ECLI:NL:RBLIM:2019:8837

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1501 + AWB - 19 _ 1519
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waterwetvergunning voor maatregelen in de kern van Gulpen en de beoordeling van belanghebbendheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan over de waterwetvergunning die is verleend aan de gemeente Gulpen-Wittem voor het herinrichten van de Gulp in het centrum van Gulpen. De eisers, bewoners van Slenaken, hebben beroep ingesteld tegen de vergunning, omdat zij menen dat de vergunde werkzaamheden gevolgen van enige betekenis voor hen hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunde maatregelen geen invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van de woningen van eisers. De rechtbank oordeelt dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat de vergunde werkzaamheden feitelijk geen invloed hebben op hun situatie. De rechtbank concludeert dat er geen onlosmakelijke samenhang is tussen de vergunde maatregelen en het totaalplan voor het terugdringen van wateroverlast. De rechtbank verklaart het beroep tegen de waterwetvergunning ongegrond en is onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het besluit tot wijziging van de legger. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB/ROE 19/1501 en 19/1519

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 oktober 2019 in de zaak tussen

[eisers 2], te [woonplaats 1],

[eisers 3], te [woonplaats 2],
[eisers 1], te [woonplaats 2],
eisers
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de gemeente Gulpen-Wittem.

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2019 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder aan de gemeente Gulpen-Wittem een waterwetvergunning verleend voor het herinrichten van de Gulp, het vernieuwen van een brug, het verwijderen van een deel van de overkluizing en het aanpassen van lozingswerken in de kademuren van de Gulp in het centrum van Gulpen.
Bij besluit van eveneens 16 april 2019 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder een leggerbesluit genomen ter wijziging van de legger Gulp in het centrum van Gulpen.
Eisers hebben tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld.
De beroepen zijn gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2019. Van eisers zijn de heer en mevrouw [eisers 2] en de heer en mevrouw [eisers 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.Th.B. Drummen, mr. G.G.P.M. Muijres en drs. R. Dinnesen. Voor de gemeente Gulpen-Wittem (vergunninghouder) zijn [medewerker gemeente 1] en [medewerker gemeente 2] verschenen

Overwegingen

1. Vergunninghouder heeft op 20 maart 2018 bij verweerder een aanvraag ingediend op grond van de Waterwet voor het aanleggen/wijzigen van de bestaande verkeersbrug, het verlengen van de ontkluizing van de Gulp, het verwijderen/aanpassen van bestaande duikers (deels), het vervangen van metselwerk van bestaande kademuren, het aanleggen van nieuwe kademuren, het vergroten van de beleefbaarheid van water door middel van de aanleg van trappartijen en het wijzigen van het doorstroomprofiel/capaciteit van de Gulp. De ontwerpvergunning heeft ter inzage gelegen van 31 augustus 2018 tot en met 11 oktober 2018. Eisers hebben een zienswijze ingediend.
2. Bij het bestreden besluit 1 heeft verweerder aan vergunninghouder de gevraagde waterwetvergunning verleend. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden omdat de met de onderhavige vergunning te vergunnen maatregelen in het centrum van Gulpen geen invloed hebben op de waterstaatkundige situatie ter plaatse van hun woningen in Slenaken. Op die grond heeft verweerder een inhoudelijke beoordeling van de door eisers ingediende zienswijze achterwege gelaten.
3. Eisers hebben in beroep gemotiveerd betoogd dat zij een objectief en persoonlijk belang hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door de watervergunning. Daartoe wijzen zij op de onlosmakelijke samenhang tussen het Centrumplan Gulpen en een totaalpakket aan maatregelen dat aan de Gulp zal worden uitgevoerd, en op het feit dat hun percelen grenzen aan de Gulp of vlakbij de Gulp bovenstrooms in Slenaken zijn gelegen, waar een dam (retentiebekken) is gepland als onderdeel van dit totaalpakket aan maatregelen. Naarmate er benedenstrooms in Centrum Gulpen minder maatregelen worden getroffen om wateroverlast van de Gulp te beperken, zullen er bovenstrooms – bij de percelen van eisers – meer maatregelen getroffen moeten worden om het door verweerder gestelde doel om wateroverlast door de Gulp te beperken tot 1 op 100, te bereiken. Betoogd is dat met de thans vergunde maatregelen onvoldoende wordt gedaan om die doelstelling te verwezenlijken, waardoor bovenstrooms maatregelen die eisers niet wensen, onontkoombaar worden. In die zin is er een onlosmakelijke samenhang, aldus eisers.
4. In het omgevingsrecht geldt voor beoordeling van belanghebbendheid het volgende.
Zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is overwogen in haar uitspraak van 16 maart 2016 (ECLI:NL: RVS:2016:737) moet, wil er sprake zijn van belanghebbendheid, aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.
5. De vraag is of eisers gevolgen van enige betekenis ondervinden van hetgeen met het bestreden besluit is vergund. De geplande en vergunde werkzaamheden zijn bedoeld om de waterbeleving van de Gulp in het centrum van Gulpen te versterken en vergroten in beperkte mate de afvoercapaciteit in de kern van Gulpen. Zoals door verweerder gesteld en door eisers niet bestreden, hebben de vergunde maatregelen feitelijk geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van de woningen van eisers stroomopwaarts in Slenaken. Met andere woorden: door de vergunde werken en maatregelen verandert er stroomopwaarts niets. Dat maakt dat verweerder eisers in beginsel terecht niet als belanghebbenden heeft aangemerkt.
6. De door eisers gestelde onlosmakelijke samenhang van de nu vergunde maatregelen met het geplande totaalplan voor het terugdringen van de wateroverlast die de Gulp veroorzaakt, die er in de beleving van eisers is, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank stelt vast dat er niet alleen feitelijk niets wijzigt stroomopwaarts van de vergunde werken, maar er ook formeel juridisch geen sprake is van een direct onlosmakelijk verband. De nu aan de vergunninghouder vergunde werken en maatregelen zijn in juridisch opzicht leidend noch dwingend bij de uiteindelijke invulling of uitvoering van het totaalplan. De aanvraag die heeft geleid tot het bestreden besluit 1 staat zowel feitelijk als in juridisch opzicht los van de plannen die de verschillende betrokken overheden ontwikkelen voor het stroomgebied van de Gulp. De verleende waterwetvergunning is daarom door verweerder een ‘no regret-vergunning’ genoemd. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard dat de vergunde werken en maatregelen geen belemmering vormen voor de nog te ontwikkelen en vast te stellen plannen voor het totale Gulpstroomgebied. Hetgeen thans is vergund, is niet onomkeerbaar noch in beton gegoten, maar, aan- en inpasbaar indien nodig of gewenst bij voortschrijdend inzicht bij de verdere planvorming. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het standpunt van eisers dat er een onlosmakelijke samenhang bestaat tussen de thans vergunde werken en maatregelen en het totaalplan, is gebaseerd op een toekomstige onzekere gebeurtenis, nu immers de besluitvorming over het totaalplan nog niet is afgerond, en op die besluitvorming daarover met het bestreden besluit 1 niet dwingend wordt vooruit gelopen. Dat eisers vermoeden dat dit in de praktijk wellicht anders zal uitpakken, wat daarvan ook zij, leidt niet tot een andere conclusie.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eisers geen belanghebbenden zijn en daarom hun zienswijze niet bij de totstandkoming van het bestreden besluit 1 heeft betrokken. De beroepsgronden van eisers slagen niet.
6. Voor zover eisers beroep hebben ingesteld tegen de vaststelling van de legger voor het centrum van Gulpen, het bestreden besluit 2, overweegt de rechtbank als volgt.
Het vaststellen van een legger, en van een wijziging van de legger, is een verplichting op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet. In de legger wordt omschreven waaraan een waterstaatswerk naar ligging, vorm, afmeting en constructie moet voldoen en de legger bevat tevens een overzichtskaart waarop de ligging van de kering en de daaraan grenzende beschermingszones staan aangegeven.
Op grond van artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij de Awb behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Bijlage 2). Uit de opsomming in artikel 1 vloeit voort dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, genomen op grond van artikel 5.1 van de Waterwet, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd.
De rechtbank stelt vast, hetgeen door eisers ter zitting desgevraagd is erkend, dat het beroep van eisers niet (ook) is gericht tegen de ligging van de beschermingszones in de legger. Dat betekent dat de rechtbank niet bevoegd is van het beroep tegen het bestreden besluit 2 kennis te nemen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het besluit van verweerder tot wijziging van de legger “Gulp in het centrum van Gulpen”;
  • verklaart het beroep tegen de Waterwetvergunning ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen (voorzitter), mr. J.M.E. Derks en mr. M.M.L. Goofers, leden, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 oktober 2019

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.