Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
(primair)brand heeft gesticht waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of personen te duchten was, dan wel dat verdachte
(subsidiair)een hekwerk, een omheining en/of een of meerdere (plastic) doeken heeft vernield.
3.De beoordeling van het bewijs
4.De bewezenverklaring
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De straf
first offenderis en zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis steeds meewerkend heeft opgesteld tegenover de reclassering, is de rechtbank echter van oordeel dat in deze zaak kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Daarnaast is een forse taakstraf passend als vergelding voor het door verdachte gepleegde feit.
8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
€ 12,93 +
9.Het beslag
10.De wettelijke voorschriften
11.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 328 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
meldplicht);
ambulante behandeling);
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
de rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van hedennu het onvoorwaardelijk deel van de straf gelijk is aan het door verdachte reeds ondergane voorarrest;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] , wonende te [woonplaats] ,
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 817,49, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 26 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening; - verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de door haar gevorderde materiële schade ten aanzien van de posten vernield hekwerk en verlies van arbeidsvermogenen bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de door haar gevorderde immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staatten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde partij] , van
€ 817,49, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening; - bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;