ECLI:NL:RBLIM:2019:8803

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
03/659044-18, 03/228203-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor aanranding van een 16-jarig meisje met een alarmpistool

Op 1 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van een 16-jarig meisje en het voorhanden hebben van een alarmpistool. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 september 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, ondersteund door de aangifte van het slachtoffer en de verklaring van een getuige. De verdediging betwistte de geloofwaardigheid van de verklaringen van het slachtoffer en de getuige, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen consistent en gedetailleerd waren.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 27 januari 2018 in Roermond het slachtoffer had aangerand door haar te betasten en te zoenen, terwijl hij een alarmpistool toonde. De rechtbank vond de handelingen van de verdachte ernstig, vooral gezien het grote leeftijdsverschil en de bedreiging met een wapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en er werd een schadevergoeding van €500 aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank benadrukte de impact van dergelijke daden op de geestelijke gezondheid van het slachtoffer en de onveiligheid die dit soort incidenten in de maatschappij teweegbrengt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659044-18, 03/228203-17 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1982,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Rubberg, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 september 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:de 16-jarige [slachtoffer] heeft aangerand;
Feit 2:een alarmpistool voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van aanranding en de aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Het alarmpistool is bij de verdachte aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van feit 1, omdat de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn, de verdachte stellig ontkent en de verdachte de aangeefster en de getuige helemaal niet kent. Voor feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht beide feiten, op alle onderdelen, wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
In de vroege ochtend van 27 januari 2018 ontving de politie een melding om naar een adres in het centrum van Roermond te gaan. Ter plaatse werden de agenten aangesproken door twee jonge vrouwen, die zich voorstelden als [slachtoffer] en [getuige] . Zij verklaarden dat zij op stap waren geweest in het centrum van Roermond en dat zij onderweg naar huis werden aangesproken door een onbekende man. Hij vertelde dat hij [verdachte] heette en dat hij 35 jaar oud was. De man was met hen meegelopen en had op een bepaald moment een klein zwart vuurwapen aan de vrouwen getoond. Vervolgens had de man de bovenbenen van [slachtoffer] betast en geprobeerd om zijn handen onder haar jurkje te brengen. [slachtoffer] verklaarde dat de man van geen ophouden wist. Nadat hij het wapen had laten zien, was zij zo bang geweest dat zij de man niet durfde aan te spreken op de aanrakingen. Voordat de man wegging, had hij [slachtoffer] stevig vast gepakt en haar met wijd geopende mond op haar mond gekust, haar gezicht afgelikt en zijn tong in haar mond gebracht. [2]
De verbalisanten zijn naar aanleiding van de melding op zoek gegaan naar de man. In het centrum van Roermond troffen zij de verdachte aan. Tijdens een onderzoek aan de kleding van de verdachte werd een vuurwapen aangetroffen. [3]
Het wapen dat bij de verdachte werd aangetroffen, is door de politie in beslag genomen. [4] Na onderzoek bleek dat het om een wapen van categorie III sub 4, namelijk een alarmpistool, ging. [5]
[slachtoffer] heeft vervolgens aangifte gedaan. [6] In de aangifte heeft [slachtoffer]
de verklaring die zij ’s nachts tegenover de politieagenten had afgelegd, herhaald. Zij gaf hierbij aan dat de man na het tonen van het vuurwapen over haar kleding aan haar onderlichaam, billen en benen zat en haar met open mond zoende en zijn tong in haar mond bracht. [7]
[getuige] is als getuige gehoord. Zij heeft de verklaring van [slachtoffer] bevestigd en daarnaast verklaard dat zij zag dat de man [slachtoffer] ook op haar wang kuste. [8]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een wapen van categorie III sub 4 voorhanden heeft gehad en dat hij [slachtoffer] onder dreiging met dit wapen heeft aangerand.
De verdediging heeft aangevoerd dat het bewijs onvoldoende overtuigend is om te kunnen concluderen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank volgt de verdediging niet in dit standpunt. [slachtoffer] en [getuige] hebben helder, consistent en eenduidig verklaard over hetgeen zij zelf hebben waargenomen. Zij hebben hun verklaring direct na het incident afgelegd en vervolgens bevestigd en nader gespecifieerd in de aangifte en het getuigenverhoor. De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] sluiten op elkaar aan, zijn gedetailleerd en het dossier biedt verschillende aanknopingspunten die de verklaringen inhoudelijk ondersteunen. Zo werd de verdachte in de stad aangetroffen met een wapen [9] en heeft hij bij de politie verklaard dat hij die nacht met twee meiden heeft gesproken, van wie één vroeger in Maasniel woonde [10] , terwijl [getuige] in Maasniel heeft gewoond. [11] De rechtbank is in het licht van voornoemde feiten en omstandigheden dan ook van oordeel dat er niet alleen voldoende wettig bewijs is, maar dat dit bewijs ook overtuigt dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft aangerand.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 27 januari 2018 in de gemeente Roermond, door bedreiging met geweld en andere feitelijkheden dan geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken van de billen en het (dij)been van die [slachtoffer] , het geven van een kus op de wang, het geven van een tongzoen en het likken van het gezicht van die [slachtoffer] , en bestaande die bedreiging met geweld uit het tonen van een alarmpistool en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] hinderlijk heeft gevolgd en onverhoeds
- de billen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en onverhoeds
- het (dij)been van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en onverhoeds
- die [slachtoffer] een kus op haar wang heeft gegeven en onverhoeds
- die [slachtoffer] een tongzoen heeft gegeven en onverhoeds
- in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gelikt.
Feit 2:
op 27 januari 2018 in de gemeente Roermond een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij het bepalen van de straf heeft de officier van justitie acht geslagen op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die gelden voor seksueel misbruik van minderjarigen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de verdachte te veroordelen tot een (voorwaardelijke) taakstraf. Een gevangenisstraf is volgens de raadsman niet passend bij het tenlastegelegde. Er was geen sprake van een bewuste, planmatige werkwijze bij de verdachte en de handelingen zijn gepleegd onder invloed van alcohol. Een gevangenisstraf zou ertoe leiden dat de verdachte zijn inkomen verliest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De 16-jarige [slachtoffer] is aangerand door de verdachte toen zij met een vriendin naar huis liep na een avondje stappen. De verdachte was voor [slachtoffer] een onbekende, dronken man, die haar volgde en uit het niets begon te betasten. Dit moet voor [slachtoffer] en haar vriendin ontzettend onaangenaam en beangstigend zijn geweest, al helemaal nadat de verdachte nadrukkelijk had getoond dat hij een vuurwapen op zak had. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen behoeftes en zich niet bekommerd om de gevolgen die deze gebeurtenis voor het jonge slachtoffer en haar vriendin hebben. Het is helaas een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen langdurige en stelselmatige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Het grote leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer en het feit dat de verdachte een wapen heeft getoond, neemt de rechtbank de verdachte extra kwalijk. Het handelen van de verdachte zorgt ook voor grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Het zijn juist dit soort feiten die ouders willen voorkomen voor hun kind en het zijn ook juist dit soort feiten die ervoor zorgen dat ouders hun kinderen niet meer alleen de deur uit durven te laten gaan. Er dient dan ook een signaal afgegeven te worden aan de verdachte dat deze handelingen echt niet kunnen. Een kind hoort veilig over straat te kunnen gaan.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens zijn strafblad nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ook heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft, net als de officier van justitie, de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor dergelijke feiten tot uitgangspunt genomen. De richtlijn seksueel misbruik minderjarigen gaat uit van verschillende categorieën handelingen. De verdachte heeft het slachtoffer voornamelijk over de kleding betast, wat behoort tot de ‘lichtere vormen’ van aanranding (categorie 2). De verdachte heeft echter ook handelingen gepleegd die onder categorie 3 vallen door aan het slachtoffer een tongzoen te geven en haar over haar gezicht te likken. Voorts werkt strafverzwarend dat de verdachte een wapen heeft getoond aan het slachtoffer.
De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat bij het handelen van de verdachte niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zal de rechtbank wel een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend. Door ook een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen aan verdachte, wil de rechtbank enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden geen bijzondere voorwaarden verbonden, omdat de reclassering vanwege de onverschillige houding van de verdachte geen aanknopingspunten ziet voor interventies in het kader van toezicht.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 terzake van feit 1. Zij stelt dat zij als gevolg van dit feit psychisch letsel heeft opgelopen en zich onder behandeling heeft moeten stellen van een psycholoog. Onder verwijzing naar een tweetal andere uitspraken vordert zij een schadebedrag van € 2.000,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is het aannemelijk dat [slachtoffer] psychische schade heeft geleden als gevolg van het handelen van de verdachte. De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer] daarom, eventueel na matiging, toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is primair van oordeel dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat hij vrijspraak bepleit ter zake van feit 1. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering van [slachtoffer] te matigen tot een bedrag van € 500,00. Hij voert hiertoe aan dat [slachtoffer] al psychische problemen had voordat het strafbare feit gepleegd werd, zodat onduidelijk is wat de gevolgen zouden zijn van de aanranding en dat de feitelijke handelingen van de verdachte minder ernstig zijn dan in de jurisprudentie waarnaar zij ter vergelijking verwijst.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. [slachtoffer] is midden in de nacht door een vreemde man aangerand onder bedreiging van een vuurwapen. De aard en ernst van deze normschending zijn zodanig dat voor de hand ligt dat [slachtoffer] hierdoor (psychische) schade heeft geleden. Dat zij de vordering niet heeft onderbouwd met medische stukken, doet hier niet aan af. Dat [slachtoffer] al aan psychische problemen leed voordat het strafbare feit gepleegd werd, wat hier ook van zij, leidt evenmin tot afwijzing van de vordering. Uit vaste jurisprudentie blijkt immers dat een verdachte een slachtoffer moet nemen zoals diegene is, ongeacht diens eventuele bijzondere lichamelijke of geestelijke gesteldheid.
[slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.000,00 aan schadevergoeding. Zij verwijst hierbij naar een tweetal uitspraken met feiten die vergelijkbaar zouden zijn met de situatie van [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitspraken waarnaar verwezen wordt van een andere, zwaardere, orde. Weliswaar staat vast dat [slachtoffer] psychische schade heeft geleden, maar hierbij past naar het oordeel van de rechtbank een lager bedrag dan gevorderd. De rechtbank acht op dit moment een schadebedrag van € 500,00 billijk, zodat dit bedrag wordt toegewezen. Voor het meergevorderde kan de benadeelde partij zich eventueel wenden tot de civiele rechter.
Het toegewezen bedrag aan schadevergoeding moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank zal voor dit bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opleggen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, welke kosten thans worden begroot op nihil.

8.De voorlopige hechtenis

De verdachte is op 27 januari 2018 in verzekering gesteld. Met ingang van 29 januari 2018 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder voorwaarden.
De rechtbank ziet aanleiding om niet te bepalen dat de voorlopige hechtenis eindigt, zodat de schorsing van de voorlopige hechtenis ook nog na de einduitspraak blijft doorlopen. De rechtbank vindt het van belang dat de verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden blijft houden.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 03/228203-17

De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend. Deze vordering heeft betrekking op de voorwaardelijke straf waartoe de verdachte op 8 februari 2018 onherroepelijk is veroordeeld door de politierechter te Roermond.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de strafbare feiten zijn gepleegd op een datum (27 januari 2018) voorafgaand aan de dag waarop de verdachte voorwaardelijk is veroordeeld door de politierechter.
De rechtbank volgt hen in dit standpunt. Dit betekent dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vordering.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij K. [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe
en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen EUR 500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 27 januari 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het
meergevorderde aan immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk is en dat zij
dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan
aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve
van het slachtoffer [slachtoffer] van EUR 500,00 aan immateriële
schadevergoeding, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen
hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de
betalingsverplichting niet opheft, en te vermeerderen met de wettelijke rente
te berekenen over de periode vanaf 27 januari 2018 tot aan de dag van de
volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling
aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in
zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan
aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Vordering tot tenuitvoerlegging (met parketnummer 03-228203/17)
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. M.M. Beije is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2018 in de gemeente Roermond, door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid dan geweld, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het vastpakken van de billen en/of het (dij)been van die [slachtoffer] en/of het geven van een kus op de wang en/of het geven van een tongzoen en/of het likken van het gezicht van die [slachtoffer] ,
en bestaande die bedreiging met geweld uit het tonen van een alarmpistool en/of bestaande die andere feitelijkheid/feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] hinderlijk heeft gevolgd en/of onverhoeds
- de billen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of onverhoeds
- het (dij)been van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of onverhoeds
- die [slachtoffer] een kus op haar wang heeft gegeven en/of onverhoeds
- die [slachtoffer] een tongzoen heeft gegeven en/of onverhoeds
- in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gelikt.
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2018 in de gemeente Roermond een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie divisie regionale recherche, afdeling zeden, proces-verbaalnummer 2018014137, gesloten d.d. 14 maart 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 58.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 7 en 8.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 9.
4.De kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 36.
5.Het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, divisie regionale recherche, forensische opsporing, expertise wapens, munitie en explosieven, proces-verbaalnummer 2018014137-21.
6.Het proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 24 tot en met 29.
7.Het proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 27 en 28.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , dossierpagina 32 en 33.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 9.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 57.
11.Het proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 26.