doen - waarbij hij ook zelf als wederpartij kan optreden.
XI. SLOTBEPALING
a. De gevolmachtigde is verplicht een zodanige administratie te voeren dat te allen tijde volledig inzicht kan worden gegeven over het door hem gevoerde beheer en/of beschikkingshandelingen en/of uitgaven.
b. De gevolmachtigde, niet zijnde de partner van de volmachtgever, is tevens verplicht bij het overlijden van de volmachtgever rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen.
2.7.
In totaal heeft [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] € 47.910,- contant van de rekening opgenomen.
2.7.1.
Van het onder 2.7. genoemde bedrag is € 940,- door [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] opgenomen in de periode dat [erflaatster] in het ziekenhuis en de kliniek in Kerkrade verbleef. Het bedrag ziet op de navolgende opnames van de rekening (producties 6 en 7 bij akte wijziging en vermeerdering van eis van [eiseres bij tussenkomst] ):
1. 24 december 2010 € 180,-
2. 13 januari 2011 € 80,-
3. 24 januari 2011 € 140,-
4. 8 februari 2011 € 40,-
5. 24 februari 2011 € 50,-
6. 1 april 2011 € 200,-
7. 21 april 2011 € 250,-
2.7.2. € 29.600,-
is door [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gedurende het verblijf van [erflaatster] in Schuttershof contant opgenomen. Het bedrag ziet op de navolgende opnames van de rekening (producties 7 tot en met 11 bij akte wijziging en vermeerdering van eis van [eiseres bij tussenkomst] ):
1. 27 juni 2011 € 250,-
2. 4 juli 2011 € 250,-
3. 25 juli 2011 € 250,-
4. 15 augustus 2011 € 500,-
5. 13 juli 2012 € 40,-
6. 16 juli 2012 € 1.000,-
7. 18 juli 2012 € 100,-
8. 6 augustus 2012 € 250,-
9. 15 augustus 2012 € 200,-
10. 28 augustus 2012 € 250,-
11. 1 oktober 2012 € 500,-
12. 26 november 2012 € 250,-
13. 17 december 2012 € 250,-
14. 10 januari 2013 €300,-
15. 4 februari 2013 € 250,-
16. 8 april 2013 € 500,-
17. 27 mei 2013 € 500,-
18. 3 juli 2013 € 500,-
19. 9 juli 2013 € 500,-
20. 1 augustus 2013 € 250,-
21. 9 augustus 2013 € 1.000,-
22. 12 september 2013 € 250,-
23. 7 oktober 2013 € 250,-
24. 4 november 2013 € 250,-
25. 25 november 2013 € 250,-
26. 28 november 2013 € 250,-
27. 5 december 2013 € 250,-
28. 16 december 2013 € 300,-
29. 23 december 2013 € 250,-
30. 6 januari 2014 € 150,-
31. 20 januari 2014 € 150,-
32. 27 januari 2014 € 150,-
33. 6 februari 2014 € 500,-
34. 17 februari 2014 € 500,-
35. 18 februari 2014 € 500,-
36. 24 februari 2014 € 600,-
37. 3 maart 2014 € 1.000,-
38. 21 maart 2014 € 500,-
39. 31 maart 2014 € 150,-
40. 7 april 2014 € 100,-
41. 14 april 2014 € 100,-
42. 22 april 2014 € 100,-
43. 28 april 2014 € 500,-
44. 15 mei 2014 € 1.000,-
45. 9 juni 2014 € 500,-
46. 23 juni 2014 € 500,-
47. 7 juli 2014 € 500,-
48. 15 juli 2014 € 1.000,-
49. 17 juli 2014 € 500,-
50. 28 juli 2014 € 500,-
51. 4 augustus 2014 € 500,-
52. 19 augustus 2014 € 250,-
53. 25 augustus 2014 €150,-
54. 25 augustus 2014 € 250,-
55. 4 september 2014 € 150,-
56. 22 september 2014 € 250,-
57. 20 oktober 2014 € 250,-
58. 27 oktober 2014 € 250,-
59. 3 november 2014 € 300,-
60. 24 november 2014 € 500,-
61. 25 november 2014 € 100,-
62. 1 december 2014 € 400,-
63. 18 december 2014 € 500,-
64. 22 januari 2015 € 500,-
65. 9 februari 2015 € 500,-
66. 2 maart 2015 € 500,-
67. 20 maart 2015 € 600,-
68. 30 maart 2015 € 500,-
69. 20 april 2015 € 600,-
70. 4 mei 2015 € 600,-
71. 11 mei 2015 € 500,-
72. 26 mei 2015 € 250,-
73. 1 juni 2015 € 500,-
74. 15 juni 2015 € 250,-
75. 22 juni 2015 € 250,-
76. 29 juni 2015 € 260,-
77. 6 juli 2015 € 250,-
78. 13 juli 2015 € 250,-
2.7.3. € 17.370,-
is door [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gedurende het verblijf van [erflaatster] in Bronnenhof opgenomen. Dit bedrag is de som van de navolgende opnames (producties 11 tot en met 13 bij akte wijziging en vermeerdering van eis van [eiseres bij tussenkomst] ):
1. 4 augustus 2015 € 260,-
2. 24 augustus 2015 € 700,-
3. 27 augustus 2015 € 800,-
4. 31 augustus 2015 € 150,-
5. 2 september 2015 € 500,-
6. 4 september 2015 € 260,-
7. 10 september 2015 € 250,-
8. 28 september 2015 € 400,-
9. 1 oktober 2015 € 700,-
10. 6 oktober 2015 € 800,-
11. 9 oktober 2015 € 800,-
12. 20 oktober 2015 € 500,-
13. 10 november 2015 € 400,-
14. 30 november 2015 € 250,-
15. 7 december 2015 € 250,-
16. 21 december 2015 € 400,-
17. 4 januari 2016 € 250,-
18. 11 januari 2016 € 500,-
19. 11 januari 2016 € 500,-
20. 4 februari 2016 € 500,-
21. 8 februari 2016 € 600,-
22. 9 maart 2016 € 600,-
23. 11 maart 2016 € 500,-
24. 22 maart 2016 € 500,-
25. 7 april 2016 € 400,-
26. 18 april 2016 € 250,-
27. 28 april 2016 € 400,-
28. 24 mei 2016 € 500,-
29. 26 mei 2016 € 700,-
30. 14 juni 2016 € 250,-
31. 27 juni 2016 € 100,-
32. 7 juli 2016 € 100,-
33. 13 juli 2016 € 600,-
34. 15 juli 2016 € 250,-
35. 15 juli 2016 € 100,-
36. 25 juli 2016 € 400,-
37. 26 augustus 2016 € 250,-
38. 17 oktober 2016 €250,-
39. 31 oktober 2016 € 250,-
40. 4 november 2016 € 100,-
41. 10 november 2016 € 100,-
42. 21 november 2016 € 50,-
43. 5 december 2016 € 100,-
44. 16 december 2016 € 100,-
45. 21 december 2016 € 250,-
46. 4 januari 2017 € 150,-
47. 9 januari 2017 € 100,-
48. 16 januari 2017 € 50,-
49. 2 februari 2017 € 200,-
2.8.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft van de rekening, in de periode april 2011 tot en met april 2016, voor
€ 5.847,77 aan betalingen aan derden verricht. Het bedrag van € 5.847,77 is de som van de volgende betalingen:
1. 8 april 2011 € 188,60 Sepay-De Pree Mobili
2. 5 mei 2011 € 139,99 Maxwell
3. 16 juni 2011 € 894,25 ABN AMRO
4. 30 oktober 2012 € 85,- Cranenbroek
5. 19 juli 2013 € 160,37 Betaalautomaat Winkel Brunssum
6. 24 september 2013 € 459,75 betaalautomaat Winkel Brunssum
7. 13 februari 2014 € 249,- Blokker
8. 19 augustus 2014 € 19,99 Curiosa 2000 Den Haag
9. 21 augustus 2014 € 351,32 Brezan
10. 1 september 2014 € 101,16 Brezan
11. 4 september 2014 € 78,88 Gamma
12. 4 september 2014 € 89,30 Brezan
13. 4 september 2014 € 127,07 Gamma
14. 1 december 2014 € 235,82 Brezan
15. 2 december 2014 € 353,30 Autobanden van Son
16. 4 mei 2015 € 52,83 Elec en Diesel
17. 20 mei 2015 € 144,95 Elec en Diesel
18. 25 mei 2015 € 47,27 Vandien service provider
19. 25 mei 2015 € 47,25 Vandien service provider
20. 1 juni 2015 € 367,57 Elec en Diesel
21. 3 juni 2015 € 302,50 Elec en Diesel
22. 11 juni 2015 € 121,80 Elec en Diesel
23. 12 juni 2015 € 63,08 Elec en Diesel
24. 18 juni 2015 € 114,50 SEPAY-De Pree Mobili
25. 31 juli 2015 € 99,- Maxwell
26. 31 augustus 2015 € 699,99 Maxwell
27. 9 maart 2016 € 39,17 Elec en Diesel
28. 7 april 2016 € 26,50 VOF Brussnum NLD
29. 7 april 2016 € 72,54 Heuts Hoensbroek NLD
30. 14 april 2016 € 115,- VOF Brunssum NLD
2.9.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft van maart 2011 tot en met juli 2015 € 3.863,80 van de rekening naar zijn eigen rekening overgeboekt. Tot dit bedrag behoren de navolgende transacties:
1. 1 maart 2011 € 500,-
2. 28 maart 2011 € 500,-
3. 20 april 2011 € 500,-
4. 20 april 2011 € 100,-
5. 7 juni 2011 € 175,-
6. 8 juni 2011 € 228,80
7. 6 juli 2011 € 110,-
8. 4 augustus 2011 € 110,-
9. 28 augustus 2012 € 100,-
10. 28 augustus 2012 € 300,-
11. 27 september 2012 € 100,-
12. 26 oktober 2012 € 100,-
13. 29 november 2012 € 100,-
14. 16 mei 2014 € 840,-
15. 24 juli 2015 € 100,-
2.10.
Aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] is in de periode van juli 2012 tot juni 2015 voor in totaal € 17.000,- geschonken. De schenkingen zijn gedaan op:
1. 16 juli 2012 € 1.000,-
2. 12 februari 2013 € 5.000,-
3. 9 augustus 2013 € 1.000,-
4. 26 augustus 2014 € 5.000,-
5. 4 juni 2015 € 5.000,-

3.Het geschil

3.1.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] vorderen - na vermindering van eis (ter comparitie van 27 maart 2019) - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] veroordeelt om aan [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] , ieder afzonderlijk te voldoen een bedrag van
ongeveer € 15.000,-, zulks binnen tien dagen van betekening van het in deze te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
En:
Primair. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] veroordeelt aan [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] te betalen de kosten van dit geding waaronder begrepen een bedrag voor het salaris van de advocaat van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] zomede een bedrag voor de noodzakelijke verschotten, tevens [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] te veroordelen in de kosten van de executie van het in deze te wijzen vonnis en tevens in de nakosten begroot conform liquidatietarief rechtbank en hoven, het een en ander uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Subsidiair. Bepaalt dat de kosten van de tenuitvoerlegging van het testament van erflaatster, waaronder begrepen notaris - opslag - taxatie - en advocaatkosten waaronder begrepen de griffierechten en deurwaarderskosten, allen ten laste komen van de boedel.
3.2.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] leggen aan hetgeen onder 1 wordt gevorderd ten grondslag dat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] bedragen van de rekening van [erflaatster] heeft gepind, bedragen van de rekening van [erflaatster] naar zijn rekening heeft overgeboekt en bedragen van de rekening van [erflaatster] contant heeft opgenomen. In totaal betreft het ongeveer € 60.000,-. Dit bedrag hoort toe aan de gemeenschap. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] zijn ieder voor ¼ deel en daarmee voor € 15.000,- hiertoe gerechtigd. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft zich ongerechtvaardigd verrijkt door het toe-eigenen van aan [erflaatster] toebehorende gelden. Hierbij dient de ongerechtvaardigde verrijking te worden aangemerkt als een species van de onrechtmatigde daad. Door de gelden te onttrekken van de rekening van [erflaatster] heeft [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] onrechtmatig gehandeld. De schenkingen van [erflaatster] aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] zijn door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] beroepen zich op vernietigbaarheid van de schenkingen (artikel 7:176 BW). De schenkingen zijn voorts vernietigbaar op grond van artikel 7:178 BW. Op [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] rustte als mantelzorger van [erflaatster] een serieuze en zware verantwoordelijkheid bij het beheer van haar geldzaken. [erflaatster] was in vergaande mate afhankelijk van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] . In de volmacht van [erflaatster] staat weliswaar dat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gebruikelijke schenkingen mag doen waarbij hij zelf ook als wederpartij kan optreden, maar de schenkingen zoals gedaan kunnen niet als gebruikelijk worden aangemerkt. [erflaatster] behandelde al haar vier de kinderen gelijk, en het is dan ook nooit haar bedoeling geweest [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] meer te geven dan de andere drie kinderen.
3.3.
[eiseres bij tussenkomst] vordert - na akte wijziging en vermeerdering van eis - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] beveelt om rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van de financiële zaken van erflaatster vanaf de datum van 2 december 2010 tot de overlijdensdatum, uitgezonderd de periode van bewind, en dat hij de redenen voor de overboekingen naar zijn rekening en de contante opnamen geeft en de omvang van de contante opnamen verklaart en de uitgaven nader documenteert aan de hand van bonnetjes en/of aankoopbewijzen,
2. de schenkingen die vanaf 16 juli 2012 aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] zijn gedaan vernietigt en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] veroordeelt tot betaling van € 17.000,- aan de nalatenschap, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van algehele betaling,
3. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] veroordeelt tot betaling van € 42.871,57 aan de nalatenschap, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van algehele betaling.
En:
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] in de kosten van deze procedure veroordeelt, onder bepaling dat zij de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd worden wanneer deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis zijn betaald.
3.4.1.
[eiseres bij tussenkomst] legt aan het onder 1 gevorderde het volgende ten grondslag. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft het beheer over de financiële zaken van moeder gevoerd van 2011 tot het overlijden van [erflaatster] op [overlijdensdatum] . [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft hierover tot de dag van vandaag geen rekening en verantwoording afgelegd, terwijl hij hiertoe wel gehouden is. Deze verplichting geldt voor de periode 2011 tot augustus 2015 op basis van het ongeschreven recht vanwege de omstandigheden van het geval. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] schermde moeder af. Hij kon geheel zelfstandig handelen omdat hij bezit van de bankpas had. Voorts stelt [eiseres bij tussenkomst] dat [erflaatster] het beroep tegen de beslissing van de rechtbank niet zelfstandig heeft ingesteld, Cicero (de zorginstelling waar [erflaatster] verbleef) in de veronderstelling verkeerde dat
[erflaatster] niet meer zelfstandig haar belangen kon behartigen, en dr. Verheij in 2012 heeft geconcludeerd dat [erflaatster] een verhoogde kans op het ontwikkelen van dementie had. Uit de volmacht blijkt voorts dat [erflaatster] wilde dat er rekening en verantwoording werd afgelegd. De opnames gedaan sinds de ziekenhuisopname in 2011 en het verblijf daarna in de kliniek en het verzorgingshuis passen niet bij de verwachte normale uitgaven.
Voor de periode augustus 2015 tot aan het overlijden van [erflaatster] vloeit deze verplichting voort uit de volmacht. [erflaatster] kon toen zelf haar wil niet meer uiten. Op basis van artikel XI van de volmacht rustte op [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] de verplichting tot het voeren van een zodanige administratie dat te allen tijde volledig inzicht kan worden gegeven over het door hem gevoerde beheer en/of beschikkingshandelingen en/of uitgaven. Uitgaven door [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] dienen gedocumenteerd te worden aan de hand van bonnetjes en/of aankoopbewijzen.
3.4.2.
Gebruikelijke schenkingen onder de volmacht zijn toegestaan. Echter zijn jaarlijkse schenkingen gedaan die niet in verhouding tot het vermogen van [erflaatster] stonden, en daarmee niet aan te merken zijn als gebruikelijke schenkingen. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] was dan ook niet bevoegd de schenkingen te doen en heeft zich door dat wel te doen verrijkt ten koste van het vermogen van [erflaatster] . Het gaat hier om een bedrag van
€ 17.000,-. De schenkingen zijn tot stand gekomen door misbruik van omstandigheden. Misbruik is gelegen in de omstandigheid dat [erflaatster] niet meer zelfstandig in staat was haar financiën te beheren en dat in weerwil van de omvang van haar vermogen aanzienlijke schenkingen aan een van haar kinderen zijn gedaan, terwijl zij de kinderen ten opzichte van elkaar niet wilde bevooroordelen. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] schermde moeder af van de andere kinderen.
3.4.3.
Voorts vordert [eiseres bij tussenkomst] € 42.871,57 ten behoeve van de gemeenschap. Dit bedrag bestaat uit € 33.160,- aan door [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gedane contante betalingen, € 5.847,77 aan opvallende betalingen en € 3.863,80 aan onrechtmatig overgeboekte gelden.
3.5.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] en [eiseres bij tussenkomst] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ondeelbare rechtsverhouding

4.1.
Een vordering tot boedelbeschrijving en verdeling van een nalatenschap betreft in beginsel een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen (een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding). Dat betekent dat de rechter de beslissing over die boedelbeschrijving en verdeling slechts kan geven in een geding waarin allen die bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt (ECLI:NL:HR:2017:411). Wanneer een partij een dergelijke beslissing wil uitlokken, dienen dan ook alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te worden geroepen, zowel in eerste aanleg, als in volgende instanties (ECLI:NL:HR:1991:ZC0405). Met de tussenkomst van [eiseres bij tussenkomst] en mede gelet op rechtsoverweging 4.2. kan thans worden aangenomen dat alle bij de rechtsverhouding betrokkenen tevens partij in het geding zijn.
Vordering [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] en vorderingen 2 en 3 [eiseres bij tussenkomst]
4.2.
Uit het proces-verbaal van 27 maart 2019 volgt dat (de advocaat van) [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] de berekeningswijze van (de advocate van) [eiseres bij tussenkomst] volgt. De rechtbank zal de vordering van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] en hetgeen [eiseres bij tussenkomst] vordert onder 2 en 3 dan ook gezamenlijk beoordelen. Tussen [eisers] enerzijds en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] anderzijds staat ter discussie of [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gehouden is om
€ 59.871,75 aan de gemeenschap te voldoen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: € 33.160,- aan door [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gedane contante betalingen, € 5.847,77 aan opvallende betalingen (2.8.),
€ 3.863,80 aan onrechtmatig overgeboekte gelden (2.9.) en € 17.000,- aan schenkingen (2.10.).
€ 33.160,- contante betalingen, € 5.847,77 opvallende betalingen en € 3.863,80 overgeboekte gelden niet zijnde schenkingen (in totaal: € 59.871,75)
4.3.1.
Volgens [eisers] is een bedrag van € 33.160,- zonder medeweten van [erflaatster] en zonder dat deze gelden voor [erflaatster] zijn aangewend onttrokken aan de nalatenschap. Dit is onrechtmatig tegenover [eisers] Het bedrag van
€ 33.160,- is opgebouwd uit een drietal bedragen:
- (1) € 940,- aan contante opnames gedurende het verblijf van [erflaatster] in het ziekenhuis en de kliniek in Kerkrade (2.7.1.), terwijl zij geen uitgaven had.
- (2) € 14.850,-. Dit bedrag is als volgt opgebouwd. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft gedurende het verblijf van [erflaatster] in Schuttershof voor een bedrag van € 29.600,- contant opgenomen (2.7.2.). Op dit bedrag dient 2 maal € 1.000,- (16 juli 2012 en 9 augustus 2013, betaling nrs. 6 en 21 in de onder 2.7.2. opgesomde lijst) in mindering te worden gebracht als zijnde giften aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] (de rechtbank: deze bedragen zijn tevens opgenomen in de lijst onder 2.10.). Voorts dient een maandelijks bedrag aan zakgeld in mindering te worden gebracht, betreffende 51 maanden (duur verblijf Schuttershof) maal € 250,-, is € 12.750. Resteert een vordering van € 29.600,- - (€ 2.000,- + € 12.750,-) = € 14.850,-. Bij het vaststellen voor het maandelijkse bedrag aan zakgeld is aansluiting gezocht bij de bedragen die het CAK geeft als richtlijn voor alleenstaanden. Dit bedrag bedroeg in 2018 € 3.704,- per jaar, zijnde € 308,- per maand. [eiseres bij tussenkomst] gaat er daarbij vanuit dat maandelijks € 50,- per maand aan kleding wordt besteed, en dat het overige als zakgeld heeft te gelden.
- (3) € 17.370,- aan contante opnames, gedurende het verblijf van [erflaatster] in Bronnenhof (2.7.3.), terwijl zij daar geen uitgaven had.
4.3.2.
Volgens [eisers] zijn voor een bedrag van € 5.847,77 (2.8.) aan opvallende betalingen aan derden gedaan, die niet bij het te verwachten uitgavenpatroon van [erflaatster] passen. Mede omdat een groot deel van deze betalingen betrekking hebben op kosten van automaterialen, bouwmaterialen en elektronica. Deze uitgaven zijn niet te rijmen met het te verwachten uitgavenpatroon van [erflaatster] , omdat zij ten tijde van deze uitgaven niet meer thuis woonde.
4.3.3.
Volgens [eisers] heeft [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] € 3.863,80 (2.9.) van de rekening van [erflaatster] naar zijn eigen rekening overgeboekt. Omdat deze bedragen niet voor [erflaatster] zijn gebruikt, zij hier niets van afwist en er geen reden was om deze bedragen aan zichzelf over te maken heeft [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] zichzelf ten koste van [erflaatster] verrijkt dan wel onrechtmatig gehandeld.
4.4.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] betwist dat deze gelden (2.7. tot en met 2.9.) niet ten gunste van [erflaatster] zijn gekomen. De opnames liggen, aldus [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] , in de lijn van de voorgaande jaren dat [erflaatster] nog thuis woonde en van onrechtmatig handelen is dan ook geen sprake. De wijze waarop [eiseres bij tussenkomst] aan een bedrag van € 250,- per maand aan zakgeld komt (4.3.1) is voor [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] niet duidelijk.
4.5.1.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] verzorgde de financiële administratie van [erflaatster] , en in dat kader is ook een en/of-rekening geopend (2.3). Dat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] betalingen mocht verrichten en dat hij voor € 59.871,75 aan betalingen heeft verricht, staat niet ter discussie. Die betalingen diende echter wel ten goede te komen van [erflaatster] . Wanneer deze betalingen niet ten goede zijn gekomen van [erflaatster] zonder dat zij hiervan wist, dan heeft [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] ten opzichte van haar onrechtmatig gehandeld en heeft hij gelden aan de nalatenschap onttrokken hetgeen onrechtmatig is jegens de erfgenamen van [erflaatster] .
4.5.2.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] voert als verweer dat de gedane betalingen van € 59.871,75 ten goede zijn gekomen van [erflaatster] . Nu het gaat om een bevrijdend verweer, rust de bewijslast hiervan op [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] . Het is aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] te bewijzen dat de bedragen zoals opgenomen onder 2.7. tot en met 2.9. ten goede zijn gekomen van [erflaatster] .
Schenkingen (€ 17.000,-)
4.6.
[eisers] roepen de vernietiging in van de onder 2.10. opgenomen schenkingen, en beroepen zich daarbij op misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 BW). In het rapport van Verheij staat dat [erflaatster] een verhoogde kans heeft op het ontwikkelen van dementie. Tijdens de behandeling op zitting hebben [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] en [eiseres bij tussenkomst] verklaard dat [erflaatster] na de ziekenhuis opname in 2010 niet meer de oude is geworden, dat dit aanleiding was om een verzoek tot bewind en mentorschap aan te vragen en dat [erflaatster] ook daadwerkelijk is gaan dementeren. De dementie is uiteindelijk ook de aanleiding geweest dat [erflaatster] in Bronnenhof is opgenomen. Voorts stellen zij dat het onderzoek van Verheij op 1 februari 2012 heeft plaatsgevonden, en dat de beschikking van het hof van 14 juni 2012 daarop was gebaseerd. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] stuurde en manipuleerde [erflaatster] , zo ook in het instellen van het hoger beroep. [erflaatster] was weliswaar opdrachtgever en partij in hoger beroep, maar het postadres dat in die procedure voor de briefwisseling werd gebruikt was dat van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] . [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] was ook feitelijk opdrachtgever. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft [erflaatster] bewust van [eisers] afgeschermd en haar daarmee van hem afhankelijk gemaakt. Voor zover [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] zich beroept op de volmacht: de schenkingen zijn niet als gebruikelijk aan te merken. Voorts merken [eisers] op dat [erflaatster] haar vier kinderen alle vier gelijk wilde behandelen.
4.7.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] erkent dat de bedragen zoals opgenomen onder 2.10. door [erflaatster] aan hem zijn geschonken, maar betwist dat sprake is van misbruik van omstandigheden. [erflaatster] was ten tijde van deze schenkingen compos mentis. Tijdens de hoger beroep procedure in juni 2012 heeft Verheij geoordeeld dat er geen sprake was van een zodanige geestelijke toestand dat [erflaatster] niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Pas in augustus 2015, toen [erflaatster] werd opgenomen in Bronnenhof (2.2) was zij niet meer in staat om zelf het beheer over haar financiële vermogen te voeren. Er zijn sindsdien geen schenkingen meer gedaan. De akte ‘algemene volmacht’ is getekend op 15 november 2013. De notaris heeft ten tijde van het tekenen van de akte zich ervan moeten vergewissen dat [erflaatster] in staat was te begrijpen waarvoor zij tekende. De schenkingen zijn, voor zover van belang gebruikelijke schenkingen. [erflaatster] was na het verzoek om onder bewind gesteld te worden zodanig teleurgesteld in [eisers] dat zij zich niet gehouden voelde haar kinderen gelijk te behandelen.
4.8.1.
Schenkingen zijn vernietigbaar wanneer komt vast te staan dat die schenkingen zijn gedaan onder misbruik van omstandigheden (artikel 7:176 BW). De schenkingen die [erflaatster] heeft gedaan zijn op grond van artikel 3:44 BW vernietigbaar als vast komt te staan dat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] wist of moest begrijpen dat [erflaatster] door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid bewogen werd tot het verrichten van de schenkingen en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] het tot stand komen van de schenkingen heeft bevorderd, ofschoon hetgeen hij wist of moest begrijpen hem daarvan had moeten weerhouden. Artikel 7:176 BW kent voor deze situatie een van artikel 150 Rv afwijkende bewijsregel. In het geval de schenker - in dit geval [eisers] als rechtsopvolgers onder algemene titel van [erflaatster] - bij een beroep op vernietigbaarheid feiten stelt waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen, rust op de begiftigde - in dit geval [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] - de bewijslast (en daarmee ook het bewijsrisico) van het tegendeel, tenzij van de schenking een notariële akte is opgemaakt of deze verdeling van de bewijslast in de gegeven omstandigheden in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou zijn.
4.8.2.
[eisers] hebben voldoende feiten gesteld, en daarmee voldaan aan de op de op hen rustende stelplicht, waaruit - als van de juistheid daarvan wordt uitgegaan - volgt dat de schenkingen door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen en dus vernietigbaar zijn. Het betreft hier feiten omtrent de geestelijke toestand van [erflaatster] . [erflaatster] is gediagnostiseerd met een verhoogde kans op het ontwikkelen van dementie (2.4.). Deze ziekte heeft zich geopenbaard en was uiteindelijk de aanleiding voor opname van [erflaatster] in Bronnenhof (2.2.). Van omstandigheden die nopen tot een andere bewijslast verdeling van de bewijslast dan is neergelegd in artikel 7:176 BW, is niet gebleken. Dit brengt met zich dat op [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] de bewijslast van het tegendeel rust in die zin dat hij moet bewijzen dat de schenkingen niet door misbruik tot stand zijn gekomen. Als [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] het bewijs dat de schenkingen niet door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen, niet kan leveren, slaagt het beroep van [eisers] op de vernietiging en moet [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] de geschonken bedragen uit hoofde van onverschuldigde betaling aan de gemeenschap terug betalen.
4.9.
Anders dan [eiseres bij tussenkomst] , leggen [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] aan hun vordering eveneens artikel 7:178 BW ten grondslag. Volgens [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] dient dit artikel ruim te worden uitgelegd, en dienen ook mantelzorgers onder het in artikel 7:178 BW gebezigde begrip ‘beroepsbeoefenaar’ te worden geschaard. Nu [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] zichzelf veelvuldig als mantelzorger van [erflaatster] heeft bestempeld, zijn de schenkingen van [erflaatster] aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] voorts vernietigbaar op grond van artikel 7:178 BW.
4.10.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] stelt dat, hoewel hij [erflaatster] dagelijks bijstond, hij niet kan worden aangemerkt als ‘beroepsbeoefenaar’ in de zin van artikel 7:178 BW.
4.11.
De schenking is op grond van artikel 7:178 BW vernietigbaar indien zij gedurende een ziekte van de schenker wordt gedaan aan hen die hem gedurende deze ziekte bijstaan als een beroepsbeoefenaar op het gebed van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in de Wet BIG (Kamerstukken II 2000/01, 17 213, nr. 6) of een geestelijk verzorger. Nu [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] niet tot deze groep van beroepsbeoefenaar behoord, kan de vordering op grond van artikel 7:178 BW niet slagen.
De vordering ‘rekening en verantwoording’
4.12.
[eiseres bij tussenkomst] vordert rekening en verantwoording, waarbij zij een onderscheid maakt tussen de periode 2011 tot augustus 2015, waarbij [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording op basis van het ongeschreven recht vanwege de omstandigheden van het geval, en de periode augustus 2015 tot aan het overlijden van [erflaatster] , waarbij de verplichting zijdens [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] voortvloeit uit de volmacht. De omstandigheden die nopen tot het afleggen van rekening en verantwoording over de eerste periode, zien op de geestelijke gezondheid van [erflaatster] , de afzondering van [erflaatster] door [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] , en het bestaan van de en/of-rekening van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] en [erflaatster] waar alleen [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] toegang tot had.
4.13.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] heeft tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2019 gesteld dat hij vanaf het verblijf van [erflaatster] in Bronnenhof, augustus 2015 tot aan haar overlijden, op grond van de volmacht gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording en daartoe ook bereid is. Wat betreft de periode tot de opname in Bronnenhof is [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] , zo stelt hij, geen rekening en verantwoording verschuldigd, daar [erflaatster] gedurende die periode compos mentis was en er dan geen grondslag voor het afleggen van rekening en verantwoording is.
4.14.1.
Tussen partijen is niet in geding dat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording vanaf de opname Bronnenhof op 1 augustus 2015 tot de dag van overlijden van [erflaatster] op [overlijdensdatum] . De vordering zal met betrekking tot die periode dan ook worden toegewezen. Ter discussie staat wel of [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording vanaf het moment dat [erflaatster] is opgenomen in het Atrium begin december 2010 tot de dag van opname in Bronnenhof.
4.14.2.
De rechtbank overweegt dat van een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording van de ene partij jegens de andere partij slechts sprake is indien tussen hen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, krachtens welke de een jegens de ander verplicht is zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te rechtvaardigen. De omstandigheid dat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] bemoeienis had met de financiën van [erflaatster] brengt met zich dat hij jegens haar rekening en verantwoording verschuldigd was. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] is - gezien de opvolging onder algemene titel (artikel 3:80 BW) - gehouden tot het afleggen van rekening en verantwoording jegens de erfopvolgers.
4.15.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] toe om door alle middelen rechtens te bewijzen dat:
- de bedragen zoals opgenomen onder 2.7. tot en met 2.9. ten goede zijn gekomen van [erflaatster] ,
- de schenkingen aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] zoals opgenomen onder 2.10. niet tot stand zijn gekomen onder invloed van de geestelijke toestand van [erflaatster] ,
5.2.
bepaalt dat, indien [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal worden gehouden ten overstaan van mr. K.J.H. Hoofs, rechter, in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechter zal worden bepaald, nadat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen,
5.3.
verwijst in dat geval de zaak naar de rol van 23 oktober 2019 voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] , alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] , indien hij het bewijs niet of niet uitsluitend door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, hij die bewijsstukken en/of andere bewijsmiddelen op de rol van
23 oktober 2019 in het geding moet brengen,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken.